Categoriearchief: Monumenten

Needse geschiedenis in Eibergse kerk

Schildering in de Oude Mattheuskerk te Eibergen met het familiewapen Van Barmentloo.
Schildering in de Oude Mattheuskerk te Eibergen met het familiewapen Van Barmentloo.

In de kerk van de Protestantse gemeente  in Eibergen, naar de vóórreformatorische patroonheilige tegenwoordig de Oude Mattheus genoemd, bevindt zich een bijzondere en qua voorstelling moeilijk te duiden muurschildering. De op zich eenvoudige schildering bevindt zich in de noorderbeuk boven de boog die deze beuk scheidde van het vroegere Mariaportaal. Het is een wereldse voorstelling. Van links naar rechts zien we op een heuvelachtige ondergrond een gebouw dat een kerk zou kunnen zijn, vervolgens drie figuren, waarvan links een vrouw met een kroon, een vogel (eend?) in haar rechterhand en in haar linkerhand iets dat op een grotere (boodschappen)tas lijkt. De beide mannen lijken ridderfiguren met geheven zwaarden. Verder naar rechts weer een gebouw dat een versterkt huis zou kunnen zijn, omdat de toren voorzien is van kantelen. Daarnaast een vaandel met een wapenschild. Eronder zijn enkele onduidelijke wezens afgebeeld en daar weer onder de gotische letters S.s., waaraan meerdere betekenissen toegekend kunnen worden. Op de heuvel voor de kerk (of waarop de kerk staat) lijkt een uil afgebeeld te zijn, maar als deze figuur maar half afgebeeld is, zou het ook een bok kunnen zijn. Aan de voeten van de mannen zien we tenminste twee, misschien drie blaffende honden. Achter het linkerbeen van de man links is iets afgebeeld dat lijkt op een hoofd. Er lijkt ook nog iets dat op een beker lijkt op de ‘heuvel’ tussen de mannen in te staan. De derde hond springt er tegen aan. Verder nog wat onduidelijke wezens (w.o. vissen?) Onder de gotische letters is een geblokt patroon aangebracht op de rand van de boog.
Het enige dat herleidbaar is, zijn de twee hoorns op het vaandel dat aan een (geschilderde) stok gehangen is. De hoorns behoren bij het familiewapen van de familie Van Barmentloo. Dit geslacht bewoonde in de vijftiende en zestiende eeuw de enig nog bestaande oorspronkelijke Borculose havezate De Kamp bij Neede. De familie voerde twee jachthoorn in het familiewapen, overigens in meerdere varianten. Verwijst daarmee deze schildering naar een jachttafereel? Daar zijn aanwijzingen voor te vinden: de twee of drie (blaffende) honden, de vogel die de vrouw in de hand heeft en mogelijk zijn ook enkele andere van de onduidelijke figuren, tenminste als die als bestaande dieren kunnen worden bewezen. Daartegen pleit echter dat de beide mannen een zwaard en in hand hebben en/of daarmee zwaaien/dreigen. Ook de schede, voor het opbergen van het zwaard, is duidelijk te zien. Hun houding en uitrusting wijst eerder op een krijgstoneeltje of een toernooi-achtige omgeving, wat versterkt wordt door de aanwezigheid van de dame. Zij draagt een kroon met drie punten, wat wel wijst op een adellijke achtergrond. Tegenwoordig wordt zo’n kroon heraldisch toegewezen aan burggraven, in Nederland de beheerder van een kasteel, in België een lage adellijke rang.

Huize De Kamp in Hoonte onder Neede (2004)

Maar wat heeft nu de Needse familie Van Barmentloo in de Eibergse kerk te zoeken (gehad)? Er zijn een paar duidelijke aanwijzingen voor. In 1536 wordt in een akte betreffende het altaar of vicarie van St.-Catharina in de Eibergse parochiekerk Andreas de Bermtloe als getuige genoemd. En in 1552 wordt een vicaris Andries de Bermtloe als getuige vermeld. We mogen er wel van uit gaan dat het hier gaat om een en dezelfde persoon. Hij had dus een vicarie in de Eibergse parochiekerk. Mogelijk heeft hij zijn familiewapen (en de voorstelling) laten aanbrengen hoog in de boog boven de plek waar ongetwijfeld eens het altaar stond waarvan hij de bedienaar was.

