Categoriearchief: Mallem

De Nieuwe Brug over de Berkel in Eibergen (1837)

Funderingswerkzaamheden voor de nieuwste brug over de Berkel in Olden Eibergen, nabij de Stokkersbrug. Rechts de tijdelijke hulpbrug. (18 september 2017)

Op dit moment worden de fundamenten gelegd voor het grootste infrastructurele werk over de Berkel in Eibergen in 180 jaar. De nieuwste brug over de al eveneens nieuwste N18 ligt op een steenworp afstand van wat waarschijnlijk de oudste brug onder Eibergen is: de Stokkersbrug (al is die pas een stuw sinds ca. 1970). De nieuwe weg ligt in het hier in Olden Eibergen steeds breder wordende Berkeldal. Het enorme weglichaam aan weerszijden van de nieuwe brug heeft het uitzicht verwoest dat je altijd had vanaf de Stokkersbrug naar het westen.
Het is te hopen dat Rijkswaterstaat bij de berekeningen en voorbereiding van de bouw van de nieuwe autoweg beter rekening heeft gehouden met overstromingsrisico’s dan de Provinciale Rijkswaterstaat deed in de jaren 1834-1837.

De Nieuwe Brug over de Berkel in de N18 bij Eibergen. De eerste houten voorganger werd gebouwd in 1837. Belangrijkste aandrijver daarvan was de stichter van de fabriek (1834) op de achtergrond, J.B.P. Bouquié. Inmiddels is de Kastanjefabriek, zoals het pand nu in de volksmond heet, fraai gerestaureerd. De ‘Kastanjefabriek’, genoemd naar de bomen die ooit voor het pand stonden, wordt ook de naam van het hotel dat in dit pand gevestigd wordt (situatie 2014).

Want is laatstgenoemd jaar kwam de eerste brug over de Berkel bij Eibergen gereed, een brug die, omdat hij nieuw was, altijd de ‘Nieuwe Brug’ is blijven heten. Daarom wordt het ook hoog tijd die naam te vereeuwigen op deze brug. De Nieuwe Brug markeert een wending in de geschiedenis van Eibergen en zelfs van de Achterhoek. Je mag, nee je móet de brug beschouwen als het begin van de N18 of, in de volksmond, de Twenteroute (alleen onder Varsseveld een formele wegbenaming). Die weg werd bij stukje en beetjes aangelegd vanaf de jaren ’50 van de negentiende eeuw, in 1837 eerst als verbetering van de verbinding tussen het dorp Eibergen, Mallem en Neede.

In juni 1834 had J.B.P. Bouquié,  een rijksambtenaar werkzaam op het ministerie van Koloniën, zich in Eibergen gevestigd. Hij bouwde er een textielfabriek op de Reuverskamp aan de Berkel, waar rond de jaarwisseling al enkele wevers werkten. Door bemiddeling van burgemeester Van Heeckeren was het terrein van de Provisorie en Diaconie van Eibergen aangekocht.

De Reuverskamp in het Maatboek van 1810. Op dit perceel van de Provisorie en Diaconie van Eibergen bouwde Bouquié in 1834 zijn fabriek. Hij eiste er wel een brug bij.

Dat perceel was tot dan toe in pacht bij Jan Wennink op de Reuver in Mallem. Kennelijk heeft men eerst wel een ander terrein op het oog gehad, maar was dat niet geschikt vanwege de grootte van het gebouw. Bouquié stelde als eis dat er bij vestiging op de Reuverskamp een brug over de Berkel zou worden gebouwd, ‘want zonder dat middel van communicatie is het praktisch onmogelijk om daar een fabriek (‘atelier’) te bouwen’, schreef hij aan burgemeester Van Eckeren[!] op 22 december 1834. Hij wilde dat de gemeenteraad nu eens eindelijk zou besluiten tot de bouw van de brug. Dat was gemakkelijker geschreven dan gerealiseerd, want Eibergen was toen een armlastige gemeente. Tot overmaat van ramp kwam daar in januari 1835 het overlijden van de in Eibergen zeer geliefde burgemeester Van Heeckeren bij. Alles wat in Oost-Gelderland bestuurlijk iets voorstelde was wel verwant aan of had een goed netwerk met de in de Graafschap (en de Provincie!) nog steeds machtige Van Heeckerens.  De man had verder het voordeel gehad, dat hij door zijn verwantschap aan de Von Mulerts goede relaties had met die familie, eigenaar van de heerlijkheid Mallem,  en haar te Eibergen residerende rentmeester De la Fontaine Verweij.  Na zijn overlijden werd het burgemeestersambt tijdelijk waargenomen door G. Smits, een telg uit een oude Eibergse bestuurders- en koopmansfamilie, totdat voorzien werd in de vacature door de benoeming van de uit Wijchen afkomstige ex-officier C.H. Koentz. Het gemeentebestuur van Eibergen was voor realisatie van de plannen afhankelijk van subsidies van Provincie en Rijk En ook toen werkten ambtelijke en bestuurlijke molens al langzaam. Toch werd al vanaf 1834 gewerkt aan een oplossing van de communicatieproblematiek tussen beide oevers.

Het vonder over de Berkel bij Eibergen in het Maatboek van 1810. Het was eigendom van de Mark van Mallem, die het ook moest onderhouden. Vanwege de lage weiden (en de toen nog smalle rivier) was het vonder verlengd om de overkant met droge voeten te kunnen halen.

Tot 1834 lag op de plek van de latere Berkelbrug een voetgangersvonder, eigendom van de Mark van Mallem, die ook de onderhoudsplicht had. In de bronnen wordt het vaak het ‘Hoge Vonder’ genoemd. Het stadje Eibergen had vóór 1837 geen brugverbinding met de noordelijke oever. De dichtstbij gelegen bruggen waren de Stokkersbrug in Olden Eibergen en de brug over de sluis en stuwbrug in Mallem. Het zuid-noord-vrachtverkeer ging vanaf Eibergen over een oud weggetje over de monding van de Ramsbeek, waarin de Polbrug lag, over de Pol naar de voort in de Berkel. Op de noordoever was een holle weg tussen de bouwkampen de Schephorst (nu Joodse begraafplaats, zie onderstaande kaart, daar ‘kerkhof’ genoemd ) en de Reuverskamp. Dan liep de weg over het Wievenveld om ter hoogte van het erve De Reuver aan te sluiten op de oude oost-west lopende hessenweg van Oldenkotte via Neede (herberg de Meijer) naar Deventer. De route is nog deels traceerbaar. In het bos aan de Berkel markeert een laagte tussen Joodse begraafplaats en fabrieksterrein de oude holle weg die daar aansloot op de voort door de Berkel.

Detail van de verdelingskaart van de Mark van Mallem, ca. 1840. Middenonder: de fabriek van Bouquié (met aanbouw!). De nieuw-ontworpen (marken-)wegen zijn met stippellijnen weergegeven. De weg naar Neede was al gerealiseerd. ‘Kerkhof’ is de nog bestaande Joodse begraafplaats (‘Jöddenbulten’ in de volksmond), op de Schephorst aan de Berkel. Tussen de Schephorst en de Reuverskamp (met de fabriek van Bouquié) loopt de oude – holle -weg vanaf de voorde door de Berkel naar het noorden. Het ontwerp van de latere Rekkensebinnenweg is ook al te zien, evenals het Wievenveld, met op de hoek van de Rekkensebinnenweg het ‘Witte Huis te Mallem’ van leerlooier Van Breda. Dat Bouquié mogelijk nog uitbreidingsplannen had, kan afgeleid worden uit het feit dat hem bij de markenverdeling ook gronden waren toebedeeld in het verlengde van het perceel dat hij al bezat.
Links op de kaart erve het Vunderink, dat zijn naam ongetwijfeld te danken heeft aan het vonder over de Berkel.

De verkeersbewegingen, in onze contreien nog tot in de negentiende eeuw hoofdzakelijk gebaseerd op het vervoer van agrarische producten naar de IJsselsteden Zutphen en (vooral) Deventer en het importeren van luxeproducten vanuit die steden, was dus vooral oost-west gericht. De Berkelscheepvaart speelde af en toe ook nog een rolletje als die rivier tenminste bevaarbaar was. Knelpunt onder Eibergen was vooral de Berkel op het Knollenbroek onder Mallem, die daar voortdurend verzandde.

Ondertussen was Bouquié alvast begonnen met de productie van calicots. In het verslag van de districtscommissaris, het hoofd van een bestuurslaag tussen provincie en gemeenten,  over 1834 aan de gouverneur van Gelderland, is een passage opgenomen over de economische toestand van Eibergen en de impact van de komst van de calicotsfabriek van Bouquié:

‘In de gemeente Eibergen zijn nog aanwezig 2 water- en 2 windkorenmolens, 2 wateroliemolens en een rosoliemolen, 1 waterruwmolen, 2 steenbakkerijen, waarvan eene tevens met eene pannebakkerij verbonden is, 2 bierbrouwerijen, 2 katoenspinnerijen, 1 leerlooijerij waarin ook leder voor boekbinders vervaardigd wordt, 1 leerlooijerij voor de schoenmakers in het dorp Eibergen en eene blaauwververij aldaar. Deze fabryken hebben in 1834 aanhoudend werk en debiet gehad, met uitzondering van de bierbrouwerijen die sedert eenige jaren niet veel meer te doen hebben, en de blaauwververij die bijna stilstaat ten gevolge van de goedkope prijzen der katoenen.

