Geschiedenis van het oud-rechterlijk archief Stad en Heerlijkheid Borculo en van de bewerking

De toegang of inventaris op het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo werd reeds in 1913 vervaardigd. Inventarisator was J.P.W.A. Smit, de latere rijksarchivaris in Noord-Brabant. Aan de inventaris is nog weer later een nadere toegang op de procesdossiers toegevoegd. De hierna volgende inleiding en de toelichting bij de vormen van rechtspraak zijn overgenomen uit de oorspronkelijke archiefinventaris.

Breukenprotocol Borculo

Inleiding
De oud-rechterlijke archieven van Borculo bevatten de protocollen, registers en overige bescheiden der gerechten van stad en heerlijkheid. Gelijk zij thans in het depot van het Rijksarchief in Gelderland zijn opgenomen, vangen zij in de geregelde orde eerst in het tweede kwart der 17e eeuw aan, hoewel daarnaast ook oudere stukken zijn bewaard gebleven, die evenwel nimmer tot de 16e eeuw reiken. De grens tussen oud- en nieuw rechterlijk archief is die der opheffing van de oude locale gerechten door de instelling der tribunaux de premiere instance na de inlijving bij Frankrijk en in overeenstemming hiermede zijn geen jongere stukken dan van het jaar 1811 aanwezig. De ongegrondheid van het verhaal, reeds door Staats Evers: “De voormalige steden van Gelderland”, pag. 57 bestreden, als zou de Munsterse bisschop Christoffel Bernard van Galen bij zijn invallen in Borculo in de jaren 1665 en 1672 de archieven dier plaats naar Munster hebben doen vervoeren, wordt, wat het rechterlijk archief aangaat, door het bovenstaande voldoende weerlegd. Op 17 Mei 1672 werd de toenmalige secretaris-landschrijver Dr. Engelbert Hoevel toegestaan de “protocollen” buiten Borculo mits binnen de graafschap Zutphen tijdelijk in verzekerde bewaring te brengen en er is geen reden om aan te nemen, dat dit niet aldus geschied is. (Acte in het ordinair signaat van het landgericht d.d. 17 Mei 1672.) In de laatste jaren der 17de eeuw werd dit archief reeds geordend door de toenmalige secretaris-landschrijver Petrus Sybille, maar deze inventaris was vrij systeemloos en is bovendien later geheel verstoord.
Inderdaad hield zij doorgaans geen rekening met de verschillende attributiën der gerechten en onderscheidde zij niet tussen de verschillende gerechten; het was waarschijnlijk gewoonte om de losse stukken, behalve de dossiers der processen, dooreen van jaar tot jaar te bewaren.
Omstreeks het jaar 1733 werd door de secretaris-landschrijver G. Vatebender een nieuwe regeling getroffen. De meeste stukken, ouder dan die datum en de oudere protocollen werden uit de secretarie verwijderd en blijkbaar in een zeer ongeschikte plaats, naar vermeld een kamer in de kerk, opgeborgen (Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven 1884 pag. 20). Vandaar, dat men later opsomde: papieren, die zodanig vergaan waren, dat nog slechts gedeelten van regels zichtbaar waren en die zelfs niet konden lijden, dat men ze ter hand nam; andere, die zodanig door de wormen vernield waren, dat de inhoud onleesbaar was, terwijl de bladen van vele acten reeds hun verband verloren hadden (eenvoudige notitie in een rekenboekje bij de boedelpapieren).
Dit oude gedeelte van het archief werd in het jaar 1884 door de rijksarchivaris op de zolder van het toenmalige stadhuis in onbeschrijflijke toestand gevonden en door hem naar het depot te Arnhem overgebracht. (Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven, ibid).
De archieven, die na 1733 werden gevormd, bleven met enkele oudere stukken ter secretarie bewaard, ingevolge besluit van de gouverneur der provincie van de 13e april 1817 No. 2865/7, 1e afdeling in dat jaar van 1 tot 4 juli een inventaris werd opgemaakt. Eerst later zijn zij naar de arrondissementsrechtbank te Zutphen overgebracht, vanwaar zij, in het jaar 1888 door de rijksarchivaris in Gelderland zijn overgenomen. (Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven 1888 pag. 80.)
In overeenstemming met de lotgevallen van beide gedeelten was ook de staat van conservatie verschillend. Het oudste gedeelte heeft zwaar van vocht en ongedierte geleden en de volgorde was tot op de enkele stukken volledig verstoord, maar bovendien waren ook fragmenten van vele stukken door het gehele archief verspreid. Naar schatting is van dit archief ruim de helft verloren gegaan.
De stukken van het nieuwere gedeelte hadden niets geleden en zijn in 1817 in aansluiting met de vroegere regeling tegen verder verval behoed.
In het jaar 1891 maakte de toenmalige rijksarchivaris een summiere inventaris der delen en losse papieren van het nieuwere gedeelte, terwijl tevens omstreeks die tijd uit de oudere papieren zodanige gelicht werden, die betrekking hadden op het geslacht van der Feltz en aanverwante families. Deze laatste stukken zijn thans met aantekening van hun vindplaats weder in het organisch verband teruggebracht.

