Categoriearchief: Voogdij Eibergen

Hoe Eibergen aan St.-Mattheus kwam

Sluitsteen St.-Mattheus te Eibergen
Sluitsteen in de Oude Mattheus te Eibergen. Hij stelt de kerkpatroon voor: St.-Mattheus, met boek en hellebaard. De steen bevindt zich in het schip in het travee vóór het koor.

Afgelopen zondag, 21 september, vierde r.-k. Eibergen het feest van zijn kerkpatroon, de apostel en evangelist St.-Mattheus. Pastor Karel Donders herinnerde er in zijn preek aan, dat Mattheus ook de patroon is van de kerk van de Protestantse gemeente, die sinds enige jaren de ‘Oude Mattheus’ heet. Daarmee is Mattheus weer patroon van heel Eibergen. De Protestantse kerk was immers tot 1616 een katholieke kerk.
Al heel lang vraag ik mij af waarom de voorouders een gewezen belastingambtenaar tot patroon van hun parochiekerk hebben gekozen. Zijn komst naar Eibergen leidde niet tot andere vereringen dan alleen de offers aan Bacchus op het jaarlijkse feest van de kerkpatroon. Want op of rond 21 september werd vanouds de Eibergse kermis gehouden (en dus niet, wat het woord kerkmis suggereert, op het feest van de kerkwijding: de kerkmis). In de 19de en 20ste eeuw komt Mattheus af en toe voor in de r.-k. doopregisters. Dat is het ook wel.

Hoe kwam Eibergen aan zijn kerkpatroon? Ik denk dat het zeer waarschijnlijk is dat St.-Mattheus altijd kerkpatroon van Eibergen geweest is. Al in de 19de eeuwse literatuur (Tibus, Gründungsgeschichte), wordt een verband gelegd tussen de verering van Mattheus in samenhang met de overbrenging van zijn stoffelijke resten vanuit Ethiopië naar Salerno in Italië. Dat gebeurde in het jaar 1085 op last van paus Gregorius. Daarmee was er natuurlijk nog geen reliek in Eibergen. Bij de grote kerkrestauratie begin jaren 70, kon op grond van archeologische vondsten en interpretaties de oudste kerk ook in de 11de eeuw gedateerd worden. Veel ouder dan 1085 is de kerk van Eibergen zeker niet.  In dat jaar wordt melding gemaakt van de aanwezigheid van een Mattheusrelikwie in de nieuwgebouwde Jeruzalemkapel van de Münsterse Überwasserkerk. Die melding maakt het Eibergse kerkpatronaat en de ouderdom daarvan al stukken aannemelijker. Want voor de stichting van een kerk moesten relikwieën van de kerkpatroon aanwezig zijn. Meestal werden deze in het altaargraf gelegd of in een rijk versierd schrijn, zodat het meegedragen kon worden in een processie of in de kerk gemakkelijker vereerd kon worden.

Überwasserkerk in Münster
De Überwasserkerk te Münster lag aan de overkant van het riviertje de Aa, die door deze stad loopt. Vandaar de naam Overwater, Überwasser of Maria Transaqua. De oude kerk te Neede, waarvan alleen de toren en enkele beelden bewaard zijn gebleven, heeft, net als de Münsterse hoofdkerk, dubbele deuren.