Ook houdt zich sedert juni 1834 in die gemeente de heer J.B.P. Bouquié met de oprigting eener fabryk van calica bezig, welke aanvankelijk in werking is en waarin reeds een aantal wevers werkzaam zijn. Deze fabryk schijnt voor de ingezetenen van de minvermogende volksklasse gunstige vooruitzigten te openen, dewijl kinderen van 10 jaren en daarboven daardoor in de gelegenheid gesteld worden door hunnen arbeid tot de vervulling der behoeften van de huisgezinnen tot welke zij behooren, geene onaanzienlijke bijdragen te leveren, hoezeer het van den anderen kant te vreezen is, dat het onderwijs en de opvoeding van zoodanige kinderen daardoor nadeel zal lijden’.

Het eerste plan van het gemeentebestuur (1834) was gericht op het verbeteren van de bestaande weg naar het vonder en het vonder zelf. Maar dat plan verdween vrij snel van tafel, want voldeed niet aan de eis van de fabrikant.

Het eerste plan, afkomstig van de gemeente, met verbetering van de bestaande weg vanuit het dorp en vervolgens een nieuwe dijk naar het te verlengen vonder over de Berkel. Ter oriëntatie: ‘Samuel ‘ is nu het Wapen van Eibergen, het ‘Brouwhuis’, staat op oude foto’s nog als het Pension Ledeboer en is in de jaren ’30 van de 20ste eeuw gesloopt, toen de kruising van de Grotestraat met de Haaksbergseweg en de nieuwe rondweg, de Wilhelmweg, gerealiseerd werd. ‘De Hof’ is waar nu garage Grooters gevestigd is. Wat nu de Hondevoort is (langs ‘C’), was toen het pad naar Rekken. De oude Hondevoort liep vóór Grooters langs, met het laagste punt bij ‘D’ (nu nog te zien), waar de Ramsbeek en de Simmelinkgoot zich verenigden tot de Pollegotte, die vóór de Pol in de Berkel uitmondde. De oude weg naar de voorde door de Berkel is lichtgroen gekleurd en liep vanaf het dorp langs de Simmelinkgoot en Pollegotte, waarin de Polbrug lag, langs het perceel ‘den Pol’ naar de Berkel, om tussen de Joodse begraafplaats en de Reuverskamp via een holle weg naar het noorden te lopen. Het gemeentebestuur had terecht een verlaat opgenomen in de plannen (bij f), om de Berkel bij hoog water de gelegenheid te geven over de Wemermaat uit te stromen en zo nog vervelender gevolgen te voorkomen. In wat op de kaart ‘Harbersweide’ heet staat nu een villa met de naam ‘De Pol’, op grond van deze kaart dus een onjuiste naam. Het noorden is op deze kaart rechts.
Het begin van de Grotestraat aan de oostzijde van het dorp, eerste kwart van de twintigste eeuw, ter hoogte van Pension Ledeboer (links). Daarachter het Wapen van Eibergen.
Gezicht op Eibergen vanaf de Berkeloever in Mallem. Op de voorgrond de huidige oude Berkel langs de Joodse begraafplaats. Op de achtergrond de Protestantse kerk, villa Ilthios, die nu pal aan de Berkel staat bij de Nieuwe Brug, en, vaag, de nieuwe r.-k. kerk uit 1935.

Het vonder was nog eigendom van de Mark van Mallem, die er wel vanaf wilde. In de vergadering van de mark van 16 maart 1835 bij Hofman in Mallem, werd besloten,

’ten opzigte der noodzakelijk te doene raparatien aan het hooge vonder door geërfdens is besloten aan de heeren J. Bisperink, J.G. de la Fontaine Verweij, H. Grijzen en G.J. Meijers op te dragen om met het plaatselijk bestuur van Eibergen in onderhandeling te treden wegens de overneming van het onderhoud van het gemelde vonder door de gemeente, welk vonder door een waarschijnlijk te maken brug over de Berkel zal komen te vervallen en dat daarvan  dan uitslag en hunne gevoelens op den eerstkomenden markendag aan de geërfdens mede te deelen.’

Dat is ongetwijfeld gebeurd, maar een verslag van de eerstvolgende (?) markenvergadering dateert pas uit 1859.

In ieder geval ging de in Zutphen woonachtige Rijkswaterstaatingenieur Dibbets aan de slag met een plan voor een vaste oeververbinding in de vorm van een brug en een nieuwe dijk daar naar toe. Het plan voorzag ook in een overlaat, die kritieke waterhoogten moest reguleren (zie onderstaande kaart). Er werd subsidie aangevraagd, maar het plan werd te duur bevonden, zodat de overlaat geschrapt werd. Ter compensatie werd het weglichaam iets minder hoog gemaakt.

In 1835 ontwikkelde Waterstaatsingenieur Dibbets een plan voor een brug over de Berkel. Dat plan voorzag ook in een overlaat ter hoogte van de samenvloeiing van de Ramsbeek met de Simmelinkgoot. Voor de vrije uitstroom van het water over de Wemermaat was het afgraven van weidelanden aan de westzijde van de nieuwe weg nodig. Op die plek bevindt zich nu een duiker onder de Haaksbergseweg, die overgaat in de verlengde oude Ramsbeek. Een voorgestelde verlegging van de Berkel heeft helemaal geen doorgang gevonden. De bijna haakse bocht bleef gehandhaafd.

Het verbeterde plan volgde in 1836. De opmeting dateert van 10 februari 1836 door opzichter De Haan van Provinciale Waterstaat. Het is een zeer gedetailleerde tekening van de oude én nieuwe situatie. Bijzonder is de tekening van het lange (hoge) vonder naast de nieuwe Berkelbrug. Een optie is kennelijk ook geweest om de oude weg over de monding van de Pollegotte te verbeteren en te voorzien in twee nieuwe bruggen, nl. over de Pollegotte en over de Berkel achter de fabriek van Bouquié. Aan overbrugging van de voort werd kennelijk niet gedacht:

Vernieuwde plannen voor de Berkelbrug bij Eibergen, 1836. Het noorden is rechts. Ten westen (hier dus boven) van de geprojecteerde nieuwe brug staat ‘Brug voor voetgangers’. Dit was het oude Mallemse of Hoge Vonder. De oude weg naar de voort door de Berkel is helemaal onderaan nog te zien. Het bruggetje in die weg is de Polbrug. Aan de linkerkant van het oude weggetje naar de voort lag het perceel met de naam ‘de Pol’.

Eind 1836 vond dan eindelijk de aanbesteding van de werkzaamheden plaats:

Bericht van aanbesteding van de bouw van de nieuwe brug over de Berkel in Eibergen met de weg er naar toe. (Arnhemsche Courant)

In de zomer van 1837 kwam na bijna drie jaren van voorbereidingen en bezuinigingen de brug over de Berkel gereed met het daarbij behorend nieuw en hooggelegen weggedeelte in het toch al smalle Berkeldal bij Eibergen vanaf de huidige Grotestraat tot de huidige Needseweg.

Tekening van de Nieuwe Brug over de Berkel bij Eibergen, zoals hij uiteindelijk gerealiseerd werd. De tekening is van  ca. 1845.

Maar in december 1837, nu bijna 180 jaar geleden dus, sloeg het noodlot toe. Door hevige regenval overstroomde de Berkel en zijn bij Eibergen daarin stromende zijrivier de Ramsbeek. Het nieuwe dijklichaam fungeerde als een stuw. Door verzadiging dreigde de dijk te bezwijken. De enige plek waar het water weg kon, was de nieuwe brug. In die vernauwing daar schuurde het water met grote kracht het rivierbed uit, waardoor de houten pijlers uitgespoeld werden. Eibergen haalde de landelijke kranten. Het Algemeen Handelsblad berichtte op 29 december 1837:

Bericht in het Algemeen Handelsblad van 29-12-1837 over de overstromingen te Eibergen. Soortgelijke berichten kan men vinden in andere kranten, zodat het vermoeden bestaat dat er maar één correspondent in de gemeente was. (Delpher)

De brug werd in 1838 hersteld, eerst vele jaren later volgde de overlaat, voorzien van een bruggetje,  zoals op onderstaande detail uit een ansichtkaart met Jugendstil-omlijsting te zien is op de achtergrond. In de weide rechts op de foto (de Harbersweide op de oudere kaarten) staan nu villa’s, w.o. Ilthios en de Pol. De laatste naam is onjuist op die plek, zoals eerder aangegeven.

De Nieuwe Brug, ca. 1900, detail van een ansichtkaart. Op de achtergrond het bruggetje over de later alsnog gerealiseerde overlaat. Op de verdere achtergrond het dorp.

Nog een klein jaar geduld en dan kunnen de Eibergenaren weer wandelen over de dan oude Twenteroute naar de prachtig gerestaureerde fabriek, dan hotel, van Bouquié.

De Mallemse Fabriek of Kastanjefabriek uit 1834 op Koningsdag 2017. Door de restauratie zijn de verschillende bouwdelen goed zichtbaar geworden. Ook latere wijzigingen zijn behouden of herkenbaar gebleven. En dat is goed.