Onderscheid stads- en landgericht
De rechtspraak was te Borculo oudtijds in eerste aanleg over twee colleges verdeeld, het stadsgericht had competentie over de stad, het landgericht over de vier voogdijen der heerlijkheid: Geesteren, Eibergen, Neede en Beltrum. Van vonnissen van het stadsgericht in civiele zaken ging men in appel bij het stadsappellationsgericht en daarna eerst bij het appellationsgericht van de graafschap Zutphen. Van het landgericht ging men aanstonds bij het laatste in hoger beroep.
Ook werden te Borculo nog een leenkamer die in leenzaken, en een hofgericht dat in zaken van hofhorige goederen rechtte, gevonden, wier archieven echter niet ter secretarie bewaard werden. De enkele stukken die hiervan in het depot te Arnhem worden aangetroffen zijn waarschijnlijk reeds van ouds door toeval tussen de andere geraakt.
Daar gelijk gezegd oudtijds een scheiding tussen de bescheiden van stadgericht en landgericht niet steeds sterk op de voorgrond trad en in criminele zaken en in de laatste helft der 18de eeuw ook in kleine civiele zaken en in wezenzaken in de registratie zelfs geheel verdween, scheen het rationeel het archief in de eerste plaats in een crimineel, een civiel, een vrijwillig en een huishoudelijk gedeelte te onderscheiden, en eerst binnen deze afdelingen de splitsing tussen stad- en landgericht tot haar recht te doen komen. Maar ook hier vormden de uiterst slechte conservatie en meer nog de onnauwkeurigheid der vroegere secretarissen een beletsel tot strenge doorvoering dezer onderscheiding. De tijdrovende arbeid die dit vorderde bleef in vele gevallen zonder gunstig gevolg, zodat alle reden aanwezig was om een nieuwe onderafdeling te vormen, die der stukken, wier plaats of bestemming niet meer of niet dan met grote moeite te bepalen was.
Het scheen onnodig de akten, uitgegaan van de gerechten die volgens de oude rechtsbedeling functioneerden, af te scheiden van die, welke afkomstig zijn van de gerechten, ingesteld na het jaar 1795, omdat de feitelijke toestand niet veranderde en de oude registers regelmatig vervolgd werden.
Vaak was het moeilijk de kladexemplaren der registers te scheiden van de netexemplaren. De secretarissen volgden niet allen dezelfde gedragslijn en netregisters werden soms niet vervaardigd indien het kladregister duidelijk genoeg scheen. Daarom zijn beide series, voor zover zij elkaar aanvulden, tot één samengevoegd.
Ten slotte is het mij een aangename plicht mijn hartelijke dank te betuigen aan de rijksarchivaris in Gelderland Mr. A.C. Bondam, die mij niet alleen de gastvrijheid van het rijksarchief als volontair aanbood, maar op wiens voorlichting en hulp in raad en daad ik nimmer vergeefs een beroep deed, terwijl niet onvermeld mag blijven de bijstand die de volontair mejuffrouw L. Sormani mij de laatste weken verleende.

30 april 1913
J.P.W.A. Smit.