N.B. De kerk is momenteel op de woensdagmiddag en de zaterdagmiddag opengesteld voor publiek. Meer informatie: http://www.pkneibergen.nl/

Bennie te Vaarwerk

Het rooms-katholieke kerkhof aan de Borculoseweg in Eibergen

Vorige week heb ik op verzoek van de beheerders van de rooms-katholieke begraafplaats aan de Borculoseweg in Eibergen een begin gemaakt met de inventarisatie van cultuur-historisch waardevolle graven en grafmonumenten.

Monumentale beuken bij de ingang van het r.-k, kerkhof aan de Borculoseweg in Eibergen, 2013
Monumentale beuken bij de ingang van het r.-k. kerkhof aan de Borculoseweg in Eibergen, 2013

De begraafplaats of ‘karkhof’, zoals de Eibergenaren het terrein gelukkig nog steeds noemen, is nog volop in gebruik en lijkt zelfs populairder te zijn dan het nieuwe r.-k. deel op de Algemene Begraafplaats aan de Haaksbergseweg in Eibergen. Dat zal zeker gelden voor de autochtonen onder ons – de echte Eibargsen –  onder wie ondergetekende, die er zelf eens hoopt op te gaan in eeuwigheid in het graf van zijn grootvader. De zesde generatie gerekend vanaf de ingebruikname van het kerkhof in 1829, die daar rust in de schaduw van de ca. 1877 geplante en nu monumentale treurbeuken bij de ingang. De populariteit van het kerkhof is tegelijk een bedreiging van graven en grafmonumenten die niet meer onderhouden worden. De geschiedenis van de Oude Algemene Begraafplaats en het katholieke kerkhof in het bijzonder heb ik beschreven in mijn vorig jaar verschenen boek over de St.-Mattheusparochie van Eibergen. In dat kader heb ik toen ook al een rondgang gemaakt over het kerkhof. Bij de huidige rondgang zag ik dat er alweer enkele  monumentale graftekens waren verdwenen, o.a. het gietijzeren kruis op het (inmiddels hergebruikte) graf van J.H. Schurink op Eimers, overleden in 1887. De foto van dat graf staat gelukkig nog afgebeeld in het bovengenoemde boek.

Het in 2013 verdwenen gietijzeren kruis op het graf van J.H. Schurink op Eimers.
Het in 2013 verdwenen gietijzeren kruis op het graf van J.H. Schurink op Eimers.