‘Alles is moar ’n tied lank’, zei Hendrik Odink al.

Bennie te Vaarwerk

 

Nieuwe namen voor (soms) oude wegen

Met aanvullingen, 10 maart 2017 en 21 juli 2017

De bouw van de nieuwe N18 onder Eibergen vordert gestaag. Her en der zijn al wegen afgesloten, bijv. de Eimersweg in Hupsel, en andere wegen zullen spoedig volgen. In de pers verschenen afgelopen week berichten over nieuwe straatnaamgeving die door de bouw van de nieuwe autoweg noodzakelijk wordt. Op grond van het persbericht dat op de website Nieuws uit Berkelland verscheen, betreft dat een stuk of tien gevallen waarvoor (nog) een nieuwe naam wordt gezocht. Op het bijgevoegde kaartje, dat gebaseerd is op de huisnummerkaart van de gemeente Eibergen uit 1969, heb ik die gevallen met de nummers A-J aangegeven.  De gemeente is voornemens (volgens diezelfde persberichten, zie ook het persbericht dat in het h.a.h.-blad Achterhoek Nieuws verscheen op 7 maart en onderaan opgenomen is) de omwonenden van de betrokken wegen en de Historische Kring Eibergen bij de naamswijzigingen of nieuwe namen te betrekken. Als geïnteresseerd burger wil ik de gemeente ook graag helpen bij de zoektocht naar wegennamen. Ik doe dat uiteraard vanuit een historische invalshoek.

Op deze huisnummerkaart van de gemeente Eibergen uit 1969 is met de letters A-J aangegeven welke nieuwe wegen een naam moeten krijgen of welke wegen/weggedeelten hernoemd moeten worden.

A. Munsterdijk (Mallem)
Volgens het persbericht gaat het om het deel van de Munsterdijk ten zuiden van de nieuwe N18. Dat is dus het weggedeelte dat nagenoeg geheel in de oude gemeente Eibergen ligt, in de buurschap Mallem. Het is een oude weg, want hij komt al voor op het kadastraal minuutplan van Mallem van 1828. Hij dateert dus van vóór de verdeling van de mark van Mallem in 1845. Hoewel de naam suggereert dat de weg een verbinding vormde tussen Rietmolen (Hoonte) en Munster(land), zijn daarvoor geen aanwijzingen te vinden. De weg loopt ook niet naar Duitsland (de ‘Pruusse’,  zoals men toen zei), maar takte bij erve de Reuver aan op de grote handelsweg Oldenkotte-Neede.  In de markenboeken van Mallem (1567-1917) komt de naam niet voor. H.W. Heuvel spreekt in 1922 in zijn boek Gids voor Eibergen en Groenlo alleen over de ‘Munsterdiek’, maar legt geen verband met Duitsland.

Ontworpen wegen en waterleidingen in de mark van Mallem, 1839. De huidige Munsterdijk is de weg van de letter G via H naar het punt waar de gemeentegrenzen van Eibergen, Haaksbergen en Neede bij elkaar kwamen. Omdat de Twenteroute nog niet bestond, ging de (latere) Munsterdijk bij Slotman over in de weg over en onderlangs de Mallemse Es, om bij de Reuver aan te sluiten op de handelsweg Duitsland-Deventer. De weg langs de letters E-F-G was de hoofdweg van Eibergen naar Haaksbergen. De weg A-B-C-D was de weg van Olden Eibergen naar Rietmolen. Het is grotendeels de huidige Rietmolenseweg. De huidige Leugemorsweg was tussen Broshuis en Vunderink een nieuwe weg en ook een markenweg. De ontworpen en te verleggen wegen zijn in rood aangegeven. Op de kaart is ook goed te zien dat de waterleidingen werden aangelegd van de ene naar de andere drassige laagte (‘slat’).

De weg zelf heeft geen andere betekenis (voor de mark van Mallem althans) dan als ontsluitingsweg voor de markengrond in de hoek tegen Hoonte (Neede) en Brammelo (Haaksbergen aan. Volgens de verdelingskaart van de mark van Mallem vinden we hier de aan de provisorie van Eibergen en enkele particulieren toebedeelde markengronden. Oude boerderijen vindt men niet in dat gebied. De erven die er staan, dateren van (ver) na de markenverdeling, bijv. Tosveld en de Elisabethhoeve. De ligging van dat eerste erf aan de huidige Munsterdijk, is een mooie aanleiding om het ten zuiden van de nieuwe N18 gelegen deel van de Munsterdijk naar dit erf te vernoemen: ‘het Tosveld’  of Tosveldweg. Het is dan tevens een mooie herinnering aan de mark van Mallem.

Het erve Tosveld in Mallem aan de huidige Munsterdijk in Mallem. Inzet: gevelsteen met naam en stichtingsjaar 1926.
Detail van het kadastraal minuutplan van Olden Eibergen uit 1828, met het deel van de Stokkersweg tussen Borculoseweg en Olminkhof (Needseweg). Het bochtige karakter, dat voor een deel nu nog aanwezig is, weerspiegelt de geschiedenis van deze weg, die hier in een oudhoevig landschap lag.

B. De Stokkersweg van N823 (Needseweg) tot aan de Stokkersbrug
De huidige Stokkersweg loopt als een radiaal van noord naar zuid door de buurschap Olden Eibergen. Het noordelijk deel is oud en bestond al lang vóór het wegen- en waterleidingenplan van 1856 en de markenverdeling van 1861. De Stokkersbrug, een door de mark van Olden Eibergen te onderhouden brug,  is de naamgever, maar als straatnaam heeft de weg geen oude papieren. Tot omstreeks 1970 liep de weg over het erve Biezebeek (nu nog Leugemorsweg 8), maar is toen in het kader van de verharding door de voortuin gelegd, waarvoor o.a. de endskamer werd gesloopt. Een deel van de gracht die dit oude erf (begin 12de eeuw, zeker: 1299) omringde, kwam toen ten westen van de nieuwe Stokkersweg te liggen. Het erve Biezebeek  is één van de drie oude Oldeneibergse erven ten noorden van de Berkel. De andere erven zijn: Leugemors (1360: Loghenmersch) en Olminkhof (1329: Alvinchove, thans bekend onder de namen Jonge en Olde Scholte). Het erve Lubbersman is hoogstwaarschijnlijk een afsplitsing van Leugemors, terwijl Olminkhof al in de 16de eeuw gesplitst was in de Jonge en de Olde Scholte, beide in de hoek Needseweg-Stokkersweg. Als dit stuk Stokkersweg hernoemd moet worden, dan komen de namen Biezebeek (Beezebekke, Biezebeekweg), Olminkhof (Jonge Scholte)  of Scholtenes, in aanmerking. De huidige Stokkersweg loopt namelijk midden over de Scholtenes, het hoge bouwland tussen Needseweg en kruising met de huidige Leugemorsweg. De naam Scholtenes komt natuurlijk van de Jonge Scholte, die de grootste grondbezitter op deze es en in dit deel van de buurschap Olden Eibergen was. Voor een vernoeming naar Olminkhof alias de (Jonge) Scholte pleit ook, dat dit erf een van de grote hoven van het Stift Vreden in de heerlijkheid Borculo was. Het is zelfs niet onmogelijk dat de erven Biezebeek en Leugemors ooit deel uitgemaakt hebben van deze hof Olminkhof. De scholte van de Olminkhof was erfelijk tegeder (bijzitter) in het hofgericht van de abdis van het Stift Vreden. De abdis had het recht van herberg bij stro (winter) en gras (zomer) op deze hof.

De Stokkersweg, zoals die sinds ca. 1960 loopt door de voortuin van het erve Biezebeek. Links van de weg was tot ca. 1980 nog een stuk van de gracht zichtbaar die dit erf heeft omgeven.
Over de Scholtenes, met zijn prachtige en gave steilrand, hebben de automobilisten op de nieuwe N18 straks een zicht op de erven Olminkhof: op de voorgrond de nieuwe Jonge Scholte, gebouwd na de tornado van 1 juni 1927, die het oude erf (op de achtergrond)deels verwoestte.

C. Middendeel: Borculoseweg-Lintveldseweg
Begrijpelijk, maar wel jammer is het, dat het stuk van de Stokkersweg tussen Stokkersbrug en Borculoseweg hernoemd wordt tot Leugemorsweg, die min of meer parallel komt te liggen aan de nieuwe N18 en net voor de Stokkersbrug op huidige Stokkersweg aansluit. In tegenstelling tot wat in het persbericht geschreven wordt, bestaat de Stokkersweg uit vier gedeelten: Needseweg-Borculoseweg; Borculoseweg-Lintveldseweg; Lintveldseweg-Kiefteweg en Kiefteweg-Wesselsdijk. Dit laatste weggedeelte is een zandweg, maar vindt men niet terug op de wegenkaart van 1856. Dit vierde gedeelte heet in het Eibergse veldnamenboek ‘Brasmansdiek’, naar het erve ‘Bras’ of ‘Brasman’ in de hoek Kuipersweg-Vaarwerkweg. Dat deze laatste twee delen de oude naam blijven dragen is niet meer uit te leggen als de twee eerste gedeelten, rond de naamgevende Stokkersbrug (oudst bekende vermelding: 1450) , een andere naam krijgen. Het lijkt me dat de gemeente ook voor die andere delen dan maar op zoek moet naar een nieuwe naam, zeker als die gemeente cultuurhistorie ter harte gaat (wat ik soms wel betwijfel). Ook voor het tweede gedeelte, Borculoseweg (N822)-Lintveldseweg, zoekt de gemeente een nieuwe naam. Het eerste deel, komend uit de Oldeneibergse Es, is nog een oud stukje weg, maar vanaf de bocht bij Slotboom/Florijn, is het een markenweg. Op de bijgaande kaart, met het wegen- en waterleidingenplan van Olden Eibergen uit 1856, is dat het gedeelte dat komt uit het ‘Reimelinkslat’ tot aan de weg van Borculo naar Eibergen, nu de Oude Borculoseweg.

