Categoriearchief: Marken in de heerlijkheid Borculo

Erfnamen en gerechtigden in de mark van Mallem, 1859-1909

Tussen de bomen het oude Mallemse gewaarde erve Roossink. Oorspronkelijk een goed van het Stift Vreden, rond 1600 een bezit van de Provisorie van de Stad Eibergen, en in het midden van de 19de eeuw door de burgerlijke gemeente overgedaan aan de Hervormde Diaconie van Eibergen. Op de achtergrond de Watertoren midden op de Mallemse Es. Linksachter het erve Slotman, dat in het markenboek nog als keuter wordt betiteld. Er voorlangs loopt de N18 of Twenteroute.
Tussen de bomen het oude Mallemse gewaarde erve Roossink. Oorspronkelijk een goed van het Stift Vreden, rond 1600 een bezit van de Provisorie van de Stad Eibergen, en in het midden van de 19de eeuw door de burgerlijke gemeente overgedaan aan de Hervormde Diaconie van Eibergen. Op de achtergrond de Watertoren midden op de Mallemse Es. Linksachter het erve Slotman, dat in het markenboek nog als keuter wordt betiteld. Er voorlangs loopt de N18 of Twenteroute.

In het archief van de mark van Mallem, berustend in het Gelders Archief te Arnhem[1], bevindt zich een in 1909 of later opgemaakte lijst van boerderij- of erfnamen met de bijbehorende eigenaren of gerechtigden in de mark van Mallem. De lijst is in bewerkte vorm, maar wel volledig weergegeven, te vinden op de webpagina Borculose sprokkels (rubriek XII). De opsteller heeft geen onderscheid meer gemaakt tussen gewaarde erven (volle erven of geërfden), halve erven en keuters. Naast de (soms in tijd veranderende) boerderijnaam vindt men er dus de namen van bijbehorende eigenaren en ziet men welke verschuivingen in het eigendom al of niet hebben plaatsgehad. Het betreft de eigendomssituaties in 1859, 1878 en 1909.

Deze bronbewerking maakt deel uit van een omvangrijker project met betrekking tot de geschiedenis van de mark en buurschap van Mallem. Ergens in het voorjaar hoop ik een transcriptie van het markenboek van Mallem op mijn website te plaatsen.

Eibergen, 2 februari/Maria Lichtmis 2014
Bennie te Vaarwerk


[1] Gelders Archief, Marken (0366), Mark van Eibergen, doos 93. Het markenarchief wordt momenteel (winter 2014) bewerkt en niet ter inzage gegeven.

Over de schoonheid van verval: monumenten in Mallem en op ’t Loo

Watertoren Mallem vanaf de Hoge Haarweg
Watertoren Mallem vanaf de Hoge Haarweg

Van de Eibergse buurschappen is Mallem wel de mooiste. In deze ten noorden van de Berkel gelegen buurschap zijn veel monumenten te vinden, waarvan sommige in meer of minder vervallen toestand verkeren. Mallem heeft veel ‘bekende’ monumenten: de Mallemse watermolen met sluis (‘verlaat’) en Muldershuis, erve ’t Vunderink, de in 1935 gebouwde Watertoren hoog op de Mallemse Es, de slotgracht van de voormalige Borculose havezate Mallem en het daar tegenover liggende erve Hofman. Er zijn ook wat minder bekende monumenten te vinden: de voormalige ticheloven Kammeijer aan de Rekkensebinnenweg, restanten van een steenoven van de Heer van Borculo, de Joodse begraafplaats op de Schephorst aan de Berkel, het zondagsschooltje op ’t Loo. Daarnaast zijn er nog veel niet-beschermde monumenten te vinden. De nieuwe natuur rond de Berkel is een aanwinst voor Eibergen en Mallem in het bijzonder. Als over enkele jaren de nieuwe N18 klaar is en de rust terugkeert, wordt Mallem nog veel meer de moeite waard.

't Loo, rechts erve Bartels, daarachter de gerestaureerde monumentale zondagsschool uit 1893 en helemaal achter erve Grijsen of Bisperink.
’t Loo, rechts erve Bartels, daarachter de gerestaureerde monumentale zondagsschool uit 1893 en helemaal achter erve Grijsen of Bisperink.

De onderbuurschap Loo is wel een parel. Het is jammer dat het nooit gelukt is deze buurt de status van beschermd dorpsgezicht te geven.