Enkele andere gietijzeren kruisen waren gebroken. Nu staat er nog slechts één volledig overeind, nl. dat van de schenker van de grond voor de uitbreiding van het kerkhof in 1877, G.J. te Vaarwerk op ‘Vaarwark’ (géén voorouder). Want dat zie je ook bij de oude monumenten: de boerderijnamen worden vermeld: Baak op Hiddink, Olminkhof op Jonge Scholte (in één geval afgekort tot ‘J.S.’), Te Vaarwerk op Biesenbeek, enz.. Wie kent die tegenwoordig nog, nu alle huizen een adres hebben? ‘Ik heete Beezebekke, maor laot mi-j Te Vaarwerk schrieven’. Zo ging dat vroeger, toen men wel de boerderijnamen kende, maar niet (of minder) de familienaam.
Op het kerkhof zijn drie oorlogsgraven te vinden en enkele pastoorsgraven op een speciaal voor hen ingericht deel. Maar het oudste pastoorsgraf ligt helemaal in de noordwestelijke hoek. Het is het graf van de tweede pastoor van de na-reformatorische parochie Eibergen, J.A. Abbing, overleden in 1835. De kerkhofkapel is een ontwerp van architect Alfred Tepe en is omstreeks 1877 op het nieuw verworven deel van het kerkhof gebouwd. In mijn jeugd had het kapelletje of Calvariegroep nog een leien dak. Nu is het voorzien van een gemetseld spitsje. Vóór de kapel lag tot 2003 de grafsteen van wat wel Eibergs belangrijkste pastoor was: Petrus van den Hurk (1866-1903), bouwer van kerken in Rekken (1872) en Eibergen (1876), weldoener van het St.-Antoniusgesticht voor kleuteronderwijs, naaischool en later ook gezondheids- en ouderenzorg (1901). Slechts één, vervallen, graf herinnert aan de aanwezigheid in Eibergen van de Zusters van Boxmeer. Tenslotte maakte hij katholiek lager onderwijs mogelijk in Eibergen met de bouw van de St.-Jozefschool. Zijn grafsteen is in 2003 verplaatst naar de pastoorsgraven om plaats te maken voor een monument voor ongedoopt overleden kinderen. Hoewel er zeer terecht aandacht gekomen is voor hun nagedachtenis, is de verplaatsing van Van den Hurks grafsteen vanuit cultuurhistorisch oogpunt een verkeerde beslissing geweest.
Op het kerkhof ligt ook I.B.P Bouquié begraven, die in 1834 op de noordoever van de Berkel in Mallem een weverij oprichtte voor 150 wevers. Zijn sterk vervallen fabriek staat er nog steeds en is vooral uitwendig en in de kapconstructie een monument. Het is zeker de oudste nog bestaande textielfabriek in de huidige gemeente Berkelland en mogelijk zelfs in de Achterhoek. Bouquié overleed in 1855.
Het eenvoudige graf van de weduwe Ch.B. Karnebeek-Backs, is het eveneens waard om in stand te worden gehouden. Zij werd bekend onder de naam ‘Chrissemeuje’. Zij overleed op 110-jarige leeftijd in 1959 en was daarmee lange tijd de oudste inwoner van Nederland. Een verbleekt fotootje prijkt op de grafsteen. Nationaal was de belangstelling voor haar verjaardagen na de 100 groot. Zelfs het indertijd beroemde koor ‘Mastreechter Staar’ maakt voor een van haar verjaardagen een omweg via de Holterhoek waar zij woonde. Op de internet zijn foto’s te vinden van verwijzingsbordjes met daarop alleen de naam ‘Chrissemeuje’.
Het kerkhof wordt goed onderhouden door de vrijwilligers van de inmiddels voormalige St.-Mattheusparochie. Een zeer aandachtige rondgang over het kerkhof zal ongetwijfeld nog veel meer verhalen aan het licht brengen over de mensen die er begraven zijn en bijzonderheden over de grafstenen. Grootste zorgpunt: wie neemt de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de niet meer onderhouden monumentale graven en graftekens?