Het wegen- en waterleidingenplan van de mark van Olden Eibergen uit 1856. Ook hier in rood de nieuw te maken wegen. Midden in het tweede deel van de huidige Stokkersweg ligt een laagte, het Reimelinkslat. Iets ten zuiden daarvan ligt de huidige Oldeneibergse Dijk.

Ook dit weggedeelte heeft enkele naamopties: Reimelinkslatweg, Florijnweg of Roelvinkweg, naar het verdwenen Munsterse leengoed Roelvinck, dat aan de oostelijke kant van de Stokkersweg tegenover Florijn/Florien lag.

Het erve Florijn aan de Stokkersweg in Olden Eibergen komt pal aan de nieuwe N18 te liggen. Al in 1616 wordt een Florijn genoemd als pachter van grond van de kerk van Eibergen. De oude naam van dit goed was ‘Wobben cavenstede’. De toevoeging duidt erop dat het oorspronkelijk een keuterboerderij was in de mark van Olden Eibergen. De Florijns, die ook timmerlieden waren, werden opgevolgd door de familie Slotboom, die er tot enkele jaren geleden woonde.

Voor het derde (en vierde) deel van de Stokkersweg wil de gemeente kennelijk de huidige naam handhaven. Ik vind dat onjuist, omdat deze weggedeelten geïsoleerd liggen van de naamgever, de Stokkersbrug. Deze gedeelten liggen volop in het Oldeneibergse Veld, waarnaar ze eventueel vernoemd kunnen worden, bijv.’Brasmansdijk’.

D. Oldeneibergse Dijk
Het gedeelte van de Oldeneibergse Dijk ten westen van de nieuwe N18 krijgt ook een nieuwe naam. Deze weg, die loopt vanaf erve Bretveld aan de Borculoseweg tot de kruising met de Kiefteweg bij bouwbedrijf Penterman, was bedoeld als ontsluitingsweg voor de Oldeneibergse boeren naar hun gronden in de mark van Eibergen. In het aanbiedingsplan van 1856 werd de aanleg van deze weg als volgt gemotiveerd: ‘een weg tevens tot communicatie buiten de mark aanvangende nabij Bretveld aan den weg van Borculo door de buurt naar Eibergen, en loopende in eene zuidoostwaardsche strekking langs Kolthof, Jorde, Spekgat, Kroep en Jukkert tot aan den zuidoostelijken uithoek dezer mark, aldaar rakende den weg van Groenlo naar Eibergen en aangewezen door de letters S, T, U, V, W, [zie bovenstaand kaartje] met geen ander doel dan alleen om, zoover nodig, aan Kolthof, Eskert, Hannink, Vaarwerk, Bumpthuis, Kuiper, Bras en Jukkert, aan wien uit de Eibergsche mark gronden zijn toegedeeld, meerder zuidwaards dan voormelden weg van Groenlo naar Eibergen gelegen, eenen aanmerkelijk korteren toegang tot dezelve te verschaffen dan thans het geval is, namelijk door het dorp Eibergen’.

De Oldeneibergse Dijk in de nazomer van 2016. Hier kruist de nieuwe N18 binnenkort deze in 1856 ontworpen markenweg. Het is een prachtige zandweg die binnendoor leidde naar Haarlo.

In de nabijheid van het te hernoemen gedeelte van de Oldeneibergse Dijk staat slechts één oude boerderij, nl. Kolthof, vanaf 1479 onder de naam ’ter Lippe’ een leengoed van de Heren van Wisch (die in Eibergen zeer gegoed waren), en later een bezit van het Gasthuis van Vreden.

Het erve Kolthof, een van de gewaarde erven in de mark van Olden Eibergen.

E. De Kormelinkweg
De gemeente is voornemens om het gedeelte ten westen van de nieuwe N18 een nieuwe naam te geven. Daar moet nog eens over nagedacht worden, vind ik. Want de naamgevende boerderijen, Groot Kormelink en Klein Kormelink (genoemd in 1385 als Kernemerynck), komen na de bouw van de N18 nu juist aan deze te hernoemen westzijde te liggen. Historisch gezien is het m.i. daarom juister om de oostzijde te hernoemen. De Kormelinkweg is een echte markenweg, bedoeld om de eigenaren toegang te geven tot de aan hen toegedeelde markengrond. Hij hoorde tot de categorie, waarvan de Commissie tot de verdeling van de mark van Olden Eibergen in 1856 schreef: ‘Alle overige geprojecteerde wegen of gedeelten van dezelve, ofschoon ook tevens tot onderling verkeer kunnende strekken, zijn slechts dienstbaar tot uitwegen voor de toe te deelen parcelen’. Historische veldnamen, anders dan het Oldeneibergse Veld, de al genoemde erven Kormelink, het Kormelinkslat en het erve Poel of Pool hebik niet kunnen vinden. Voor het oostelijk gedeelte is een naam als ‘Grintebulten’ (nu vijver achter villa Vinkennest) denkbaar.

Het Oldeneibergse Veld vanaf de Kormelinkweg in de as van de hier kruisende nieuwe N18, voorjaar 2015.

F. Kiefteweg

Op maandag 6 maart 2017 stonden er voor het eerst stoplichten op de Kiefteweg in Olden Eibergen. Dat heeft te maken met de werkzaamheden in het kader van de bouw van de nieuwe N18, die hier de Kiefteweg kruist. Op de achtergrond de bebouwde kom van Eibergen.

Nog niet zo heel veel jaren geleden werd de toenmalige Hupselseweg gesplitst: binnen de bebouwde kom van Eibergen behield hij die naam. Het stuk daarbuiten, met de nieuwe aansluiting op de Groenloseweg (N18),  kreeg de naam Kiefteweg, naar het Hupselse erf de Kiefte, dat overigens aan de oostzijde van de Groenloseweg ligt. De nieuwe N18 doorsnijdt de Kiefteweg nog net in Olden Eibergen. Voor het deel tussen de nieuwe N18 en de Deventer Kunstweg, dus het gedeelte dat nagenoeg geheel in de oorspronkelijke buurschap Hupsel ligt, wordt een nieuwe naam gezocht. Er liggen enkele oude en in de mark van Hupsel gewaarde erven in de nabijheid van die weg. Het betreft Hulsink (1330), Leppink (vóór 1340), Alferink, Bruinink en, wat minder oud, Pasop en de Scheper. Er is al een Bruininkdijk, dus die naam valt af. Het lijkt mij dat een van deze erven de naamgever zal moeten worden, waarbij ik een lichte voorkeur heb voor een vernoeming naar Hulsink, Leppink of Alferink, als behorende tot de groep oude erven rondom de Hupselse Es.

Detail van de kaart met de ontworpen wegen in de mark van Hupsel, 1843. Enkele thans bestaande straatnamen zijn aan de kaart toegevoegd. De nieuwe N18 kruist de Kiefteweg in Olden Eibergen (bovenin). Wel staan enkele boerderijnamen op de kaart, die gesitueerd zijn in de nabijheid van het te hernoemen deel van de Kiefteweg in de buurschap Hupsel. Let ook op de situering van het erve de Kiefte of ‘Kiewiet’, op de grenzen van de marken van Hupsel, Eibergen en Olden Eibergen.

G. Venneslatsweg
Deze straatnaam is al toegekend. Dit wegdeel ligt in de buurschap Olden Eibergen, maar de naam is te herleiden tot het Venneslat in de mark van Eibergen en lag ten westen van de huidige Groenloseweg (N18) ter hoogte van het huidige industrieterrein De Kiefte.

Detail van de wegen- en waterleidingenkaart van de mark van Eibergen, behorend bij het verdelingsplan voor die mark, 1851. Het Venneslat wordt aangegeven met de letter G. In de nabijheid lag het Hofveen, waar turf gestoken werd voor het Hof van Borculo. Dat was een dienstverplichting voor de boeren van Hupsel, die dat konden afkopen met de jaarlijkse betaling van ’turfgeld’.

H. Ballastweg
De huidige, vrij nieuwe weg op het industrieterrein De Kiefte, wordt gesplitst door het afrit Eibergen/De Kiefte van de nieuwe N18. Een deel krijgt een nieuwe naam. Omdat dit allemaal ontginningsgebied is, dat na de markenverdelingen toegedeeld werd aan nieuwe eigenaren. Een oude veldnaam in dit gebied is het Hofveen of Hofvenne, maar er is in het dorp Eibergen al een straat met deze naam. Het veldnamenboek van Eibergen biedt mogelijk enkele aanknopingspunten.