1  Criminele rechtspraak
De heer bezat zowel binnen de stad als in de vier voogdijen der heerlijkheid de hoge justitie. Op het eind der 17de eeuw liet hij als uiterlijk teken dezer macht op de stadsmarkt een drilhuis plaatsen (interrogatoir d.d. 8 januari 1706).
In criminele zaken waren er drie gerechten: het hoge stadsgericht, het hoge landgericht en het stadsbreukengericht. Het hoge stad- en het hoge landgericht werden beide in breukenzaken door de richter der heerlijkheid en in lijfstraffelijke zaken mede door de schout der heerlijkheid voorgezeten. Met hen oordeelden twee of drie der vier tijdelijke burgemeesters der stad. De delinquenten werden voor beide gerechten door de advocaat-fiscaal der heerlijkheid gedaagd, die de boeten ten voordele van de heer invorderde. Verschil bestond echter in de plaats van vergadering, daar het hoge stadsgericht gehouden werd “op het hof” vóór of aan de Haverbrug omdat geen burger over de Haverbrug, dat is buiten de stad, mocht getrokken worden, en het hoge landgericht over de Haverbrug “boven op ’t hof”.
Een gewichtiger onderscheid bestond hierin, dat de competentie van het eerstgenoemde gerecht beperkt was door die van het stadsbreukengericht.
Dit laatste werd doorgaans op het stadhuis gehouden en bekleed door drie der tijdelijke burgemeesters als schepenen. Het oordeelde over civiele breuken “daar geen bloedrun en is” en die niet “geheel argelick en sijn ende exempel van bose consequentie” (zaken van overspel).
De overtreders werden geciteerd door de stadsfiscaal, terwijl de boete gevorderd werden ten profijte van stad of magistraat.
In de laatste helft der 17de eeuw kwam het stadsbreukengericht echter niet meer bijeen; de weinige overtreders werden bestraft door de stadsfiscaal, die alleen zat, of zelfs werden zij, indien er geen fiscaal was, door stadsgerechts-dienaren voor de vastgestelde boete aangeslagen.
Geschillen over competentie bleven niet uit. In het jaar 1678 beklaagden burgemeesters en gemeens-luiden der stad zich bij de heer, dat zijn advocaat-fiscaal burgers wegens sommige delicten, die steeds tot de competentie van het stadsbreukengericht behoord hadden, citeerde. Hun schijnt hierin genoegdoening gegeven te zijn, maar in het jaar 1705 herhaalden zich deze feiten, die waarschijnlijk in de hand gewerkt werden door de slappe handhaving der justitie door de magistraat van Borculo: publicatie van stadsbreuken was in vele jaren niet geschied en rechter en drost konden feitelijk naar waarheid deponeren, dat zij nimmer van het stadsbreukengericht gehoord hadden (interrogatoir d.d. 20 januari 1706). Intussen stelden de burgemeesters weder op 27 maart 1705 een stadsfiscaal aan die tot het jaar 1724 verschillende boeten geïnd heeft.
In criminele zaken zijn de akten vóór stad- en vóór landgericht dooreen in één protocol geregistreerd.

2  Rechtspraak in civiele zaken
Voor de rechtspraak in civiele zaken waren te Borculo twee gerechten: het stadsgericht en het landgericht. Bij het ordinaire stadsgericht werd de bank gespannen op het stadhuis en bekleed door twee of drie tijdelijke burgemeesters der stad als schepenen met de pen bijgestaan door de secretaris.
Het ordinaire landgericht werd mede op het raadhuis gehouden; hier zat de rechter der heerlijkheid voor en oordeelden met hem twee of drie tijdelijke burgemeesters der stad als schepenen.
Het landgericht had zijn landschrijver, steeds dezelfde persoon als de secretaris der stad.
Ook in markezaken sprak het landgericht recht, maar, hiervoor geen commissie hebbende, slechts op verzoek van partijen en op haar risico (minuut van het ordinaris landgericht protocol d.d. 11 september 1671).
Men onderscheidde nog een gerichtsorde voor kleine zaken, waarbij over verschillen van dienstbodenlonen, reparaties van huurhuizen en dergelijke geoordeeld werd.
De akten in deze zaken voor stad- of landgericht werden in één protocol dooreen geregistreerd.

3      Vrijwillige rechtspraak
In zaken van vrijwillige rechtspraak waren stad- en landgericht op dezelfde wijze samengesteld en zaten terzelfder plaatse als voor de civiele contentieuze rechtspraak het geval was.

