Categoriearchief: Vorstbisdom Münster

De Gelders-Münsterse grens van 1765-1766

Op 19 oktober 1765 werd in het klooster Groot Burlo, bij Winterswijk over de grens, door afgevaardigden van het Furstendom Gelre en Graafschap Zutphen enerzijds en het Hoogstift Münster anderzijds een akkoord gesloten over het verloop van de grens tussen beide landen. Tussen 20 september 1766 en 22 oktober 1766 werd er uitvoering aan gegeven. Van de plaatsing werd een protocol opgemaakt dat op laatstgenoemde datum te Winterwijk werd ondertekend.[1] In dat register werden de locaties van de stenen nauwkeurig beschreven, maar ook, welke stenen er geplaatst werden en op wat voor een ondergrond. In 2015/2016 is het dus 250 jaar geleden dat de Gelders-Münsterse grens opnieuw en definitief werd vastgesteld.

De in 1766 aan weerszijden van de Berkel in Rekken-Oldenkotte geplaatste grensstenen 10 en 11. Nr. 11 bevindt zich geheel op Duits grondgebied. De grens loopt hier enige honderden meters midden door de Berkel (situatie 2014).
De in 1766 aan weerszijden van de Berkel in Rekken-Oldenkotte geplaatste grensstenen 10 en 11. Nr. 11 bevindt zich geheel op Duits grondgebied. De grens loopt hier enige honderden meters midden door de Berkel (situatie 2014).

Veel van de oorspronkelijke stenen zijn nog aanwezig.  Steen nummer 1 zou bij de zogenaamde jurisdictiepaal geplaatst moeten worden, op de grens van Gelderland, Münster en Overijssel. Maar men was het niet eens over de exacte locatie, zodat, ter voorkoming van ‘contest’ gewacht moest worden op het antwoord van de hoogste vertegenwoordiger van het Overijsselse gezag in de regio, nl. de richter van Haaksbergen. De andere stenen werden wel geplaatst, waarbij en passant aardige historische details worden vermeld. Grenssteen nr. 2 kwam op de grens nabij de zgn. ‘Nieuwe kerk’, die geen schuilkerk meer was, maar de naam was behouden gebleven (‘Niekerk’). Daar werd ’tussen een dubbelde landeweer aan het einde van de allee oft weg, in de sloot off  graven van de beide landeweeren’ de steen geplaatst. Onder deze steen  waren keien gelegd ‘nevens eenig swart gruis van smitskolen’. Enkele toponiemen en familienamen passeren de revue: de Winkelhorster capel (de kerk van Oldenkotte), Derk Oldenkotte, ‘de Gelderschen boer Oldenkotte’ (de naam komt aan beide zijden van de grens voor), de ‘Beumers Schwilschen Kamp, IJsevoorts Camp (naar een voormalige bezitter van havezate Borg of Mervelt in Rekken?). Interessant werd het bij de Berkel. Want wat doe je met een grenssteen als de grens midden door een te bevaren ondiepe rivier loopt? De grens liep verliep er tussen de stenen 10 en 11. In het protocol werden de bevonden situatie en de gekozen oplossing als volgt beschreven:

De in 1766 geplaatste grenssteen aan de Berkel bij Rekken-Oldenkotte. Hier de Münsterse zijde, wat te zien is aan het in de steen gehouwen wapen van het vorstbisdom (2014).
De in 1766 geplaatste grenssteen aan de Berkel bij Rekken-Oldenkotte. Hier de Münsterse zijde, wat te zien is aan het in de steen gehouwen wapen van het vorstbisdom. Het Gelderse wapen is op deze steen door weersinvloeden behoorlijk versleten (2014).

‘Bij de settinge van desen steen sub num. 10[2], bevond zig dat den landmeter een steen, sub num. 11[3], aan de oversijde van de Berkel op het Munsters territoir hadde laten brengen, om daardoor te betonen, dat tussen die beide steenen, het midden van de Berkel die scheidinge maakte, hetgeen door alle de heeren gecommitteerdens overtollig wierd geoordeelt, dan tegelijk niet raadsaam geagt die ongeset te laten, alsoo daardoor in de nummers ter sake, die overige steenen bereits op haare gedesigneerde plaatsen waren gebragt, ligtelijk een confusie soude hebben kunnen ontstaan, weshalven tot voorkominge van alle erreur en misverstande hetgeen daaruit dat eene met een Gelders wapen voorsienen steen in het geheel op Munsterschen bodem geset wierde, zoude hebben kunnen ontstaan, geresolveert en goedgevonden is te declareren, sooals geschied bij desen, dat die steen sub num. 11 blootelijk en alleen om daardoor het midden der Berkel als een scheidinge aan te duiden, sou geset worden, dog dat ter oorsake voorschreven, het Geldersche wapen daar wederom zoude worden uitgehouwen’.