I. Groenloseweg
De huidige Groenloseweg dateert uit de jaren ’50 van de 19de eeuw. Op de kaarten van de markverdeling van Hupsel heet die weg al zo.

De huidige Groenloseweg (N18) ter hoogte van de Ballastput en kruising met de Hupselsedwarsweg. Op de achtergrond is de tijdelijke brug over de oude N18 zichtbaar. Het bouwverkeer voor de nieuwe N18 gaat er overheen. Dit stuk Groenloseweg zou best Oude Groenloseweg genoemd kunnen worden.

De Groenloseweg vanaf het punt waar de afslag Eibergen van de nieuwe N18 aansluit op de bestaande Groenloseweg/N18 tot de Kerkdijk, ter hoogte van het voormalige café De Keet moet een nieuwe naam krijgen. Een lastig geval, omdat een deel van de weg met gemak en met respect voor de historie ‘Oude Groenloseweg’ genoemd kan worden, maar lastig omdat het deel van die weg dat ten oosten van de nieuwe N18 parallel gaat lopen aan die weg, een geheel nieuwe weg is. Een naam als ‘Weg naar de Keet’ is denkbaar, en herinnert ook aan het verdwenen truckerscafé in Hupsel. Een optie is ook ‘Oude Twenteroute’, naar de benaming van de oude N18 in de volksmond van de Achterhoek.

J. Aansluiting Eibergen
De aansluitingsweg van de nieuwe N18 op de oude krijgt de naam Groenloseweg. Dat is goed verdedigbaar.

Bericht van de gemeente Berkelland in Achterhoek Nieuws van 7 maart 2017 over de straatnaamgeving die noodzakelijk wordt i.v.m. de bouw van de nieuwe N18.

Aanvulling 21 juli 2017

De gemeente Berkelland maakte deze week de definitieve straatnamen bekend. Na het nodige overleg, met betrokken aanwonenden en Historische Kring Eibergen, is het eindresultaat zondermeer positief. Mijn nieuwere suggestie om de Kiefteweg ten westen van de nieuwe N18 om te dopen tot Hupselse Markenweg i.p.v. vernoeming naar een van de oude boerderijen  is overgenomen. Daarmee wordt recht gedaan aan het gegeven dat deze weg ontstaan is in het kader van de markenverdeling in de 19de eeuw. Dat de Stokkersweg vanaf de Needseweg tot de nieuwe N18 bij de Stokkersbrug vernoemd wordt naar het erve Biezebeek is geheel terecht, omdat het het oudste erf in het noordelijk deel van Olden Eibergen is.

Het erve Biezebeek in Olden Eibergen wordt naamgever van de hier te vernoemen Stokkersweg vanaf Needseweg tot Stokkersbrug. doodlopende Leugemorsweg.

Hulde dus aan de gemeente Berkelland en de Historische Kring voor het goede overleg en het prima eindresultaat.

Bennie te Vaarwerk

 

Naamgeving viaducten en Berkelbrug nieuwe N18

Er wordt hard gewerkt aan de nieuwe N18 tussen Enschede en Groenlo. Momenteel worden de zandbanen aangelegd en dat geeft een prachtig kijkje in de geschiedenis van de bodem. In de buurschap Hupsel, bijvoorbeeld, kun je oude grintgaten vinden, waar grint voor aanleg van wegen (bijv. voor de weg Ruurlo-Winterswijk) werd uitgegraven, gezeefd en vervolgens weer gedicht werden, op enkele uitzonderingen na, zoals de ballastputten en restanten van grintgaten in bosschages naast de huidige N18.  Je ziet ook dat de samenstelling van de bodem in een betrekkelijk klein gebied  sterk wisselt:  in Hupsel is de bodem erg grintachtig, en in Olden Eibergen bestaat hij hoofdzakelijk uit  zand. Verderop, richting Mallem, zijn weer meer kleileemresten te verwachten. Een veldnaam als de ‘Weusten Es’ (woeste es) herinnert aan die onvruchtbare bodem. Kortom, ondanks de verwoesting van cultuurhistorisch landschap door de nieuwe N18, het is momenteel een interessante tijd voor de liefhebbers van geologie, geomorfologie en archeologie.

De archeologen zijn (met mager resultaat) vertrokken. De oorspronkelijke bodem van deze bouwkamp aan de Leugemorsweg in Olden Eibergen, aangelegd op een rivierduin, blijft verweesd achter totdat er de te verleggen weg richting Stokkersbrug overheen komt.

Intussen zijn de vergunningen aangevraagd voor de bouw van viaducten, bruggen en tunnels. In betrekkelijke stilte hebben die een naam gekregen. Deze week stuurde Rijkswaterstaat mij op verzoek een lijstje met de namen van de nieuwe kunstwerken. Hier de namen van  kunstwerken die in het tracé in de voormalige gemeente Eibergen gebouwd worden:

Nr. Km. Kunstwerk Naam
8 236,4 Fietstunnel Kerkdijk l Hupsel
9 238 Viaduct over N18 Nieuwe verbindingsweg aansluiting Eibergen De Kiefte
10 239,6 Viaduct over N18 Lintveldseweg Vinkennest
11 240,5 Viaduct over N18 N822 (Borculoseweg) Olden Eibergen
12 241,1 Brug over Berkel N18 – Berkel en fietsverbinding Stokkert
13 242,2 Viaduct over N18 N823 (Needseweg) Leugemors
14 242,9 Fietstunnel Oude Needseweg Bijenkamp

Ik heb de nummers van de kunstwerken verwerkt in een huisnummerkaart van de gemeente Eibergen uit 1969 (toen de wegen in het buitengebied een naam kregen):

De wat mij betreft meest onzinnige keuze is die van de naam ‘Vinkennest’ voor het viaduct in de Lintveldseweg over de N18 (nr. 10) in Olden Eibergen. Dit viaduct wordt gebouwd in het Oldeneibergse Veld, waarnaar het dan ook genoemd had moeten worden.

De kruising van de Lintveldseweg met de Stokkersweg. Van de Lintveldseweg (links) splitst zich hier de Oude Borculoseweg ag (rechts). Deze laatste weg wordt als gevolg van de doorsnijding door de nieuwe N18 afgesloten. In het bos op de achtergrond was tijdens de Tweede Wereldoorlog een kamp van de Nederlandse Arbeidsdienst gevestigd. Een herinneringsplaquette langs de nieuwe weg zou niet misstaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het viaduct over de Borculoseweg (nr. 11) heeft de naam ‘Olden Eibergen’ gekregen. Ook die naam getuigt op deze plek van te weinig historische kennis. Dit viaduct ligt helaas als een bult op de Oldeneibergse Es, die dan ook de naamgever had moeten worden. Het viaduct lijkt overigens een ernstige belemmering te worden voor het zicht op Eibergen vanuit de richting Haarlo. Vanaf  de Eibergse kant is het nu definitief onmogelijk geworden nog iets te beleven van de baan van de tornado van 1 juni 1927, dit jaar precies 90 jaar geleden, ook al omdat de (op zich nu gevaarlijke) kruising met de Stokkersweg verdwijnt en verplaatst wordt. Nooit meer zal het verhaal verteld kunnen worden van de automobilist die op die dag vanuit Eibergen komende voor de kruising moest stoppen voor de ‘overstekende’ tornado. Eerder heb ik daar o.a. over geschreven:

In het tijdschrift Hemel en Dampkring van juli 1927 is een verslag te lezen van hetgeen W.K. Post uit Amsterdam op de bewuste dag meemaakte, toen hij van Eibergen naar Haarlo reed. Hij was een toevallige ‘stormchaser’, zoals de tegenwoordige avonturiers genoemd worden die in de Verenigde Staten op tornadojacht gaan. Op de Eibergse Es gekomen (toen nog praktisch onbebouwd) zag Post aan de horizon een onheilspellende wolk. Het was een afhangende wolk, die volgens een schetsje vrij stomp, maar wel trechtervormig was. De wolk was niet scherp belijnd en eindigde in een veel ijler kolom:

“Toen de wolk nader kwam, zag men in het onderste gedeelte de draaiing zeer, zeer duidelijk van links naar rechts. Vlak bij zijnde zag men nog duidelijk de daarin aanwezige wolkjes den cirkelgang maken. Om de wolk zag men donkere voorwerpen rondslingeren. Ze maakten op afstand den indruk van groote zwarte vogels. (…)
Links van ons, dus ten zuiden van den weg Eibergen – Haarlo, lag een boerderij, die na afloop der bui voor een groot deel van pannen beroofd was. [Dit moet of Florijn/Slotboom of Kolthof zijn geweest, BtVw] Hoe ze verdwenen heb ik niet gezien. M’n aandacht was gespannen bij de wolk, of we er buiten bleven of niet. Op een 50 meter afstands is ze ons gepasseerd. Ik zat vooraan, dus zag op den weg: daar ging een blauw-grijze wolk over den weg, waartegen de groote golven van geel hooi uit een verwaaiden hooiberg scherp afstaken”.

Ook de tornado van 1 juni 1927 verdient een monument in Eibergen, want dat is er helemaal nog niet. Misschien kan er iets gedaan worden in combinatie met dat geheel nieuwe landschapselement in het Berkeldal, dat in de volksmond al de ‘eiberg’ genoemd wordt.