Bennie te Vaarwerk

Sacramentsdag, protestanten en de Zwillbrockse beeldzuilen

Beeldzuil Zwilbrock, 1725
Beeldzuil Zwilbrock, 1725

Binnenkort (de donderdag in de tweede week na Pinksteren) is het weer Sacramentsdag. In Nordrhein-Westfalen is het nog altijd een feestdag en dus files in Nederland. Ook in Zwilbrock (Zwilbroek), bij Eibergen-Groenlo over de grens, was het ooit een feest van belang, misschien nog wel meer voor de Nederlandse katholieken, die in eigen land geen openbare processies mochten houden, dan voor de lokale bevolking. De Eibergse predikant-dichter Willem Sluiter (1627-1673) bracht in 1670 een bezoek aan de Zwilbrockse Sacramentsprocessie en schreef er een scherp gedicht over,  Paapsche Sacraments-dag, dat overigens pas in 1701 voor het eerst werd gepubliceerd. Al eerder, in 1669, had hij zijn Lof der heilige maagt Maria gepubliceerd. Dat was een betrekkelijk mild gedicht, dat daarom in zijn eigen protestantse kringen met de nodige kritiek werd ontvangen. In Paapsche Sacraments-dag zien kenners dan ook een reactie op zijn te milde houding op de katholieke Mariaverering. Sluiters gedichten genoten in de 17de, 18de en 19de eeuw een grote populariteit. Waarschijnlijk was zijn werk ook bij de paters van het Franciscanerklooster in Zwillbrock bekend. Bij de toegang naar het barokkerkje staan twee beeldzuilen, voorzien van 18de eeuwse Nederlandstalige teksten. De eerste kerk was in 1651 gesticht in onontgonnen gebied door Franciscanen uit Bocholt, met sterke steun van de vorstbisschop van Münster, Christoph Bernhard von Galen, en hoofdzakelijk bestemd voor de katholieken in de Heerlijkheid Borculo en de stad Groenlo en omgeving. De huidige barokkerk, met het in 1822 gesloopte klooster, is gebouwd in de eerste helft van de 18de eeuw. Blijkens een inschrift op een van de beeldzuilen, dateren deze uit 1725. Alle activiteiten waren gericht op de Nederlandse katholieken, maar ook op hun gereformeerde plaatsgenoten, wat blijkt uit de teksten op de beeldzuilen. Mogelijk zijn de beeldzuilen een (weliswaar late) reactie op sommige gedichten van  Willem Sluiter. Met name diens Lof der heilige maagt Maria  keerde zich o.a. ook tegen de verering van Mariabeelden.
De Nederlandse teksten in de timpaan (driehoek bovenaan) verwijzen direct naar de opdracht die aan het klooster Zwillbrock verbonden was, namelijk te missioneren in het grensgebied van de Republiek. Bovendien richten ze zich nadrukkelijk tot de gereformeerden. Het gebied van de Heerlijkheid Borculo was in 1616 voor de rooms-katholieke kerk verloren gegaan, inclusief de kerkgebouwen. Na de inname van Groenlo door Frederik Hendrik in 1627 was de situatie voor de achtergebleven katholieken nijpend geworden. Specifiek richten de inschriften zich tot de gereformeerden, die de nadruk op het woord van God leggen en alles wat te maken had met verering van heiligen, beelden- en altaarcultus radicaal uit de kerken verwijderden. De teksten proberen de argwaan van de gereformeerden (calvinisten) over de vermeende katholieke beeldenverering weg te nemen. Op de linkerzuil wordt gezegd dat het beeltenis van de verrezen Heer op het middenpaneel niet Christus zelf is. Daarom moeten geen houten of stenen beelden aanbeden worden, maar moet men bidden tot Christus de Heer alleen. Daar kunnen de protestanten niets op tegen hebben. Het venijn zit hem echter in de tekst op het middenpaneel op de rechterzuil. Teksten die lijken op die van het onderste paneel van de linkerzuil kan men ook vinden op gebedsformulieren en in aflaten die moesten beschermen tegen een plotselinge (subiete) dood. De tekst op het onderste paneel van de rechterzuil richt zich met de woorden ‘verdoolde schapen’ tot de gereformeerden. Want met ‘verdoold’,  wordt niet zozeer verdwaald bedoeld, als wel de van de rechte weg (de katholieke kerk) afgeraakte lieden.
Voor afbeeldingen van beide beeldzuilen, transcripties van de teksten en verdere toelichting en literatuurverwijzing: zie www.heerlijkheidborculo.nl