Het klooster Überwasser was een adellijk vrouwenstift, dat omstreeks 1040 door een Münsterse bisschop was gesticht. Bij de stichting werden vele goederen meegegeven, om de adellijke dames van een inkomen te voorzien. Tot de oorspronkelijke bezittingen van dit Stift behoorde in onze contreien de Hof te Neede met enkele boerderijen onder Eibergen, waaronder Biezebeek. Het bezit van die (verre) hof leidde tot veel verkeer van goederen en personen, zoals dienstverplichtingen van de hofhorigen in Münster ten bate van het Stift. Überwasser verkreeg inkomsten uit de Hof te Neede, die op St-Mattheusavond (20 september) aan het Stift afgedragen moesten worden. Hierin wordt een aanwijzing gezien dat Neede kerkelijk (even) bij Eibergen behoord heeft. Deze gang van zaken maken aannemelijk dat Eibergen zijn kerkpatroon te danken heeft aan het in de Münsterse Überwasserkerk aanwezig zijn van Mattheusrelieken en het regelmatige verkeer tussen Münster en Neede. De kerk van Neede is door het klooster Überwasser op het terrein van zijn Hof te Neede gesticht. De abdis bezat het patronaatsrecht, d.w.z. het recht om er de pastoor te mogen benoemen. Toen de Heer van Borculo in de 15de eeuw de Hof te Neede in erfpacht wist te krijgen van het Stift Überwasser, wist hij ook meer invloed te krijgen op de pastoorsbenoemingen. Maar pas na de Reformatie in 1616 eigende hij zich de benoemingsrechten in alle kerken van de Heerlijkheid toe. Wie echter de kerk van Eibergen heeft gesticht, is niet bekend. Het kan een lid zijn uit het geslacht Van Borculo, maar er kan ook een rol voor het Stift Vreden zijn, dat vóór 1340 de Hof te Eibergen bezat.

Schildering St.-Mattheus
In de eerste travee van het schip van de Oude Mattheus, tegen de triomfboog, die het koor van het schip scheidt, bevindt zich deze 16de eeuwse schildering van de kerkpatroon. Zijn naam wordt ook vermeld.

In de vroegere parochiekerk herinneren een sluitsteen (zie boven)in het eerste gewelf van het schip en een schildering in het gewelfvlak vóór de triomfboog aan de vroegere kerkpatroon. In de kerk van Hall op de Veluwe, is Mattheus ook afgebeeld in het gewelf vóór de triomfboog (en in de andere gewelven de overige evangelisten). Die kerk was de ‘huiskerk’ van de graven van Bronckhorst als ze op huis Eerbeek vertoefden. Die graven waren tevens heren van Borculo.

In Vreden is een Mattheusrelikwie aanwezig in een gotische reliekenhouder en wordt de naam vermeld op een perkamenten stuk. In 1616 wordt een kanunnikaat vermeld in Vreden. Uit  eind zestiende eeuwse kerkenrekeningen van Neede bekend is, dat de kerken van Neede en Eibergen hun kostbaarheden in verband met de onzekere tijden, jarenlang ondergebracht hadden bij de koster van het Stift Vreden. Het zou zomaar kunnen zijn dat deze, toen de Reformatie in de Heerlijkheid Borculo eenmaal een feit was (ook in 1616), de relieken (en andere kerkschatten?) in Vreden achtergebleven zijn.

Gebrandschilderd raam in r.-k. kerk van Eibergen met voorstelling van St.-Mattheus
In de in 1935 ingewijde r.-k. St.-Mattheuskerk is o.a. dit gebrandschilderde raam met een voorstelling van de kerkpatroon te vinden. Het is gemaakt door Jos ten Horn, een glaskunstenaar die veel met architect Sluimer samenwerkte. Mattheus draagt een banderol met de tekst ‘geslachtsregister van Jezus Christus’.

In de in 1935 door architect Sluimer in de stijl van de Delftse School gebouwde nieuwe r.-k. St.-Mattheuskerk , zijn talloze verwijzingen naar de kerkpatroon te vinden: een glas-in-loodraam, waarin de apostel een banderol vasthoudt met het geslachtsregister van Jezus Christus, de tekst op het hoogaltaar (‘Waarlijk, Hij was de Zoon van God’), gebrandschilderde ramen op basis van teksten uit zijn evangelie en, last but not least, het reliëf van de Oostenrijkse kunstenaar Jos Pirkner, dat in 1975 ter gelegenheid van de 40ste verjaardag van de kerkwijding gemaakt werd op de wand achter het hoogaltaar.

Bennie te Vaarwerk

Toponiemen in de Heerlijkheid Borculo vóór 1500

Goederenlijst 1188
Fragment uit de goederenlijst van de graaf von Dahl, heer van Diepenheim, uit 1188. Hier worden enkele goederen in het kerspel Neede genoemd: Wicbolding, Oldehare, Weningmole en Wensinc.