De huidige kruising Stokkersweg-Borculoseweg is een van de gevaarlijkste in Berkelland, ondanks allerlei maatregelen. Door de aanleg van de nieuwe N18, die iets voorbij dit punt de Borculoseweg kruist, verdwijnt deze gevaarlijke kruising.

 Het viaduct over de Needseweg (nr. 13)  in Mallem heeft de naam ‘Leugemors’ gekregen, een van de grote gewaarde erven in de mark en buurschap Olden Eibergen. De gesloopte huizen aan de ‘fietsspoorbaan’ stonden nog net op Mallems grondgebied. Hoewel het erve Leugemors niet ver weg ligt, was hier een vernoeming naar de Leugemorshoek meer op zijn plaats geweest. In de notulenboeken van de Mark van Mallem komt die naam voor als benaming van het westelijk gedeelte van die buurschap. In de loop van de tijd werden ook de ten noorden van de Berkel in Olden Eibergen gelegen boerderijen en huizen ertoe gerekend. De buurtvereniging Leugemorshoek bestrijkt in ieder geval dat gehele gebied. Alternatieve benamingen voor dit viaduct hadden kunnen zijn: Bals, naar een oud geestelijk goed van de kerk van Eibergen. Het ligt  nu aan de Needseweg, maar vroeger lag het  meer in de richting van de huidige Leugemorsweg en voormalige spoorbaan. Voorts:  de Haanhutte, naar het voor de nieuwe weg gesloopte kleine boerderijtje tussen Watergaitjan aan de Needseweg  en Alferink aan de Wolinkweg. Ook het dichtbij het viaduct gelegen en inmiddels gesloopte erfje annex café Watergaitjan was een optie geweest.

Links van de Needseweg komt het nieuwe viaduct over de N18. De nieuwe weg zelf wordt aangelegd tussen het derde en vierde spoorbaanhuis.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De brug (nr. 12) in de nieuwe N18 over de Berkel krijgt de naam ‘Stokkert’. Dit is een naam voor een perceel nabij de Stokkersbrug, die er mogelijk ook zijn naam aan ontleende. Wat meer historisch onderzoek had ook kunnen leiden tot de keuze voor de naam ‘Markenbrink’, eveneens een perceel nabij de Stokkersbrug, maar wel een perceel met geschiedenis. De Markenbrink was, zoals de naam kan suggereren, grond van de mark van Olden Eibergen. Deze grond werd eeuwenlang verpacht om met de opbrengst de Stokkersbrug, die een markenbrug was, en de markenwegen te onderhouden. Ook werd de pachtopbrengst gebruikt voor het Oldeneibergse  aandeel in het onderhoud van de  kerkhofmuur of ‘glinde’ rondom de oude Eibergse kerk. Toen de mark verdeeld werd (1853) werden de opbrengsten van de verkoop van de Markenbrink gereserveerd voor het onderhoud van Stokkersbrug en markenwegen.

Detail van een kaart van de verdeling van de mark van Olden Eibergen, midden 19de eeuw. De perceelnummers 248 (direct ten zuiden van de brug) en 247 (huidige Stokkersweg) behoorden aan de mark. Het perceel met het nummer 249 hoorde in 1810 toe aan Jacobus te Baak. Dat perceel heette het ‘Krommeland’. Wie het zich nog kan herinneren weet, dat in de bocht van de Stokkersweg ten noorden van de Berkel, nog tot in de jaren ’60 een restant van de hierboven afgebeelde Berkeltak zichtbaar was.

Dan de fietstunnel in de Oude Needseweg (nr. 14), die de naam ‘Bijenkamp’ krijgt, naar het naastgelegen Sportpark en historische veldnaam. Een goed alternatief was de naam ‘Mallerhaar’ geweest. Op een provinciale kaart uit 1845 wordt het aangrenzende Needse gebied (dat behoorde tot het veld van de mark van Hoonte) genoemd als het ‘Mallerhaarsche Veld’. De Mallerhaar, als onderdeel van het Mallemse Veld, kreeg door de Eibergse  predikant-dichter Willem Sluiter bekendheid:

De Mallerhaer
Brand u in den heeten Somer
Op de Mall’mer Haer, de son/
Word daer door als dan niet loomer/
Maer stelt God daertoe een bron.
Hebt gij/ langs die dorre heyde/
Blad noch schaduw tot verdek/
Dat dan God/ met sijn geleyde/
Tot uw ziels verquikking strekk’.
Detail van de kaart met de ontworpen wegen en waterleidingen in de mark van Mallem ten behoeve van de verdeling, 1839. Op deze kaart zijn de oude en nieuwe wegen getekend. Zo blijkt dus de Leugemorsweg tussen Lubbersman (Te Nijenhuis) en Vunderink een markenweg te zijn. Dat geldt ook voor de huidige Rietmolenseweg, Mallemer Peppelendijk en Woestenesweg. Ook de markenstenen op de grens met Hoonte worden vermeld. De nieuwe N18 loopt hier een klein stukje door Mallem, beginnend bij ‘Q’, vervolgens over de weg van Neede naar Oldenkotte (een oude hessenweg) en dan langs de grenzen van Eibergen, Neede en Haaksbergen verder. Bij de drie markenverdelingen die ik tot nu toe gezien heb, was één principe vrijwel steeds hetzelfde: de markenwegen en, zo mogelijk ook, de waterleidingen worden rechtgetrokken om tot een goede en goed opmeetbare verdeling te komen. Bij de nieuwe waterleidingen was een uitgangspunt dat deze van laagte naar laagte werden geleid, met als gevolg dat de lager gelegen marken al bezwaren indienden als zij het gevoel hadden benadeeld te worden.

Op de grens van de buurschappen Hupsel en Olden Eibergen, maar hoofdzakelijk in eerstgenoemde,  wordt de afslag Eibergen van de nieuwe N18 gerealiseerd. Ook hier komt dus een viaduct (nr. 9),  dat de naam De Kiefte krijgt. Daar was wel een betere naam te vinden. ‘De Kiefte’, is een ouder boerderijtje, dat lag in de mark van Hupsel tegen het punt waar de grenzen van de marken van Hupsel, Olden Eibergen en Eibergen bij elkaar kwamen. Het huis bestaat nog en ligt aan de oostzijde van de N18, niet ver van het punt waar de afslag van de nieuwe N18 op de huidige N18 aansluit. In tegenstelling tot de nieuwe afslag, ligt de Kiefte hoog in het (Hupselse) veld. Toen in het kader van de markverdelingen wegen en waterwegen ontworpen moesten worden, werden waterwegen aangelegd door natuurlijke laagten met elkaar te verbinden.  Vlakbij de Kiefte lag in de mark van Eibergen het Venneslat (een slat is een laagte. moerassig gebied). Het Venneslat werd gevoed door beekjes of goten in het Eibergse Veld. Het Venneslat werd naamgever van de Vennslatsgoot, die door een klein stukje Olden Eibergen liep om na het Hofveen de grens te vormen tussen de buurschappen of marken van Olden Eibergen en Hupsel.

Detail van een kaart van de mark van Eibergen, behorend bij het verdelingsplan, 1851. Het erfje de ‘Kiewit’ ligt in Hupsel tegen de grens met de marken van Eibergen en Olden Eibergen. Ook de Venneslatsgoot is te volgen via de mark van Olden Eibergen tot de grens met Hupsel.

Bij de verdeling van de marken van Hupsel en Olden Eibergen werd in onderling overleg afgesproken om de markgrens (denkbeeldig) recht te trekken om tot rechte en goed opmeetbare percelen te komen.
De mark van Olden Eibergen, verdeeld in 1855, leidde de Venneslatsgoot door het Hofveen naar de grens met Hupsel, zoals op bijgaand kaartje met het ontwerp van wegen en waterleidingen te zien is. Ik sta er zo uitvoerig bij stil, omdat dit een gebied is waarin een nogal ingrijpende ruimtelijke ontwikkeling plaats vindt en het historisch gezien een knooppunt van drie marken is geweest.

Detail van een ongedateerde kaart van de geprojecteerde wegen en waterleidingen in de mark van Olden Eibergen. Het Hofveen heeft zijn naam te danken aan het feit dat hier de inwoners van Hupsel oorspronkelijk verplicht waren turf te steken voor de heer van Borculo. Ten tijde van de verdeling van de mark werd er nog turf gestoken door de inwoners van Olden Eibergen. Het lijkt erop dat de Stokkersweg ten zuiden van de Kuipersweg ontworpen is om dit gedeelte van de Oldeneibergse mark (het Hofveen) te ontsluiten.

In het Oldeneibergse verdelingsplan, heet het voetpad van Hupsel naar Eibergen nog het ‘Hupselsche Kerkdijkje’, thans (nog) de Wesselsdijk. In het eenvoudige Hupselse wegen- en waterleidingenplan zijn nauwelijks ontwikkelingen in het noordoostelijk deel waar te nemen. We zien er vanaf de weg Eibergen-Groenlo, het begin van de Hupselse Dwarsweg (naar Wessels), de Borkinkweg, die dan nu voor een deel verdwijnt onder het asfalt van de nieuwe N18, de Kerkdijk en de Eimersweg (wegnamen vanaf 1969). De Eimersweg ten oosten van de weg Eibergen-Groenlo wordt eveneens doorsneden door de nieuwe N18 en houdt daarmee eigenlijk op te bestaan.