Opheffing Erfgoedcommissie Berkelland en intrekking Erfgoedverordening

In de vergadering van de Commissie Ruimte van de gemeente Berkelland van 11 oktober 2012 komt, onder het verhullende agendapunt 13 (‘Bouwverordening Berkelland 2013’) een voorstel aan de orde tot opheffing van de Erfgoedcommissie en intrekking van de Erfgoedverordening. Ervoor in de plaats komt een Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en een nieuwe Bouwverordening Berkelland 2013. De nieuwe commissie CRK is tevens adviescommissie voor welstand en monumentenzorg. Als reden voor de opheffing en intrekking geeft het College op dat de werkwijze van de Erfgoedcommissie niet efficiënt meer is in verhouding tot de personele omvang en tot de adviestaken. De commissie was inderdaad groot, omdat alle heemkundeclubs erin vertegenwoordigd waren. En inderdaad: de inbreng was ook wisselend van kwaliteit. De heemkundigen worden vervangen door één burgerlid, dat waarschijnlijk door de Erfgoedkoepel wordt afgevaardigd. Dit lid kan zich laten bijstaan door (lokale) deskundigen als dat nodig is.
Wie de nieuwe verordening leest, moet de schrik wel om het hart slaan. Monumenten zijn nu ook officieel marginaal geworden en de gemeente doet – overeenkomstig de mode van de tijd – niet meer dan wettelijk verplicht is. De commissie krijgt vooral een passieve taak en weinig mogelijkheden om zelf zaken op de agenda te plaatsen. Omdat deze gemeenteraad steeds blijk heeft gegeven weinig affiniteit te hebben met monumentenzorg, is een commissie die wel van de hoed en de rand weet en bovendien kritisch durft te zijn (ook naar de eigenaren van monumenten toe), van groot belang voor de verdedediging van de belangen van monumenten. De nieuwe verordening wekt de indruk zich vooral op de gebouwen te richten, minder op het landschap en andere cultuurhistorische uitingen. De bemensing van de commissie met afgevaardigden van het Gelders Genootschap is ook een reden tot zorg. Deze organisatie slaagde er maar nauwelijks in om een cultuurhistorische gebiedsbeschrijving te produceren die de toetssteen van de kritiek kan doorstaan. Het is de vraag of het burgerlid in staat is om de lokale en inhoudelijke deskundigheid voldoende in te brengen. In de op te heffen Erfgoedcommissie was naar mijn gevoel sprake van een te grote verbondenheid tussen de gemeenteambtenaren en de afgevaardigden van het Gelders Genootschap, die voor relatieve buitenstaanders, wat de leden van de heemkundekringen zijn, moeilijk te doorbreken was.
Met de sloop van de monumentale voorgevel van voormalig café de Krekel in Eibergen in het achterhoofd, is het voor mij onbegrijpelijk waarom in de nieuwe verordening de sloopbepalingen zijn vervallen. Berkelland lijkt een vrijstaat te worden voor slopers van monumentale panden. De gemeente stond erbij en keek ernaar.
Een laatste punt van zorg is het vervallen van het spreekrecht in de commissie. Gaat dat betekenen dat zowel bezitters van monumenten als belangenverdedigiers monddood worden gemaakt? Slordig vind ik, maar misschien vergis ik mij, dat in bijlage 9 (het reglement op de werkwijze) op meerdere plekken nog verwezen wordt naar de Erfgoedverordening die toch ingetrokken wordt?
Berkelland is de tweede gemeente in de Achterhoek die de erfgoed/monumentencommissie opheft, na Bronckhorst. Op website koketeert de gemeente Berkelland met de monumenten en een landschap waarin het goed toeven is. Monumenten zijn kwetsbaar en verdienen overheidsbescherming, zeg ik Loek Kemming na, die in het septembernummer van Oer (Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers) een commentaar wijdde aan de opheffing van de Monumentencommissie van Bronckhorst. Met de opheffing van de Erfgoedcommissie door Berkelland, maar meer nog met de magere nieuwe verordening en de personele invulling daarvan wordt het fundament onder een verantwoorde gemeentelijke (breed opgevatte) monumentenzorg weggeslagen.