Al dominee-dichter Willem Sluiter roemde Mallem en zijn inwoners in de zeventiende eeuw: “Mallem, waerdste nagebuuren”,  zo noemde hij hen. Trouw kerkvolk, dat ook. Want men zag de Mallemse banken in de Eibergse kerspelkerk “nimmer leeg”. Van de Eibergse buurschappen was Mallem wel het meest geprotestantiseerd. Geen wonder dat Sluiter wel “met lust van u, o Mallem” kon zingen. Sluiter spelt trouwens de Mallem consequent  met -e. En verderop:

‘k Segg’ het sonder vleijerij,
ge zijt mijne vreugd en kroone.

Veldschuur in Mallem.
Veldschuur in Mallem.

Sluiter noemt in zijn Vreugd- en liefdesangen, waarin hij alle Eibergse buurschappen bezingt, ook de Mallerhaar, een deel van het Mallemse Veld in het noordwesten tegen de grens met Neede/Hoonte, ongeveer waar nu sportpark de Bijenkamp ligt.
In Mallem is veel te zien waaraan je achteloos voorbij zou gaan. Neem deze veldschuur.

Veldschuur in het Zwillbrocker Venn.
Veldschuur in het Zwillbrocker Venn.

En vergelijk die eens met een soortgelijke veldschuur van zandsteen op het Zwillbrocker Venn. Je ziet meteen het verschil tussen het  gründliche Duitse monumentenbeleid en het Nederlandse laissez faire-beleid dat momenteel (soms helaas) opgang vindt.

Erve 't Vunderink in Mallem. Het nu (nog) sterk vervallen goed behoorde ooit tot de goederen van de Heerlijkheid Mallem.
Erve ’t Vunderink in Mallem. Het nu (nog) sterk vervallen goed behoorde ooit tot de goederen van de Heerlijkheid Mallem.

Ook ’t Loo mag zich verheugen in zijn dichterlijke aandacht. In zijn “Aen onze Gemeynte op ’t Loo”, dicht hij o.a. de regels:

En ik wensch, dat gij mocht weten,
hoek ‘k uyt ware liefde sucht
na ’t gehucht,
daer gij zijt soo kleyn geseten.
Zijt gij kleyn en slecht in ’t oog:
‘k Acht u hoog.

Het zondagsschooltje op 't Loo, daterend uit 1893.
Het zondagsschooltje op ’t Loo, daterend uit 1893.

Hij maakt de vergelijking met de stad, die het natuurlijk aflegt tegen de eenvoud en vroomheid op ’t Loo:

Sie ‘k somwijlen ijdelheen
van de steen,
Dan gedenk ik, sonder jokken,
O, die op den Looschen brink
nu weer gink!
Daer sou sulks mij niet verlokken.

’t Loo was en is nog steeds een onderbuurschap of buurt van Mallem, gelegen aan de Berkel. De buurt bestaat uit enkele dichtbij elkaar gelegen rondom een brink gelegen boerderijen, waarvan Grijsen of Bisperink (naar een latere bewoner) wel het belangrijkste erf was.  Op de Brink staat een in 1893 door Bisperink gebouwd zondagsschooltje, dat een gemeentelijk monument is. Het mogelijk van Grijsen afgesplitste erf Könnink staat geheel in het groen. Het is het enige goed onderhouden monumentale erf op ’t Loo en ligt wat terzijde van de Brink geheel in het groen. Andere oude boerderijen zijn geheel in gebruik als stal, maar is de oude bouwtrant nog behouden.

Buurt 't Loo vanaf de Looweg richting Berkel
Buurt ’t Loo vanaf de Looweg richting Berkel

En verder dicht Sluiter:

Sijt doch nimmermeer alsoo
Op het Loo,
als de dorre doode boomen,
die daer op een Brink noch staen,
daer voortaen
vrucht noch blad weer aen wil komen,

 

Maer zijt als een boom geplant
aen de kant
van den Berkel, daer ter sijden
die sijn vrucht en sijn sayzoen
fris en groen,
voortbrengt op bequame tijden.

Groen is ’t Loo inmiddels wel geworden.

De Mallemse fabriek van J.B.P. Bouquié uit 1834.
De Mallemse fabriek van J.B.P. Bouquié uit 1834.