Detail uit de kaart van geprojecteerde wegen en waterleidingen in de mark van Hupsel, 1843. De buurschap is geheel geconcentreerd rond de Hupselse Es, het erve Bruinink uitgezonderd. Slechts hier en daar hebben in het veld het veld ontginningen plaatsgevonden, zoals rond de Kiewiet. Op de kaart is de denkbeeldige grens tussen Hupsel en Olden Eibergen getekend, die het verdelingswerk gemakkelijker moesten maken. Feitelijk was de Venneslatsgoot de grens tussen beide marken.

Voor het viaduct over de N18 bij de afslag Eibergen (nr. 9) had m.i. beter gekozen kunnen worden voor de naam Hofveen (of Hofvenne), dat in de directe nabijheid lag. De echte Kiefte komt door de nieuwe N18 eerder verderaf dan dichterbij te liggen.

De benaming ‘Hupsel’ voor de fietstunnel (nr. 8) getuigt ook al niet van veel historisch besef. Namen als ‘De Keet’ of ‘Hupselse Veld’ hadden dan meer voor de hand gelegen, temeer daar de naam ‘Hupsel’ de naam is van een boerderij aan de Hupselse Esweg, dus een eind weg: Scholte (van) Hupsel of Scholte(n). Het voormalige truckerrestaurant ‘De Keet’ is gebouwd op bij de markverdeling aan J.H. Schurink op Eimers toegedeelde veldgrond.

Bennie te Vaarwerk

 

Berkellopen

Het in december 2015 gebouwde nieuwe vonder over de Nieuwste Berkel bij Eibergen. Op de achtergrond het ‘Witte Huuske’, dat ook voorkomt op een foto over de opening van de nieuwe Berkeltak in 1935 (foto: auteur)

De bouw van een tweetal nieuwe vonders over respectievelijk de Oude Berkel en de Nieuwste Berkel bij Eibergen was reden om tussen die bruggen een markensteen te plaatsen. Zo ongeveer op deze plek komt de hele geschiedenis van drie Eibergse Berkellopen bij elkaar. Sinds de oprichting van het Waterschap van de Berkel in 1882, hebben bij Eibergen rigoureuze veranderingen plaats gevonden, die met elkaar gemeen hadden, dat de Berkel steeds verder van het dorp kwam te liggen. Het thema van de tekst op het informatiebord bij de markensteen is dan ook ‘drie-Berkellopen-knooppunt’. Met behulp van oude kaarten, foto’s en een technische tekening wil ik de geschiedenis van die Eibergse Berkel toelichten.

De loop van de Berkel in 1882 bij Eibergen, vóórdat begonnen werd met de Eerste Berkelverbetering. De huidige Oude Berkel, tussen Oude en Nieuwe Maat, volgt nog delen van dit oorspronkelijke tracé. Rechts op de kaart is te zien dat de Berkel ter hoogte van de huidige aula en Openluchttheater, bijna haaks afboog naar het westen. Een slootje tussen Openluchttheater en Oranjerie herinnert er nog aan
De loop van de Berkel in 1882 bij Eibergen, vóórdat begonnen werd met de Eerste Berkelverbetering. De huidige Oude Berkel, tussen Oude en Nieuwe Maat, volgt nog delen van dit oorspronkelijke tracé. Rechts op de kaart is te zien dat de Berkel ter hoogte van de huidige aula en Openluchttheater, bijna haaks afboog naar het westen. Een slootje tussen Openluchttheater en Oranjerie herinnert er nog aan. Vergelijk de luchtfoto uit 1934, verderop in dit blog. (Archief WRIJ)


Drie Berkelverbeteringen

Sinds de oprichting van het Waterschap  in 1882 zijn er drie grote Berkelverbeteringen geweest:

  • 1882-1900, eerste Berkelverbetering. Voor het onderhavige stuk bij Eibergen betekende deze vooral afsnijding van bochten en verbreding van de rivier;
  • 1920-1963, tweede Berkelverbetering, die de eerste grote omlegging bij Eibergen tot gevolg had. De Berkel kreeg bij Eibergen in 1934 een nieuwe loop tussen de Nieuwe Brug in de (huidige) N18 of Haaksbergseweg en de spoorbrug in de lijn Winterswijk-Neede;
  • 1963-1977, derde Berkelverbetering, die c.a. 1970 opnieuw tot een omlegging leidde (‘Nieuwste Berkel’). De Berkel werd een stukje verder naar het noorden verplaatst, bovendien werd hij flink verbreed. Vanaf de Nieuwe Brug tot voorbij de spoorlijn, waarin een geheel nieuwe betonnen spoorbrug werd gebouwd, kreeg de rivier een nieuw bed. In dat bed stroomt de rivier nog steeds.

Bij al die veranderingen bleef een restant van de oorspronkelijke Berkelloop direct ten noorden van Eibergen min of meer intact, hoewel deze werd afgesloten van latere Berkellopen. In latere jaren werd de Ramsbeek, die oorspronkelijk ten oosten van de Haaksbergseweg in de Berkel uitmondde (zie Waterschapskaart 1882), doorgetrokken onder die weg en aangesloten op de oude Berkeltak, die daardoor ten onrechte soms ook ‘Ramsbeek’ werd genoemd. Een van de nieuwe aansluitingen is nog te zien op de luchtfoto uit 1934. De verlengde (Oude) Ramsbeek, die thans nog te vinden is op de Oude Maat, is van recenter datum. Hij loost nu d.m.v. een duiker op de Oude Berkel.
Ten westen van de Stoombleekerij ligt nu industrieterrein de Mors, indertijd nog behorend tot de buurschap Mallem, omdat de Berkelloop van 1828 de grens vormde tussen Eibergen en Mallem en tussen Olden Eibergen en Mallem. De huidige vijver op dat industrieterrein is een herinnering aan de oorspronkelijke Berkelloop. De oever daar heet niet voor niets de ‘Hoge Oever’. De Oude Berkel van 1832  was de grens tussen Eibergen en Mallem. Dat betekent dat het Wandelpark de Maat, nu ook wel ‘Oude Maat’ genoemd, bij Eibergen hoorde, en de ‘Nieuwe Maat’ in zijn geheel bij Mallem. Op de nieuwe markenstenen is dat te zien, doordat het wapen van de heer van Mallem aan de zijde van de Nieuwe Maat staat, en dat van de heer van Borculo aan de zijde van de Oude Maat.

Markensteen op de rand van de Nieuwe Maat in Eibergen, Borculozijde. Op de achtergrond de nieuwbouwwijk 'Op de Bleek', die op de plaats gekomen is van de textielfabriek van Ten Cate, de latere KTV.
Markensteen op de rand van de Nieuwe Maat in Eibergen, Borculozijde. Op de achtergrond de nieuwbouwwijk ‘Op de Bleek’, die op de plaats gekomen is van de textielfabriek van Ten Cate, de latere KTV.

Industrie
Op de Waterschapskaart uit 1882 is al goed te zien dat de Eibergse industrie zich op de oevers van de Berkel vestigde. Van oost naar west:

  • de textielfabriek van Bouquié, die in 1834 op de noordelijke oever in Mallem werd gebouwd. Over deze fabriek heb ik al eerder geblogd. Binnenkort volgt nog een blog over de roerige beginfase van de N18 in Eibergen rond de bouw van de Nieuwe Brug in 1837;
  • de ‘Lederfabriek’ van Prakke aan de (latere) Fabrieksstraat en in een omgeving waar vanouds al leerbewerking plaatsvond. Het toponiem ‘de Koem’ herinnert daar nog aan. Van het fabriekscomplex resteert alleen nog het kantoor, dat verbouwd is tot woonhuis;
  • de ‘Stoombleekerij’ van Ten Cate, die al vóór 1850 op de Eibergse Mors gevestigd werd. Het complex stond tot voor enkele jaren bekend onder de naam KTV, en is inmiddels, op enkele monumentale delen na, geheel gesloopt. Nu wordt er de fraaie woonwijk ‘Op de Bleek’ gebouwd.

