Op 19 oktober 1765 werd in het klooster Groot Burlo, bij Winterswijk over de grens, door afgevaardigden van het Furstendom Gelre en Graafschap Zutphen enerzijds en het Hoogstift Münster anderzijds een akkoord gesloten over het verloop van de grens tussen beide landen. Tussen 20 september 1766 en 22 oktober 1766 werd er uitvoering aan gegeven. Van de plaatsing werd een protocol opgemaakt dat op laatstgenoemde datum te Winterwijk werd ondertekend.[1] In dat register werden de locaties van de stenen nauwkeurig beschreven, maar ook, welke stenen er geplaatst werden en op wat voor een ondergrond. In 2015/2016 is het dus 250 jaar geleden dat de Gelders-Münsterse grens opnieuw en definitief werd vastgesteld.
Veel van de oorspronkelijke stenen zijn nog aanwezig. Steen nummer 1 zou bij de zogenaamde jurisdictiepaal geplaatst moeten worden, op de grens van Gelderland, Münster en Overijssel. Maar men was het niet eens over de exacte locatie, zodat, ter voorkoming van ‘contest’ gewacht moest worden op het antwoord van de hoogste vertegenwoordiger van het Overijsselse gezag in de regio, nl. de richter van Haaksbergen. De andere stenen werden wel geplaatst, waarbij en passant aardige historische details worden vermeld. Grenssteen nr. 2 kwam op de grens nabij de zgn. ‘Nieuwe kerk’, die geen schuilkerk meer was, maar de naam was behouden gebleven (‘Niekerk’). Daar werd ’tussen een dubbelde landeweer aan het einde van de allee oft weg, in de sloot off graven van de beide landeweeren’ de steen geplaatst. Onder deze steen waren keien gelegd ‘nevens eenig swart gruis van smitskolen’. Enkele toponiemen en familienamen passeren de revue: de Winkelhorster capel (de kerk van Oldenkotte), Derk Oldenkotte, ‘de Gelderschen boer Oldenkotte’ (de naam komt aan beide zijden van de grens voor), de ‘Beumers Schwilschen Kamp, IJsevoorts Camp (naar een voormalige bezitter van havezate Borg of Mervelt in Rekken?). Interessant werd het bij de Berkel. Want wat doe je met een grenssteen als de grens midden door een te bevaren ondiepe rivier loopt? De grens liep verliep er tussen de stenen 10 en 11. In het protocol werden de bevonden situatie en de gekozen oplossing als volgt beschreven:
‘Bij de settinge van desen steen sub num. 10[2], bevond zig dat den landmeter een steen, sub num. 11[3], aan de oversijde van de Berkel op het Munsters territoir hadde laten brengen, om daardoor te betonen, dat tussen die beide steenen, het midden van de Berkel die scheidinge maakte, hetgeen door alle de heeren gecommitteerdens overtollig wierd geoordeelt, dan tegelijk niet raadsaam geagt die ongeset te laten, alsoo daardoor in de nummers ter sake, die overige steenen bereits op haare gedesigneerde plaatsen waren gebragt, ligtelijk een confusie soude hebben kunnen ontstaan, weshalven tot voorkominge van alle erreur en misverstande hetgeen daaruit dat eene met een Gelders wapen voorsienen steen in het geheel op Munsterschen bodem geset wierde, zoude hebben kunnen ontstaan, geresolveert en goedgevonden is te declareren, sooals geschied bij desen, dat die steen sub num. 11 blootelijk en alleen om daardoor het midden der Berkel als een scheidinge aan te duiden, sou geset worden, dog dat ter oorsake voorschreven, het Geldersche wapen daar wederom zoude worden uitgehouwen’.