Aan de website is onder geschiedenis een pagina toegevoegd met de toponiemen die vóór 1500 vermeld worden. De gegevens zijn hoofdzakelijk ontleend aan gedrukte bronnen en archiefinventarissen en zijn per kerspel (Groenlo, Eibergen, Neede en Geesteren) geordend. De bestanden werden al eerder gepubliceerd op de oude website en meer uitgebreid in één van de nummers van de Kleine Reeks. Bijdragen tot de geschiedenis van Stad en Heerlijkheid Borculo.

Nieuwe bronnen

Het is gelukt om de omvangrijke indexen op de indexpagina te plaatsen. Als het goed is, is die pagina nu volledig bijgewerkt.

Hofbrug Borculo
De Hofbrug te Borculo was een van de weinige mooie bruggen. De ligging en functie maakte dat ook wel wenselijk.

De pagina met de Berkellandse Berkelbruggen is volledig overgezet en aangepast. Alle bruggen en watermolens (de bekende twee te Borculo en Mallem + de omstreeks 1970 gesloopte  Nieuwe Molen in Olden Eibergen, zijn terug te vinden op deze pagina. De volgorde van plaatsing van de bruggen is van west naar oost.

 

Hofrecht te Vaarwerk
Het eerste blad uit het hofboek met het ‘hofhorich rechtt in Vahrwarck’, dat ca. 1602 in dit protocol werd opgenomen.

Op de Bronnenpagina voor de Stad en Voogdij Eibergen zijn enkele documenten betreffende de Oldeneibergse Hof te Vaarwerk geplaatst. Naast een inleiding en archievenoverzicht zijn dat transcripties van de protocollen of hofboeken van het hofgericht uit de jaren 1602-1652 en 1722-1794. Deze bronnen zijn van groter belang dan alleen voor de familiegeschiedenis.

Bennie te Vaarwerk

De erbarmelijke toestand van het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo

Het wapen van Henricus van Borculo, afgebeeld in de Heraut Gelre. Dit wapen was afgebeeld op een banier dat deze heer van Borculo bij zich droeg als bondgenoot van de graaf van Gelre in de Slag bij Worringen in 1299
Het wapen van Henricus van Borculo, afgebeeld in de Heraut Gelre. Dit wapen was afgebeeld op een banier dat deze heer van Borculo bij zich droeg als bondgenoot van de graaf van Gelre in de Slag bij Worringen in 1299

Gelderse archiefdiensten, die over een goedgekeurde archiefbewaarplaats beschikken, kunnen in aanmerking komen voor overname van sommige in het Gelders Archief berustende archieven. Dan kun je denken aan de huwelijksbijlagen, de notariële archieven en de oud-rechterlijke archieven van vóór 1811. Dat zijn bovendien veel door stamboomonderzoekers en historici geraadpleegde archieven. Tot maart 1811 vervulden de rechtbanken ten plattelande, waaronder die te Borculo en Lichtenvoorde, ook de functie van notaris. Dus overdrachten van onroerend goed, testamenten, voogdijzaken e.d. kan men in de oud-rechterlijke archieven vinden.
Een andere voorwaarde voor overdracht aan een lokale of regionale archiefdienst is dat de archieven in die staat worden overgenomen waarin ze aangeboden worden. Aan dit laatste ligt een besluit van een vroegere algemeen rijksarchivaris ten grondslag. Dat kun je betreuren, omdat die daarmee een van de grondbeginselen van het archiefbestel in Nederland aan de kant schoof, namelijk dat overgebrachte archieven openbaar zijn en dus aan het publiek ter inzage gegeven moeten kunnen worden. Dé voorwaarde daartoe is de archiefwettelijke verplichting van overheden hun voor blijvende bewaring in aanmerking komende archieven ‘in goede, geordende en toegankelijke staat’ over te brengen naar de archiefbewaarplaats. Het kan niet zo zijn dat in een archiefbewaarplaats bescheiden berusten die, om wat voor reden dan ook, gedurende lange tijd niet toegankelijk zijn.  Daarom is het initiatief van het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (ECAL) te prijzen om aandacht te vragen voor enkele overgenomen archieven die in een slechte materiële toestand verkeren.