Bennie te Vaarwerk

Ruïnes als nieuwe vorm van monumenten

Wij zijn er nog niet aan gewend, maar in het buitenland (Engeland, Frankrijk) is het al heel lang gewoon: monumentale gebouwen (bewust) laten vervallen en als ruïne laten voort bestaan. Onlangs las ik in de liberale krant NRC een artikel over monumentale ruïnes. Dat wordt ook in Nederland actueel in een tijdsgewricht waarin de overheid zijn handen aftrekt van de monumentenzorg en deze verbindt aan economisch rendement. Ook de economische crisis speelt daarin een rol. Vertaald in Berkellandse termen betekent dit dat de gemeente in de toekomst waarschijnlijk alleen (Europees/Gelders) geld in monumenten in Borculo en directe omgeving investeert. In de verdere omgeving van Borculo – de hoofdkern van ‘Rutteland’ – zijn al lang signalen zichtbaar van het bewust laten vervallen van monumenten. In de gemeente, die neoliberaler dan Rutte wil zijn, kunnen we daar al voorbeelden van zien: het sterke verval van het rijksmonument erve Niënhuis in Beltrum, het verdwijnen van de laatste restanten van havezate Mensink in Geesteren – overigens al begonnen ten tijde van de oude gemeente Borculo -, het passieve optreden van de gemeente na de brand bij het voormalige café de Krekel in het historische centrum van Eibergen, de voormalige fabriek aan de Haaksbergseweg in Eibergen en recent de vergeefse oproep tot behoud van (een deel van) de voormalige Beltrumse zuivelfabriek. De gemeente denkt pas mee als er ook een particulier/bedrijf is dat bereid is te investeren. Dat is nu het probleem van Berkelland: weinig grote bedrijven en/of particulieren zijn daartoe bereid of in staat daarin te investeren. Gevolg: steeds meer verval. Cultuurhistorie blijft ook onder neoliberale verhoudingen meer dan alleen economisch rendement, anders verarmd de gemeente en krijgen we Amerikaanse toestanden met veel leegstand, vandalisme en verval. Kortom, een gemeente waar het bepaald niet goed toeven is.
Wel vindt de gemeente het behoud van niet-zichtbare resten van de zgn. circumvallatielinie van het beleg van Groenlo uit 1627 van belang. Daarvoor bleek het zelfs mogelijk het tracé van de nieuwe N18 aan te passen. En dat terwijl de meeste inwoners niets aan het behoud hebben. Het is zelfs de vraag of de Grollenaren er zelf wat aan hebben. Kortom Berkelland moet het schaarse geld niet in onzichtbare Grolse monumenten en verder verbording investeren, maar in het behoud en onderhoud van de eigen monumenten.
In geen van de heringedeelde Achterhoekse gemeenten is het bestuurlijk centralisme zo sterk ontwikkeld als in Berkelland. De oude Sovjet-Unie zou er jaloers op geweest kunnen zijn. Waar in de andere gemeenten de (grote) kernen nog min of meer gelijkwaardig zijn, is dat in Berkelland vanaf het begin niet de bedoeling geweest. Ruurlo en – in mindere mate – Borculo zijn er voor de rijke mensen, Neede en Eibergen voor de sociaal minder bedeelden. Het toerisme draait om Borculo, hoe lelijk die plaats ook is als je er langs rijdt of erin rijdt. De zuivelfabriek domineert de skyline. Het stadje zelf, inclusief de kerk, dateert grotendeels van na 1925, toen de stormramp ertoe leidde dat juist in de kern de rooilijnen werden verlegd en dus niet meer het eeuwenoude stratenpatroon volgden. En nu worden de verschillen tussen de ‘hoofdstad’ e.o. en de rest van de gemeente ook zichtbaar in de monumentenzorg. De gemeente laat dat vastleggen in een nieuwe cultuurhistorische gebiedsbeschrijving. Tegen het concept heeft de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo, na verschillende malen tevergeefs aangedrongen te hebben op verbeteringen, ernstige bedenkingen en heeft daarom verdere medewerking beëindigd.