Bij steen nummer 13 gebeurde het omgekeerde, toen die steen vanwege een sloot noodzakelijkerwijs geheel op Gelders grondgebied moest worden geplaatst. In Zuid-Rekken, nabij de ‘Gelderschen Huttenkamp’ (de Hutte is nog een bestaande boerderij aan de rijksgrens in Rekken) werden de stenen met de nummers 19 tot en met 26 geplaatst. Zij markeerden de Sneetgraven, waarvan men verwachtte dat die snel zou dichtgroeien. Omdat de grens hier niet in een rechte lijn verliep, werd meteen maar afgesproken om die hier regelmatig gemeenschappelijk te onderhouden.
De meeste stenen werden voorzien van de wapen van Gelre en Münster, maar de (enkele) kleinere stenen alleen met een nummer, bijv. nr. 27 in Zuid-Rekken.
Steen 36 werd geplaatst ‘in een kuil agter de Overdijks maete aan de Ramsbeeke’. Vandaar ging het op het Zwilbroek aan. Namen als Rensmanscamp en de Matsmate worden in andere historische veelvuldig in relatie tot markeconflicten tussen Eibergen en Vreden genoemd. Want conflicten tussen marken waren vaak een eerste signaal dat de grenzen nauwkeurig(er) bepaald moesten worden. Wanneer de markengrens tevens de grens was tussen verschillende landsheren, dan lag een ‘internationaal’ of ‘interprovinciaal’ conflict op de loer. In Eibergen en Rekken leverde dat vooral ruzies met Vreden (Münsterland) en Langelo/Haaksbergen (Overijssel) op. Vooral in de achttiende eeuw leidden markenruzies tot langdurige en kostbare procedures. Daarbij speelde de heer van Borculo, ook al was die erfmarkenrichter in Eibergen en Rekken, geen rol van betekenis meer. Conflicten met de buurlanden werden afgedaan door Gelderland, dat één van de zeven soevereine gewesten van de Republiek was.
Bij de Matsmaete, in de Holterhoek nabij het Zwillbrock, begon een landeweer. Daar werd steen nr. 41 geplaatst. Op een hoek van het kampje aan het ‘Grolse voetpad ten einde van de landeweer’, werd steen 42 geplaatst. Vandaar verliep de grens verder ‘langs de nieuwe weide, alwaar het [Munsterse] gerigt staat’. De stenen 46 en 47 werden in het veen ‘op geheide palen geset’.
Wie de wandelroute rondom het Zwilbroekse Veen kent, weet dat ongeveer halverwege, bij de rustplaats waar de route weer naar het noorden afbuigt, een oude grenssteen te vinden is. Het is de steen met het oude nummer 66 staat in het Zwilbroekse Veen. Hij is, zoals vele andere, voorzien van het Münsterse en het Gelderse wapen.
Bij de plaatsing in 1766 werd de locatie (in het Duits en (hier)het Nederlands) in eerder genoemd protocol als volgt omschreven:
‘Verder gaat die scheidinge van bovengemelten hoeksteen sub num. 48 ofte het middelpunt der beide gepraetendeerde hoekesteenen, in eene regte linie door het veen langs twee kleine steenen met letters sub num 49 en 50, tot op de plaats daar de soogenoemde Veenepaal gestaan heeft, alwaar een hoeksteen met wapens is geset sub num. 51.’
Deze steen staat er nog steeds en wordt op de topografische kaart als grenssteen 800a vermeld. Dit nummer is ook op een recent aangebracht plaatsje van kunststof op de zijkant van de steen te vinden.
Bennie te Vaarwerk
[1] Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen, Msc. VII (z.T. Dep.), Nr. 464, Land-Grenzbuch des Amts Ahaus worinnen die mit denen benachbarten Provinzen getroffene Grenz Vergleiche, Schnadbeziehungen und desfalligen Protocolla, etc. zusammengetragen sind, 1770. De bestanden zijn fraai gedigitaliseerd en te vinden op de website.
[2] Nu grenssteennr. 825.
[3] Deze steen staat er nog. Op de topografische kaart van 1986/1989 heeft hij geen (nieuw) nummer. Hij staat geheel op Duits grondgebied. Zie foto.