Het ECAL heeft o.a. een aantal oud-rechterlijke archieven van het Gelders Archief overgenomen, waaronder die van de heerlijkheden Borculo en Lichtenvoorde. Vooral het oud-rechterlijk archief van Borculo verkeert voor een niet onaanzienlijk deel in een erbarmelijke materiële toestand. Daardoor kon het in het verleden grotendeels niet door het Gelders Archief ter inzage worden gegeven aan het publiek, en nu ook niet door het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Dat wil er eindelijk werk van maken.

Rijksarchief in Gelderland, nu Gelders Archief. Aanduiding op het omslag van een procesdossier.
Rijksarchief in Gelderland, nu Gelders Archief. Aanduiding op het omslag van een procesdossier.

Omvang en lotgevallen van het Borculose archief
Bij het oud-rechterlijk archief van Borculo gaat het om een bestand van 50,5 strekkende meter. Het archief is geïnventariseerd door mr. J.P.W.A. Smit. ‘Naar schatting’,  schreef hij in 1912, ‘is van dit archief ruim de helft verloren gegaan’ [!] Daaraan zijn de slechte bewaarcondities debet geweest, zoals hij berichtte:[1]

‘Omstreeks het jaar 1733 werd door den secretaris-Iandschrijver G. Vatebender eene nieuwe regeling getroffen. De meeste stukken ouder dan dien datum en de oudere protocollen werden uit de secretarie verwijderd en blijkbaar in eene zeer ongeschikte plaats, naar vermeld eene kamer in de kerk, opgeborgen (Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven 1884, pag. 20). Van daar, dat men later opsomde: papieren, die zoodanig vergaan waren, dat nog slechts gedeelten van regels zichtbaar waren en die zelfs niet konden lijden, dat men ze ter hand nam; andere, die zoodanig door de wormen vernield waren, dat de inhoud onleesbaar was, terwijl de bladen van vele akten reeds hun verband verloren hadden (eenvoudige notitie in een rekenboekje bij de boedel papieren).
Dit oudere gedeelte van het archief werd in het jaar 1884 door den rijksarchivaris op den zolder van het toenmalige stadhuis in onbeschrijfelijken toestand gevonden en door hem naar het depot te Arnhem overgebracht (Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven, ibid.).

Het eerste blad van inventarisnummer 115-2, procesdossier in de zaak tussen Berent toe Nover contra Israël Rothuys, 1651.
Het eerste blad van inventarisnummer 115-2, procesdossier in de zaak tussen Berent toe Nover contra Israël Rothuys, 1651.

De archieven, die na 1733 werden gevormd, bleven met enkele oudere stukken ter secretarie bewaard, waar, ingevolge besluit van den gouverneur der provincie van den 13en April 1817 no 2865/7, 1e afdeeling, in dat jaar van 1 tot 4 Juli een inventaris werd opgemaakt. Eerst later zijn zij naar de arrondissementsrechtbank te Zutphen overgebracht, vanwaar zij in het jaar 1888 door den rijksarchivaris in Gelderland zijn overgenomen (Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven, 1888, pag. 80).
In overeenstemming met de lotgevallen van beide gedeelten was ook de staat van conservatie verschillend. Het oudste gedeelte heeft zwaar van vocht en ongedierte geleden en de volgorde was tot op de enkele stukken volledig verstoord, maar bovendien waren ook fragmenten van vele stukken door het geheele archief verspreid. Naar schatting is van dit archief ruim de helft verloren gegaan.
De stukken van het nieuwere gedeelte hadden niets geleden en zijn in 1817 in aansluiting met de vroegere regeling tegen verder verval behoed.’

De inventaris van Smit werd later aangevuld met een nadere toegang op de tot dan toe wel zeer globaal (voornamelijk op jaar) beschreven procesdossiers. De inventaris en de nadere toegangen zijn te vinden op de website van Stad en Heerlijkheid Borculo. In die webinventaris is ook aangegeven welke inventarisnummers door het Gelders Archief niet meer ter inzage werden gegeven.

