Oudste vermeldingen
De stad Borculo is in historisch opzicht een betrekkelijk jonge nederzetting. In archiefstukken uit de twaalfde en dertiende eeuw komt de naam alleen voor als familienaam. In de goederenlijst van graaf Hendrik van Dahl, heer van Diepenheim, die uit 1188 zou dateren, komt de naam van Henricus de Burglon voor. De goederen die de graaf in het gebied van de (latere) de heerlijkheid Borculo bezat, worden allemaal aangeduid als liggend in een kerspel (Groenlo, Eibergen, Neede en Geesteren).
Duidelijk is dat er een relatie was tussen de stad en de heren van Borculo. De stad Borculo is ontstaan uit de nederzetting bij het kasteel van de heren van Borculo aan de benedenloop van de Oude Grolse Slinge. Ergens in de middeleeuwen moet een nieuwe tak van de Berkel zijn gegraven tussen OldenEibergen/Haarlo en Borculo, waardoor het kasteel werd voorzien van Berkelwater. Vermoedelijk is die verlegging gebeurd om het kasteel beter verdedigbaar te maken.
In 1337 werd door heer Henricus V van Borculo en zijn vrouw Beatrix een kapel gesticht bij het kasteel. Voor zover tot nu toe bekend is dat tevens de oudste vermelding van de nederzetting bij het kasteel. Maar toen ging het ook snel. De kapel bleef tot 1509 afhankelijk van de moederparochie Geesteren. Het kasteel Borculo behoorde kerkelijk tot Eibergen. Een soortgelijke situatie bestond er ook in de naburige heerlijkheid Bredevoort, waarbij de kapel in de nederzetting bij het kasteel bij de parochie Aalten bleef behoren en het kasteel zelf bij de parochie Winterswijk. In 1509 werd de kerk van Borculo verheven tot zelfstandige parochie Borculo. Tegelijkertijd werd het kasteel Borculo uit het kerspel Eibergen losgemaakt en bij de nieuwe parochie Borculo gevoegd.
De buurschap Borclo
In enkele vijftiende eeuwse oorkonden wordt melding gemaakt van een buurschap Borklo (1421) of Borclo (1477). In deze buurschap, gelegen in het kerspel Eibergen tussen het kasteel Borculo en de buurschap Haarlo, lagen de goederen Vokkink en Eldijck (mogelijk boerderij Holdijk, die tegenwoordig in Haarlo ligt). De buurschap werd ook wel naar dit laatste goed genoemd: Eldijck. In deze buurschap stonden betrekkelijk weinig boerderijen. Behalve beide genoemde erven lag er alleen het oude, in 1188 al genoemde goed Ameschot. De grenzen van de buurschap werden naar het zuidwesten toe gevormd door de Lerinkbeek (die een voortzetting was van de Grolse Beek), naar het oosten door de markegrens met Haarlo, naar het noorden en westen door de kerspelgrens met Geesteren. Hypothetisch kan gesteld worden dat het kasteel van Borculo gevestigd is in het uiterste westen van deze buurschap Borclo. De buurschap ligt grotendeels in een oude beekoverstromingsvlakte. Maar ook in de rest van het gebied heeft het water veel invloed gehad op de uiterlijke vorm van het landschap. Niet voor niets heet het gebied tussen Haarlo en Borculo ook wel de Waterhoek. De vele dijken in het gebied duiden erop dat de nederzetting Borculo ook beschermd moest worden tegen overstromingen. De ten zuiden van de Lerinkbeek gelegen buurschap Dijkhoek heeft er zijn naam aan overgehouden. In dit waterrijke en strategisch gelegen gebied werd een verdedigbaar kasteel gebouwd. En de heren die er zich vestigden namen de buurschapsnaam over. Strategisch gelegen, omdat het halverwege Zutphen en Vreden lag (in de elfde en twaalfde eeuw de belangrijkste steden in het gebied) en op een belangrijke noord-zuidroute lag.
Stadsrechten
De nederzetting Borculo ontwikkelde zich pas onder de heren van Borculo uit het geslacht Bronkhorst. In 1375 verleende Gijsbert II van Bronkhorst, die door huwelijk met erfdochter Henrik(e) van Borclo-Dodinkweerde heer van Borculo was geworden, stadsrechten aan de nederzetting. Het stadsrechtprivilege is in de stadsbrand van 1590 verloren gegaan. Na die brand hebben de toenmalige burgemeesters het stadsrechtprivilege gereconstrueerd. Dat Borculo stedelijke rechten bezat, blijkt ook uit het gebruik van een stadszegel, waarvan het oudst bewaarde exemplaar uit 1409 dateert.
Het stadsrecht werd enkele malen aangevuld en uitgebreid. De belangrijkste wijziging vond plaats in 1778, toen de jaarlijkse magistraatsbestelling of -verkiezing verplaatst werd van de eerste zondag na Driekoningen naar de eerste woensdag in april.
De tekst van en toelichting op het stadsrecht vindt u hier.
Zegelgalerij
In de loop van de tijd is het stadszegel enkel malen vervangen. Het oudst bekende stadszegel tot nu toe, dateert uit 1409. Op dat zegel zijn de ijshaken afgebeeld, maar de bollen (waarschijnlijk) niet. Op (wat) latere zegels zijn deze wel aanwezig. Het schild veranderde in de loop van de tijd van een puntvormig schild (kenmerkend voor de middeleeuwen), naar een wat meer afgerond schild en in 1643 had het zelfs een barokke vorm. De gotische vorm (schild met alleen randversiering) werd tot na de overgang in 1616 naar Gelderland/Zutphen gebruikt. Dekkleden, helm en het stadswapen erboven zijn zeventiende eeuwse toevoegingen. Een van de afbeeldingen toont het zegel uit 1643 (dit jaartal is voorlopig, ik weet nog niet exact wanneer het zegel vervangen werd). Het schild kreeg in jongere zegels (1777 bijv.) zijn namiddeleeuwse, meer afgeronde vorm terug. Dat zegel werd de basis voor het gemeentewapen, dat in 1816 (met foutieve kleurstelling) werd vastgesteld door de Hoge Raad van Adel.
Recente literatuur:
- Frans Scholten, Historische plattegronden van Nederlandse steden. Gelderland, deel 8.3. De steden van Achterhoek en Liemers (Alphen aan den Rijn 2006), blz. 26-29
- F. Keverling Buisman, ‘Heerlijkheidssteden in de Achterhoek’, in: Jaarboek Achterhoek en Liemers 2009, blz. 11-29
- Joost Cox, Repertorium van de stadsrechten in Nederland (Den Haag 2005), blz. 68.
- E.J. Ebbenhorst Tengbergen, ‘Het wapen van de gemeente Borculo’, in: Jaarboek Achterhoek en Liemers 1982. Deel V. Gemeentewapens, blz. 27-29 en 80 (afbeelding in kleur).