Bij steen nummer 13 gebeurde het omgekeerde, toen die steen vanwege een sloot noodzakelijkerwijs geheel op Gelders grondgebied moest worden geplaatst. In Zuid-Rekken, nabij de  ‘Gelderschen Huttenkamp’ (de Hutte is nog een bestaande boerderij aan de rijksgrens in Rekken)  werden de stenen met de nummers 19 tot en met 26 geplaatst. Zij markeerden de Sneetgraven, waarvan men verwachtte dat die snel zou dichtgroeien. Omdat de grens hier niet in een rechte lijn verliep, werd meteen maar afgesproken om die hier regelmatig gemeenschappelijk te onderhouden.
De meeste stenen werden voorzien van de wapen van Gelre en Münster, maar de (enkele) kleinere stenen alleen met een nummer, bijv. nr. 27 in Zuid-Rekken.
Steen 36 werd geplaatst ‘in een kuil agter de Overdijks maete aan de Ramsbeeke’. Vandaar ging het op het Zwilbroek aan. Namen als Rensmanscamp en de Matsmate worden in andere historische veelvuldig in relatie tot markeconflicten tussen Eibergen en Vreden genoemd. Want conflicten tussen marken waren vaak een eerste signaal dat de grenzen nauwkeurig(er) bepaald moesten worden. Wanneer de markengrens tevens de grens was tussen verschillende landsheren, dan lag een ‘internationaal’ of ‘interprovinciaal’ conflict op de loer. In Eibergen en Rekken leverde dat vooral ruzies met Vreden (Münsterland) en Langelo/Haaksbergen (Overijssel) op. Vooral in de achttiende eeuw leidden markenruzies tot langdurige en kostbare procedures. Daarbij speelde de heer van Borculo, ook al was die erfmarkenrichter in Eibergen en Rekken, geen rol van betekenis meer. Conflicten met de buurlanden werden afgedaan door Gelderland, dat één van de zeven soevereine gewesten van de Republiek was.
Bij de Matsmaete, in de Holterhoek nabij het Zwillbrock,  begon een landeweer. Daar werd steen nr. 41 geplaatst. Op een hoek van het kampje aan het ‘Grolse voetpad ten einde van de landeweer’, werd steen 42 geplaatst. Vandaar verliep de grens verder ‘langs de nieuwe weide, alwaar het [Munsterse]  gerigt staat’. De stenen 46 en 47 werden in het veen ‘op geheide palen geset’.

Het Zwillbrocker Venn, detail van een topografische kaart, ca. 1990. De hier verder te bespreken grenssteen heeft nu het nummer 800A, maar op deze kaart nog het nummer 800.
Het Zwillbrocker Venn, detail van een topografische kaart, ca. 1990. De hier verder te bespreken grenssteen heeft nu het nummer 800A, maar op deze kaart nog het nummer 800.

Wie de wandelroute rondom het Zwilbroekse Veen kent, weet dat ongeveer halverwege, bij de rustplaats waar de route weer naar het noorden afbuigt, een oude grenssteen te vinden is. Het is de steen met het oude nummer 66 staat in het Zwilbroekse Veen. Hij is, zoals vele andere, voorzien van het Münsterse en het Gelderse wapen.

Grenssteen nummer 51 op het Zwillbrocker Venn, geplaatst in 1766. De steen heeft nu nummer 800A. Op de foto is de Gelderse (Meddose) zijde te zien met het gebeeldhouwde wapen van de provincie Gelderland (2014).
Grenssteen nummer 51 op het Zwillbrocker Venn, geplaatst in 1766. De steen heeft nu nummer 800A. Op de foto is de Gelderse (Meddose) zijde te zien met het gebeeldhouwde wapen van de provincie Gelderland (2014).

Bij de plaatsing in 1766 werd de locatie (in het Duits en (hier)het Nederlands) in eerder genoemd protocol als volgt omschreven:

‘Verder gaat die scheidinge van bovengemelten hoeksteen sub num. 48 ofte het middelpunt der beide gepraetendeerde hoekesteenen, in eene regte linie door het veen langs twee kleine steenen met letters sub num 49 en 50, tot op de plaats daar de soogenoemde Veenepaal gestaan heeft, alwaar een hoeksteen met wapens is geset sub num. 51.’

Deze steen staat er nog steeds en wordt op de topografische kaart als grenssteen 800a vermeld. Dit nummer is ook op een recent aangebracht plaatsje van kunststof op de zijkant van de steen te vinden.

Bennie te Vaarwerk

[1] Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen, Msc. VII (z.T. Dep.), Nr. 464, Land-Grenzbuch des Amts Ahaus worinnen die mit denen benachbarten Provinzen getroffene Grenz Vergleiche, Schnadbeziehungen und desfalligen Protocolla, etc. zusammengetragen sind, 1770. De bestanden zijn fraai gedigitaliseerd en te vinden op de website.