De slechte materiële toestand was reden om in 1991 de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo op te richten met als doel het op microfilm zetten van alle ‘Borculose’archieven buiten de regio. Een deel van het archief, met name de beter geconserveerde registers van de Borculose gerichten (de ‘gerichtsprotocollen’), was al eerder door de Mormonen op microfilm gezet. Vrijwilligers van de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo hebben in de jaren ’90 van de vorige eeuw vooral de losse en vaak in slechtere toestand verkerende dossiers op microfilm gezet. Na echter het archief gezien te hebben is de vraag of daadwerkelijk alles verfilmd is, resp. verfilmd kon worden. Sommige delen waren vermoedelijk te slecht. De moederfilms (waarvan eventueel digitale opnamen gemaakt kunnen worden) zijn achtergebleven op het Gelders Archief. De genoemde Stichting beschikt over een kopiefilmbestand, maar deze zijn aan slijtage onderhevig. Opnieuw verfilmen is geen optie meer in dit digitale tijdperk. De moederfilms digitaliseren is een optie, maar niet wenselijk, omdat de kwaliteit te wensen overlaat en ze bovendien zwart-wit zijn.

Mede door de microverfilming werd het mogelijk om de niet meer ter inzage zijnde archieven in te zien en er indexen op te maken. Inmiddels is ruim tweederde van de inventarisnummers van het oud-rechterlijk archief van Borculo voorzien van indexen op namen, data, plaatsen, gebeurtenissen e.d.. Deze indexen zijn via de archiefinventaris toegankelijk via de website.

Schade-inventarisatieformulier bij inventarisnummer 115-2
Schade-inventarisatieformulier bij inventarisnummer 115-2

De werkzaamheden van het Erfgoedcentrum
Archiefbeheerder Willem Willemsen is momenteel bezig de afzonderlijke bestanden door te nemen om de materiële toestand zo exact mogelijk te beschrijven. Naar verwachting zal dat karwei in het najaar voltooid worden. Hij doet dat professioneel door gebruik te maken van de schadeatlas van het Nationaal Archief. Hij noteert o.a. het soort schade(schimmel, inktvraat, muizenvraat) en de mate van de schade worden beschreven. Deze arbeidsintensieve methode leidt tot een gedetailleerd beeld van de schade aan de archiefbestanden, waardoor het Erfgoedcentrum t.z.t. betere afwegingen kan maken t.b.v. restauratie, conservering en/of digitalisering en beschikbaarstelling op de studiezaal/internet. Uit de eerste resultaten blijkt al dat sommige door het Gelders Archief niet meer beschikbaar gestelde bestanden toch wel beschikbaar gesteld kunnen worden, maar het omgekeerde komt ook voor. In het najaar zal er veel meer duidelijkheid zijn.

Zulke archieven kun je niet meer ter inzage geven. Restauratie, blad-voor-blad, is noodzakelijk.
Zulke archieven kun je niet meer ter inzage geven. Restauratie, blad-voor-blad, is noodzakelijk.

1615 – 2015: Borculo 400 jaar Nederlands grondgebied 
Restauratie zal waarschijnlijk heel veel geld gaan kosten. Daarom is het te hopen dat er naast gemeentelijke middelen, ook financiële bijdragen komen van inwoners, instellingen en bedrijven uit Berkelland en Oost-Gelre. Volgend jaar, op 20 december 2015,  kunnen de voormalige gemeenten Borculo, Neede, Eibergen en Lichtenvoorde herdenken dat zij 400 jaar Nederlands grondgebied zijn. Dat is het gevolg van het vonnis van het Hof van Gelderland op die datum (oude stijl) in 1615 in de strijd tussen graaf Joost van Limburg Stirum en de vorstbisschop van Münster ten gunste van de eerstgenoemde. En wat is nou mooier dan bij die gelegenheid een belangrijk archief te kunnen tonen, dat na 400 jaar eindelijk ook door de inwoners en ongetwijfeld vele andere belangstellenden ingezien kan worden.