Mallem was ook de buurschap waar de industrialisatie van Eibergen begon. Hier werd in 1834 door de uit Brussel afkomstige Belg Bouquié de eerste textielfabriek gebouwd. Door de afscheiding van België in 1831 werd dat land ook afgesneden van de nederlandse kolonie Indië, die voor de opkomende textielindustrie van groot belang was. De Mallemse Fabriek staat er nog steeds, al zijn alleen de buitenkant en een deel van de kapconstructie nog authentiek. Bouquié overleed plotseling in 1855. Zijn graf (nr. 1) is te vinden op de rooms-katholieke begraafplaats aan de Borculoseweg in Eibergen.

Detail van grafsteen nr. 1 op de r.-k. begraafplaats te Eibergen. De tekst luidt: J.B.P. Bouquié, né a Bruxelles [geboren te Brussel], le 20 aout 1778. Hij overleed op 2 december 1855 te Eibergen. Deze grafsteen is net als de fabriek beslist monumentwaardig.
Detail van grafsteen nr. 1 op de r.-k. begraafplaats te Eibergen. De tekst luidt: J.B.P. Bouquié, né a Bruxelles [geboren te Brussel], le 20 aout 1778. Hij overleed op 2 december 1855 te Eibergen. Deze grafsteen is net als de fabriek beslist monumentwaardig.

De fabriek werd gebouwd nabij een vonder over de Berkel en een doorwaadbare plaats in die rivier, aan de oude weg van Eibergen,  achterlangs de fabriek via ’t Wievenveld in Mallem aansloot op de grote hessenweg van Vreden via Neede naar Münster. Een deel van deze oeroude infrastructuur is nog steeds aanwezig in Mallem. De komst van de textielfabriek was aanleiding tot de bouw van de eerste vaste brug over de Berkel in Eibergen. Tot dan toe was Eibergen per brug alleen bereikbaar over de Stokkersbrug in Olden Eibergen of de brug over de stuw bij de Mallemse Molen. De Nieuwe Brug, zoals die nog steeds heet, werd later een belangrijke brug in de eveneens in de negentiende eeuw aangelegde Twenteroute, de huidige N18. De over twee jaar aan te leggen nieuwe N18 wordt daarmee het belangrijkste infrastructurele werk in bijna twee eeuwen (de spoorlijn niet meegerekend).

Via 't Wievenveld in Mallem sloot verkeer uit Eibergen aan op de oude hessenweg van Vreden over Rekken en Neede naar Deventer.
Via ’t Wievenveld in Mallem sloot verkeer uit Eibergen aan op de oude hessenweg van Vreden over Rekken en Neede naar Deventer.

Een volgend jaar maar eens een routetje uitzetten in dit fraaie gebied op loopafstand van Eibergen. Of wordt het tijd voor een nieuwe Gids voor Eibergen?

Bennie te Vaarwerk

Nieuwe bronnenpublicatie: het markeboek van Gelselaar, 1674-1788

Een pagina uit het markeboek van de buurschap Gelselaar.
Een pagina uit het markeboek van de buurschap Gelselaar.

Al eerder heb ik geblogd over het markeboek van Gelselaar. De transcriptie van dat register of resolutieboek van de geërfden van Gelselaar is vandaag op de website geplaatst. Zoals zo vaak in de geschiedenis, is een ruzie aanleiding geweest tot archiefvorming, in dit geval tot het aanleggen van het markeboek. Er was een geschil  met de mark van Noordijk, waarover een proces gevoerd werd. De ook toen al dure advocaten moesten betaald worden uit de opbrengsten van te verkopen hout en van een ‘sekere hutte met de uytdrift gelegen op de Schipbeke’. Grensgeschillen waren er later (1681) ook met Geesteren. Wat opvalt is dat de mark van Gelselaar relatief weinig gewaarde erven heeft. De dienst wordt er uitgemaakt door de heer van Ruurlo als bezitter van het in Gelselaar gelegen goed de Schothorst, de heer van Bevervoorde (later Theodorus Oldenkotte), de bezitter van ’t Weldam (namens Benneker), drost Joan Balzer van Duythe, namens de heer van Borculo als erfmarkenrichter als voorzitter van de markenvergadering, de diaconie van Haaksbergen (Stockhuyrne), Ten Broeckhuijs, Janssen en Tecklenborgh. Heel langzaam wordt dat aantal wat groter.
De mark bemoeide zich ook met de kerk (waar men ook vergaderde). De gewaarden, geërfden of markgenoten controleerden in het bijzijn van de drost de kerkenrekeningen. De mark droeg ook verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud van het kerkgebouw, waarvan de garfkamer (oorspronkelijke sacristie, later misschien de consistoriekamer) in 1710 in een staat van ernstig verval verkeerde. Een verzoekschrift tot herbouw en restauratie wordt door een flink aantal inwoners ondertekend, waarvan tien met een huismerk. Een foto daarvan is in de transcriptie opgenomen.
Dat Gelselaar met recht een ganzendorp genoemd mag worden blijkt ook uit meerdere passages in het nu op het internet beschikbaar gekomen transcriptie van het markeboek.