[2] Nu grenssteennr. 825.

[3] Deze steen staat er nog. Op de topografische kaart van 1986/1989 heeft hij geen (nieuw) nummer. Hij staat geheel op Duits grondgebied. Zie foto.

Kalenderproblemen bij de datering van de inbezitname van Borculo en Lichtenvoorde in 1615-1616

'Borckeloe' op de rivierenkaart van Oost-Nederland, laatste kwart 16de eeuw. (SAD, archief Schipbeek)
‘Borckeloe’ op de rivierenkaart van Oost-Nederland, laatste kwart 16de eeuw. (SAD, archief Schipbeek)

Nu het gebied van de voormalige Heerlijkheid Borculo-Lichtenvoorde kan beginnen aan een jubileumjaar bij gelegenheid van de herdenking van de 400ste verjaardag van het vonnis van het Hof van Gelre en Zutphen, waarbij de Heerlijkheid werd toegewezen aan graaf Joost van Limburg en Bronckhorst, zijn er eerst enkele onduidelijkheden op te lossen in verband met de precieze datering van de achtereenvolgende te herdenken gebeurtenissen. Het belang van het vonnis ligt vooral in het feit dat (achteraf gezien) het gebied van de Heerlijkheid Borculo daardoor definitief ‘Nederlands’ werd. Bij de omrekening van de kalenderdata ga ik uit van de datums die graaf Joost genoteerd heeft in zijn dagboek, dat loopt over de jaren 1609-1620. Het werd in 1956 gepubliceerd. De onderstaande tabel is op gegevens uit dit gedrukte dagboek gebaseerd.[1]

Datum dagboekitems Dagboekitems over het vonnis van 1615 en de inname van Lichtenvoorde en Borculo Nieuwe stijl ( = huidige kalender
1615, dec. 20 ‘stilo antiquo ist myr das urthel zuerkant angehendet die Herrschafft Borckelhoe (Lichtenfort cum suis)’ 1615, dec. 30
1615, dec. 27[2] ‘haben dy heren des haves von Gelderlandt die gedeputierden und die burgmeisters der Grafschafft Zutphen Lichtefort ingenhomen und mir in possession gestelt’ 1616, jan. 6 [3]
1615, dec. 28 ‘possessionem accipirt in der herschafft Borkelhoe auff dem platten lande, als nemptlich Eibergen, Nede, Geistern, Gelseler unnd in dem stetgen der hern patenten angeschlagen’. 1616, jan. 7
1616,  febr. 24[4] ‘ingnhomen Borkelhoe’ 1616, maart 5

 

Bij de genoemde data moet rekening gehouden dat graaf Joost de ‘kalender oude stijl, d.w.z. die van vóór de kalenderhervorming van het Concilie van Trente, hanteerde. Die katholieke kalenderhervorming werd door de lutherse graaf Joost en door het calvinistische gewest Gelderland niet meteen overgenomen. Gelderland (en daarmee ook de Heerlijkheid Borculo) ging pas in 1700 over tot de nieuwe  Gregoriaanse kalender.  Het Concilie van Trente (1545-1563) paste de kalender aan, omdat die in de loop van de eeuwen achter was gaan lopen. Tot 1 maart 1700 moesten bij de oude kalender 10 dagen worden opgeteld. Anders gezegd, dat aantal dagen werd eenvoudigweg overgeslagen. Maar soms werden beide data genoteerd. Dat gebeurde dan door middel van een breuk (zie afb.). Het Concilie besloot de Juliaanse kalender (sinds de aanpassing ook wel ‘oude stijl’, ‘stilo vetere’ en ‘stilo antiquo’ genoemd) te vervangen door de Gregoriaanse kalender, die daarom ook wel aangeduid werd als ‘nieuwe stijl’, ‘stilo novo’, ‘stilo reformato’. Het was paus Gregorius XIII, die de kalender in Italië in 1582 invoerde, waardoor op 4 oktober 1582 meteen 15 oktober 1582 volgde. Het bisdom Münster, en daarmee ook Borculo, dat sinds 1579 onder rechtstreeks Münsters bestuur stond, voerde in 1583 de Gregoriaanse kalender in.  Op de 17de november volgde de 28ste november1583.[5] Dat ook het stadsbestuur van Borculo de nieuwe stijl hanteerde, blijkt o.a. uit de vermelding in het stadslegerboek van de brand van 5 september 1590, ‘stylo reformato’, waarbij de hele stad, met uitzondering van enkele huizen in het ‘vurstedeken’ Borculo in vlammen opging.