Bennie te Vaarwerk

[1] J.P.W.A. Smit, ‘Inventaris der oude rechterlijke archieven van de stad en de heerlijkheid Borculo’, in: Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven, XXXV (1912), blz.233.

‘Borculose’ boerderijen in een inkomstenregister van het Ambt Ahaus uit 1551-1552

Indertijd (1983) een geruchtmakend boek
Indertijd (1983) een geruchtmakend boek

Iedereen die zich met geschiedenis van boerderijen in de Achterhoek en Twente bezighoudt, wordt vroeg of laat geconfronteerd met hofhorigheid, een vorm van persoonlijke onvrijheid en gebondenheid aan grond en erf.
Hofhorigheid hoeft niet steeds zo negatief te zijn als het (in theorie) was. Kijk naar de Winterswijkse scholtengoederen, welks bewoners zich in vroegere generaties aan de onvrijheid ontworsteld hebben en van hun hofhorige goederen grote boerderijen hebben weten te maken. In studies naar de horigheid heeft lange tijd het accent gelegen op het juridische aspect: de persoonlijke onvrijheid en de grondgebondenheid. En zo kwam al snel de Hof te Lohn (Stadtlon) in beeld, als hoofdhof voor alle in het voormalige Münsterse deel van Oost-Gelderland gelegen hofhorige goederen. Bij geschillen over de interpretatie van lokale hofrechten (Miste/Ahof en Eibergen/Vaarwerk) kon men in hoger beroep gaan bij de Hof te Lohn. De lokale hofrechten waren meestal afgeleid van het moederhofrecht van Lohn.  In Winterswijk, dat ooit deel uitmaakte van het Münsterse ambt of heerlijkheid Bredevoort, was die relatie nog tot in de achttiende eeuw aanwezig. Voor het gebied van de heerlijkheid Borculo was dat toch anders. De daar aanwezige scholtengoederen hebben nooit de ontwikkeling doorgemaakt die voor Winterswijk zo kenmerkend werd en nog steeds is. De aandacht voor ‘Lohn’ was er duidelijk minder, hoewel in de oude literatuur gesuggereerd werd dat de heerlijkheid Borculo een afsplitsing van de graafschap Lohn was. Die aandacht was ook minder omdat in de heerlijkheid Borculo de hofhorigheid na 1616, toen het gebied onder Gelderse souvereiniteit kwam te staan, geen rol van betekenis meer leek te spelen.

Lange tijd bepaalde dit boek ook het beeld over de horigheid in Oost-Gelderland.
Lange tijd bepaalde dit boek ook het beeld over de horigheid in Oost-Gelderland.

Bronnen, die onlangs door het Landesarchiv Nordrhein-Westfalen, Abteilung Westfalen (het voormalige Staatsarchiv Münster) op zijn website zijn geplaatst, nodigen uit tot een herziening van de betekenis van de graafschap/het huis en de hof te Lohn voor de Achterhoek.
Al eerder was mij opgevallen dat de Hof te Groenlo, die in de verkoopakte van 1236 al wordt genoemd, in de 16de eeuw nog voorkomt in inkomstenregisters van het Münsterse ambt of heerlijkheid Ahaus. Nu blijkt dat ook te gelden voor tientallen, met name in het kerspel Groenlo gelegen goederen, die lasten moesten afdragen aan dat ambt Ahaus. Dit ambt is door de vorstbisschoppen van Münster in de 15de en 16de eeuw gevormd door samenvoeging van de ambten of districten Ahaus (met de heerlijkheid Ahaus en de kerspelen Alstätte, Vreden en Wüllen) en Up dem Braem (Borken, Lohn (Stadtlohn en Südlohn), Ramsdorf, Velen, Borken e.a.).  De heerlijkheid Ahaus was in 1406 definitief Münsters geworden, terwijl de graafschap Lohn al in 1316 door verkoop in handen van de bisschop van Münster was gekomen. Daartoe behoorde toen ook nog de burcht Bredevoort.