Bennie te Vaarwerk

Nieuwe indexen oud-rechterlijk archief Stad en Heerlijkheid Borculo

Vandaag zijn zes nieuwe indexen op het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo op de website geplaatst. Het betreft indexen op de volgende inventarisnummers, waarvan de originelen geraadpleegd kunnen worden in de studiezaal van het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers te Doetinchem:

94. Stadgerichtsprotocol civiele zaken, 1712-1722.
97. Stadgerichtsprotocol civiele zaken, 1732-1738.

Dossiers van civiele procedures voor het landgericht en fragmenten daarvan.
305-II. 1730-1731.
306-I. 1732-1735.
307. 1736-1737. Specificatie:
307.1. Jan Jacob Gansneb gnt. Tenghnagel tot de Camp contra Wessel Coeslagh,1736.
307.2. Berent Rolinck contra Jan ten Bonekamp, 1736.
307.3. Weduwe Broekhuijs contra Esken Elderink, 1736.
307.4. Weduwe Ter Weeme contra Dr. J.C. ten Cate en J. Smits, 1737 (afdeeling van het Luttikholt).
307.5. Hermannus Otto graaf van Hoensbroek tot Geull contra Otto Ernst Gelder graaf van Limburg Stirum c.s., 1737.
307.6. Hendrik Willink contra H. ter Huurne, 1737.

413. Protocol van opdrachten en bezwaren ten landgerichte (vrijwillige rechtspraak), 1717-1724.

Put op het terrein van havezate De Kamp bij Neede met de familiewapens Tengnagel en Van (der) Wijck, 1609.
Put op het terrein van havezate De Kamp bij Neede met de familiewapens Tengnagel en Van (der) Wijck, 1609.

Ganzen en Gelselaar

AfbeeldingHet markenboek van Gelselaar, dat begint in 1674, bevat enkele verrassingen die dat eigenlijk ook niet hoeven te zijn. Want de laatste jaren treden de ‘Gelstersen’  her en der in de regio en niet te vergeten in Gelselaar zelf, op met het hoeden of drijven van ganzen. Hoewel ik het fenomeen van het ganzen hoeden in de Borculose markenboeken nog niet eerder zag, hoeft het voorkomen in de waterrijke omgeving niet te verbazen. Groenlo heeft zijn Ganzenmarkt. Maar Gelselaar spant tot nu toe de kroon. In 1680 bepalen de geërfden van de buurschap Gelselaar, dat elk vol erf (grote boerderij) 30, elk half erf 20 en elke ‘kaeter’ (keuterboer) (toch nog) 15 ganzen mag houden in het Gelselaarse Broek, mits Geesteren hetzelfde zou doen. Om te voorkomen dat het aantal uit de hand zou lopen werd ondervoogd Jan Böemer tot opzichter benoemd. Jaarlijks op of na St.-Jacob (25 juli) moesten de ganzen worden geteld. Overtreders werden behoorlijk gestraft: elke gans teveel werd verbeurd verklaard en de overtreder moest bovendien een halve goldgulden betalen. Bepaald geen gering bedrag! In 1751 werd besloten dat niet-gerechtigden in de mark voor het houden van 10 ganzen  jaarlijks15 stuivers moesten betalen. Wanneer zij niet betaalden, mochten de schutters (die belast waren met de inname van het geld) de ganzen schutten (in beslag nemen) of ze zelfs ‘doodtslaan’,  zoals de geërfden op 26 augustus van dat jaar besloten. Een bewerking van het markenboek is binnenkort te downloaden vanaf www.heerlijkheidborculo.nl