4     Huishoudelijke zaken

Indexproject en verantwoording van de bewerking
Al sinds begin jaren ’90 van de vorige eeuw wordt er door vrijwilligers gewerkt aan het op naam toegankelijk maken van de oud-rechterlijke archieven van Stad en Heerlijkheid Borculo (ORAB). De indexen worden opgenomen in originele volgorde, na de volledige bewerking wordt er ook index op alfabetische volgorde gemaakt.
De indexen kunnen op deze website bekeken en/of gedownload worden. U kunt relevante gegevens bij elkaar zoeken en daarmee aan de slag gaan met behulp van de microfilms in de Bibliotheek van Borculo of met de originelen (voor zover deze ter inzage gegeven kunnen worden) in de studiezaal van het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers in Doetinchem.

Enkele opmerkingen bij de bewerking
De indexen zijn en blijven een (beperkt) hulpmiddel. Zij vervangen de originele bestanden niet. Zij zijn ook niet volledig, omdat de materiële toestand verfilming en dus bewerking niet altijd toeliet. Zijn ze wel verfilmd, dan kan de kwaliteit van het origineel of de film zodanig zijn (geweest), dat het maken van een index erg moeilijk was. Er kan dus ook geen garantie worden afgegeven voor de volledigheid en juistheid van de in de indexen opgenomen gegeven. Het was en is vrijwilligerswerk. Daarom stellen wij het op prijs wanneer u ons geconstateerde onjuistheden, opmerkingen en aanvullingen aan ons wilt doorgeven. U kunt daarvoor gebruik maken van het reactieformulier (onderaan) of e-mailen naar info@heerlijkheidborculo.nl

Voor een volledige beschrijving van de afzonderlijke bestanddelen volstaan wij hier met de verwijzing naar de pagina met de indexen op het oud-rechterlijk archief van stad en heerlijkheid Borculo raadplegen. Uiteraard is de inventaris ook te raadplegen op de website van het Erfgoedcentrum of via Archieven.nl.  Een specificatie van de procesdossiers in het oud-rechterlijk archief vindt u hier. De indexen op de specificatie van de procesdossiers zijn te vinden onder het algemene inventarisnummer.

Sommige gerechtelijke protocollen waren voorzien van een (beperkte) eigentijdse index op (voor-)namen. Andere protocollen bevatten naast de volledige akte ook een beknopte samenvatting van de akten per voogdij. Wij hebben het aan de vrijwilligers overgelaten om deze eigentijdse indexen wel of niet te indexeren.

Beschikbare indexen 
Zoals gezegd, zijn er indexen gemaakt op de originele volgorde en in alfabetische volgorde.  Wij adviseren om de “index originele volgorde” te raadplegen in die gevallen waarin stukken niet chronologisch geordend zijn (m.n. procesdossiers) om ze sneller terug te kunnen vinden in het originele bestand. Verder wordt de context uit het alfabetische bestand meestal niet duidelijk. Soms kan het gaan om een incidentele vermelding (de eigenaar van een belendend perceel bijvoorbeeld). Bij raadpleging van de index originele volgorde worden de relaties tot andere personen of plaatsen in een oogopslag duidelijk.
Bij het gebruik van de indexen is het belangrijk te weten dat zij gemaakt zijn vanaf microfilm. Dat heeft soms tot gevolg gehad dat één inventarisnummer verdeeld is over twee microfilms. Dit wordt aangeduid door middel van de romeinse cijfers -I en -II achter het inventarisnummer. Verder kan het zijn dat bij latere raadpleging van de originelen in een studiezaal de oorspronkelijke volgorde verstoord is. De indexen weerspiegelen dus de aangetroffen volgorde van de originelen op het moment van verfilming.

Naschrift januari 2017
De Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo werd in 2016 opgeheven. Daarmee eindigde formeel ook het indexproject, maar af en toe zullen nog nieuwe indexen aan het websitebestand toegevoegd worden. Daarvan zal via het blog in de inventaris van het oud-rechterlijk archief Borculo melding gemaakt worden. De indexen zijn ook beschikbaar gesteld aan het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (ECAL) te Doetinchem. Ze zijn inmiddels gekoppeld aan de bijbehorende inventarisnummers van het oud-rechterlijk archief van stad en heerlijkheid Borculo en toegankelijk via de website. De microfilms, handig te gebruiken in geval een origineel bestand niet ter inzage kan worden gegeven vanwege de slechte materiële toestand, zijn in januari 2017 in overgedragen aan de Historische Vereniging Borculo. Voor gebruik, toegankelijkheid e.d., zie de website van de HisVeBo.