Met dit boek van Paul Aalbers begon in Oost-Gelderland de herontdekking van de horigheid en de strijd die tot diep in de 19de eeuw gevoerd moest worden om de laatste feodale restanten op te ruimen.
Met dit boek van Paul Aalbers begon in Oost-Gelderland de herontdekking van de horigheid en de strijd die tot diep in de 19de eeuw gevoerd moest worden om de laatste feodale restanten op te ruimen.

Zoals op veel plaatsen werden in de late Middeleeuwen door lokale en regionale heren pogingen ondernomen de oude hoven te ontbinden en de ertoe behorende hofhorige hoeven in pachtgoederen om te zetten, omdat dit profijtelijker was. Soms bleven mengvormen bestaan waarin naast de nieuwe pachtvormen ook hofhorige verhoudingen, compleet met hofrechten bleven bestaan, zoals in Bredevoort, Eibergen en de hofrechtspraak onder respectievelijk de abdis en het kapittel van het Stift Vreden. Die nieuwe verhoudingen weerspiegelden zich in de rekeningen van het ambt Ahaus uit 1551 en 1552. Daarin vinden we dan ook de lasten vermeld van vele goederen die nu de pacht, tiende of wat voor een last dan ook, af moesten dragen aan het ambt Ahaus, waarvan de vorstbisschop van Münster de landsheer was. Voor zover goederen hofhorig bleven vindt men de daarop betrekking hebbende aspecten terug in de hofprotocollen van Lohn, Bredevoort, Vaarwerk e.a..
In de ‘Hovesrolle von Ahaus, Lon, 1551, 1552’, zoals het inkomstenregister van het Ambt Ahaus in het origineel wordt genoemd, komen de navolgende, nu in Nederland gelegen goederen voor:

Pachtgoederen:
Geesteren: Werninck;
Neede: Thijebrinck, Bulstenbroick

Schepeltienden (‘schaptende’) moesten geleverd worden op Cathedra Petri (22 februari) door goederen gelegen te:
Hupsel (Hupstell): Brunynck, Wassynck (mogelijk wordt hier Wassink in Vragender bedoeld);
Avest (de buurschap niet als zodanig genoemd): to Ahuiss (Nahuis, Noasman);
Lintvelde (de buurschap niet als zodanig genoemd): Nijenhuiss;
Beltrum (de buurschap niet als zodanig genoemd): Hassinck, Segelinck, Wrackynck, Rotmerdynck, Gebbynck, Elfferdynck, Hemynck, Schurynck, Kuelynck, Wolterdynck, Heyrdynck;
Onder Groenlo: Everssloe, de Begijnen bynnen Grolle, dat Hertebroick;
Zwolle (buurschap niet als zodanig genoemd): Gelynck, Krukenstoll, Hemsynck (?), Wyssinck, Wycherdinck, Gaspenfelt (Lievelde?), dan nog Rybbertinck, Sijbertinck, dat andere Sijbertinck, Manschotte (Harreveld), Huninck;
Wenterschwick: Meerdinck, Wysskamp, Nijenhuiss, Boddellinck, Mentinck, Koninck, Bregessfelt (?), Honnessch, Gosenschott (?), Ikynck, Ruwenhorst, Polwich, Boesynck, Kelwick, Hemkynck;
Recken: Beckerinck (Bekkink), Poppinck, Buttesshuiss (Bots/Butz), Oisterbroick.
Dan volgen enkele goederen onder Vreden.
Werninck in Geysteren moest op Michaelis 1 pachtzwijn leveren.

Uit de opsomming van de uitgaven blijkt dat deze inkomsten de ‘Marhulser- und Buddenthendenn umb Grolle, Wenterschwick und Vreden’ genoemd werden. Volgens een aangehecht 18de of 19de eeuws afschrift gaat het om ‘de renthe, pechte, theende des hoves to Loen’. In totaal droegen daar 54 (volgens de daadwerkelijke opsomming echter 63) erven in  de kerspelen Groenlo, Winterswijk, Vreden en Eibergen (niet als zodanig genoemd) aan bij.
Veel goederen komen vanaf 1580 voor in de rekening van de heerlijkheid (of Münsters ambt) Borculo. Het laatste woord is er zeker niet over gezegd.

Bennie te Vaarwerk