Fragment uit een Borculoos pachtcontract uit 1640. Boven de streep de ‘nieuwe kalenderstijl’, eronder de ‘oude stijl’
Fragment uit een Borculoos pachtcontract uit 1640. Boven de streep de ‘nieuwe kalenderstijl’, eronder de ‘oude stijl’

Met de overgang naar Zutphen/Gelderland, viel Borculo weer terug op de oude kalender, die door de nieuwe heer en lutherse graaf Joost van Limburg en Bronckhorst toch al gebruikt werd. Het kon in onze contreien dus regelmatig voorkomen, dat een brief van een inwoner van het katholieke vorstbisdom Münster, dat de kalenderhervorming in 1582 had doorgevoerd, nog vóór de briefdatum aankwam in het protestantse Gelderland, dat tot en met 30 juni 1700 nog de Juliaanse kalender gebruikte. Op 1 juli oude stijl volgde in Gelderland 12 juli nieuwe stijl, een verschil inmiddels van 11 dagen. Het Hof van Gelre en Zutphen stelde op 24 mei 1700 het volgende uitvoeringsbesluit vast:

‘De Heeren raden en gesanten van de churfursten, fursten en heren van de Augsburgse Confessie te Regenburg vergadert, H.Ho.Mog. verzoekende, dat desen staat den verbeterden Juliaansen Stijl mede aanneemen en te introduceeren, gelijk haare heeren principalen, door het [weg]laten van elf dagen na den 18 februarii van den ouden stijl deses jaers reets gedaan hadden, gelijk ook de koning van Denemarken, zoo als bij ’t Hoff namens de heeren staten een placaat geëmaneert, waarbij den nieuwen stijl word geïntroduceert, zullende aanvang nemen met den eersten julii ouden stijl aanstaande, wanneer men schrijven zal den twaalfden, zonder dat hiermede verkort zullen worden eenige praescriptien van actien, verwinning, tinsen, renten, huuren van huysen, landen ende dienstboden, obligatien, wisselbrieven etc., ook niet landsmiddelen die met de maand of week betaalt worden, die alle ten vollen zullen moeten worden voldaan, evenals of van de maand julii geen 11 dagen waren gekort, zullen na ’t eyndigen van dit jaer, alle termijnen van betaling gereekent worden op dezelve wijse als tevoren en alsof dese verkorting nooit geschied waren, 24 maii 1700.’

De nieuwe kalender werd niet de Gregoriaanse genoemd, want dat zou een protestantse erkenning zijn van het gelijk van het Concilie van Trente (1545-1563)  en paus Gregorius XIII (1582), dat tot deze kalenderhervorming had besloten, maar eufemistisch ‘den verbeterden Juliaanschen Stijl’, genoemd naar Julius Caesar. De Juliaanse Stijl of kalender is de kalender oude stijl en wordt tot op de dag van vandaag nog in Russisch-orthodoxe kringen gebruikt.

Herdenkingsdata 2015-2016
De omrekening betekent, dat de herdenking van de 400ste verjaardag van het vonnis van het Gelderse Hof nog net in 2015 gevierd kan worden, nl. op 30 december. De herdenking van de inbezitname, respectievelijk inname van achtereenvolgens Lichtenvoorde, het platteland van de Heerlijkheid Borculo en de stad Borculo, kunnen dan plaatsvinden op 6 januari, 7 januari en 5 april 2016.

Bennie te Vaarwerk

[1] Günter Aders, ‘Das Tagebuch des Grafen Jobst von Limburg-Styrum († 1621)’, in: Mühlheimer Jahrbuch 1956, blz. 21-26.

[2] Deze datum wordt ook gehanteerd door A.P. van Schilfgaarde, De graven van Limburg Stirum in Gelderland en de geschiedenis hunner bezittingen, eerste stuk (Assen 1961), blz 132.

[3] Th.A.M. Thielen, Geschiedenis van de enclave Groenlo-Lichtenvoorde (Zutphen 1966), blz. 69 noemt 10 januari 1616 als datum waarop ‘troepen van de Staten van Gelder onder leiding van kapitein Kreijnck Lichtenvoorde bezetten voor Joost van Limburg Stirum’. Hij baseert daarbij zich op publicaties van Floris der Kinderen en W. Baudartius. Die datum is dus niet juist berekend.

[4] Thielen, a.w., p.69, noemt hier 25 februari 1616. Hij was niet op de hoogte van de afzonderlijke aanvaarding van de heerlijkheid over het platteland van Borculo op 28 december 1615 o.s.

[5] Voor de berekening van oude stijl naar nieuwe stijl, zie o.a. deze link: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gregoriaanse_kalender. En natuurlijk het aloude Taschenbuch der Zeitrechnung des deutschen Mittelalters und der Neuzeit van Hermann Grotefend (Hannover 1991, 13e druk)