De Eibergse grootindustrie in 1934 of eerder. Over de huidige Nieuwe Maat gezicht op de leerfabriek van Prakke en de textielfabriek van Ten Cate. De schoorsteen van deze fabriek is nog terug te vinden in de woonwijk die daar ter plaatse gebouwd wordt. [Fotocollectie WRIJ].
De Eibergse grootindustrie in 1934 of eerder. Over de huidige Nieuwe Maat gezicht op de leerfabriek van Prakke en de textielfabriek van Ten Cate. De schoorsteen van deze fabriek is nog terug te vinden in de woonwijk die daar ter plaatse gebouwd wordt. [Fotocollectie WRIJ].
 De Berkel, zo dicht bij het dorp (of stadje, als we het hebben over de periode vóór 1795), moet vaak een bedreiging hebben gevormd. Toch lees je pas veel over grote overstromingen in de negentiende eeuw, toen de marken werden ontgonnen, veengebieden verdwenen en dus het water via volstrekt ongeschikte beken afgevoerd moest worden. Een pand dat haast permanent met die waterdreiging te maken moet hebben gehad, was het eeuwenoude Wehmererve bij de kerk van Eibergen. Men mag er gevoeglijk van uit gaan dat dit goed bij de stichting van de Eibergse kerk is meegegeven met het doel dat de inkomsten eruit aan de pastoor ten goede kwamen. Tot dit goed behoorden o.a. de Wehmermaat (de huidige Oude Maat), de Wehmerkamp en de Wehmerhof, zodat de landerijen op de linkeroever van de hier wel heel scherpe bocht in de Berkel lagen. In 1616, toen het Wehmererve als gevolg van de doorvoering van de kerkhervorming kwam te behoren tot het Geestelijk Rentambt Borculo, moest de rentmeester geld uittrekken voor het maken van kribben in de Berkel. Hij schrijft:

‘Alzoo desen rentmeister in octobri des jaers 1616 gereist was mit voorweeten sijner heeren, om eenige besichtinge van landen te doen, ende onder anderen bevonden hebbende dat tho Eijbergen tegens Pastorscamp eenige ritse opten Berckel ende het bijgelegen vicarieen weydelant diende gelecht, soo ist, dat hij rentmeister, om die meeste costen tho sparen, den borgemeister Bloem tho Eijbergen tott het leggen van dese cribbe offte ritse op seeckere geistlijcke goederen heefft genoeten sesthondert elsbossen ende tweethondert palen. Ende is volgens met denselven avercomen vanwegen het arbeitslhoon voor derthyn carolusguldens mit believen van d’heeren gedeputierden, vermoge ordonnantie van 6 februarii 1617, slaende op Bitter tho Nijenhuijs, des voorss. burgemeisters schoensoon, ende quitantie dus hyr: 13 carolusgulden.’

Ook in 1703 volgde nog een klacht over de voortdurende bedreiging door de ‘stercke stroom van de Barckel’, waardoor het land van de pachter (de ‘Whemer’)  van het Wehmererve jaarlijks veel schade leed. Dominee Imminck, de verpachter, verzocht gedeputeerden dan ook om nieuwe kribben aan te leggen om verdere schade te voorkomen.

Het Wehmererve, dat stond op de plek van de huidige Openbare Bibliotheek, lag nagenoeg aan een bijna haakse bocht in de Berkel.  Vermoedelijk is bij de Eerste Berkelverbetering ook de bocht wat meer naar het westen verlegd. Een sloot tussen het Openluchttheater en de Oranjerie en aula herinnert waarschijnlijk nog aan deze oorspronkelijke loop.

De gronden op de Nieuwe Maat behoorden volgens de kadastrale opmeting van 1828 bijna allemaal tot het erve Vunderink. De Wehmermaat was (oorspronkelijk)  weidegebied, de landerijen van ’t Vunderink bestonden afwisselend uit bouw- en weidelanden, zoals op bijgaande (primitief ingekleurde) bewerking van het kadastrale minuutplan van 1828 te zien is. Wat de inkleuring ook duidelijk maakt en wat bevestigd wordt door de aan het eind van dit blog opgenomen luchtfoto’s, is dat de eerste Berkelomlegging door het lagere, in het midden van de landerijen van ’t Vunderink gelegen weidegebied gegraven is. Een bijzonderheid is het nog duidelijk aanwezige kerkpad tussen de landerijen van ’t Vunderink door richting het door de Mark van Mallem te onderhouden Hoge Vonder (rechts op het kaartje)  over de Berkel bij Eibergen. Een deel van het kerkpad is nog navolgbaar op het huidige golfterrein.

De landerijen behorend bij het erve Vunderink, volgens het kadastraal minuutplan van 1828. Groen = weiland; bruin-geel = bouw- of akkerland, paars= 't erve Vunderink. Baron van Mulert, heer van Mallem, was ook eigenaar van 't Vunderink. Het overgrote deel van de huidige Nieuwe Maat behoorde tot 't Vunderink en lag (dus) op Mallems grondgebied.
De landerijen behorend bij het erve Vunderink, volgens het kadastraal minuutplan van 1828. Groen = weiland; bruin-geel = bouw- of akkerland, paars= ’t erve Vunderink. Baron van Mulert, heer van Mallem, was ook eigenaar van ’t Vunderink. Het overgrote deel van de huidige Nieuwe Maat behoorde tot ’t Vunderink en lag (dus) op Mallems grondgebied.

De Eerste Berkelverbetering was niet erg succesvol. De rivier bleef met enige regelmaat buiten zijn oevers treden. De voortgaande ontginning van voormalige markengronden bleven zorgen voor versnelde afvoer van water naar te smalle en kronkelige beken. De Tweede Berkelverbetering werd in gang gezet. Deze werd mogelijk toen als gevolg van de economische crisis van de jaren ’30, met zijn massale werkloosheid en armoede,  het instrument van de werkverschaffing ingezet kon worden.  Ook in Eibergen, getuige dit krantenbericht:

Bericht in de Graafschapbode van 13 april 1934 over de inzet van werkelozen voor de Berkelomlegging bij Eibergen (via Delpher)
Bericht in de Graafschapbode van 13 april 1934 over de inzet van werkelozen voor de Berkelomlegging bij Eibergen (via Delpher)

In de zomer van 1934 was het een gekrioel van te werk gestelde werkelozen om in een half jaar tijd met schop en kruiwagen een nieuwe Berkelloop bij Eibergen aan te leggen. Deze foto toont de werkzaamheden ter hoogte van de textielfabriek van Ten Cate.

De Tweede Berkelverbetering bij Eibergen in uitvoering. Op de achtergrond de textielfabriek van Ten Cate (fotocollectie WRIJ)
De Tweede Berkelverbetering bij Eibergen in volle uitvoering. Op de achtergrond de toren van de Hervormde kerk (fotocollectie WRIJ)
Werkverschaffing Berkelomlegging Eibergen: aan het werk met de kruiwagen. Er is er nog eentje bewaard gebleven in de collectie van het Waterschap Rijn en IJssel te Doetinchem. (fotocollectie WRIJ en auteur)
Werkverschaffing Berkelomlegging Eibergen: aan het werk met de kruiwagen. Er is er nog eentje bewaard gebleven in de collectie van het Waterschap Rijn en IJssel te Doetinchem. (fotocollectie WRIJ en auteur)

Wordt het niet eens hoog tijd, beste Eibergenaren, om deze zwoegers op een of andere manier zichtbaar te vereeuwigen op een plaquette ergens aan de route? De klus bij Eibergen lijkt toch ook al als een strafexpeditie beschouwd te zijn, getuige een bericht in het socialistische dagblad Het Volk van 10 juni 1933:

Artikel in Het Volk van 10 juni 1933 (via Delpher)
Artikel in Het Volk van 10 juni 1933 (via Delpher)

De Berkelomlegging werd op 10 oktober 1934, een half jaar nadat met de werkzaamheden begonnen was, feestelijk in gebruik genomen. Oud-burgemeester Wilhelm, de man die toch al zoveel Eibergse grote projecten had geïnitieerd, kreeg de eer de dam door te steken. Dat moet ongeveer gebeurd zijn op de plek waar de huidige Oude Berkel zich afsplitst van de Nieuwste Berkel.

Voltooiing van de Berkelomlegging bij Eibergen, 10 oktober 1934 (fotocollectie WRIJ).
Voltooiing van de Berkelomlegging bij Eibergen, 10 oktober 1934 (fotocollectie WRIJ).

Naar het westen toe, ontstond onderstaand gezicht op de nieuwe Berkel:

De nieuwe Berkel bij Eibergen, vanaf 10 oktober 1934. Op de achtergrond de textielfabriek van Ten Cate (KTV) (fotocollectie WRIJ)
De nieuwe Berkel bij Eibergen, vanaf 10 oktober 1934. Op de achtergrond de textielfabriek van Ten Cate (KTV) (fotocollectie WRIJ)

Deze nieuwe Berkeltak heeft nog geen 40 jaar bestaan. Voortdurende overstromingen maakten een derde Berkelverbetering noodzakelijk. De Berkeltak bij Eibergen, die door honderden werkelozen in het kader van de Werkverschaffing met de hand was uitgegraven, is nagenoeg volledig gedempt met het zand dat afkomstig was uit de opnieuw bredere, iets ten noorden van de eerste omlegging, gegraven Nieuwste Berkel. Bij bepaalde weersomstandigheden kan men in de Nieuwe Maat het bed van de eerste omlegging nog volgen. Op bijgaande luchtfoto’s uit 1934 en 1950 zijn respectievelijk de oude situatie (van vóór de eerste omlegging) en de omlegging zelf te volgen.

Details uit luchtfoto's van Eibergen, 1950 (boven) en 1934 (onder). Op de bovenste foto is de eerste omlegging te zien, op de onderste foto is de oude loop te volgen, met de latere verlenging van de Ramsbeek over de Maat.
Details uit luchtfoto’s van Eibergen, 1950 (boven) en 1934 (onder). Op de bovenste foto is de eerste omlegging te zien, op de onderste foto is de oude loop te volgen, met de latere verlenging van de Ramsbeek over de Maat.

De bovenste luchtfoto laat zich goed vergelijken met het onderstaande (onderste) topografische kaartje uit 1935. Het bovenste kaartje geeft de situatie in 1974 weergegeven, dus na de tweede Berkelomlegging. Duidelijk is op de jongste kaart ook te zien, dat de in 1934 verlegde Verlengde Oude Ramsbeek (die toen nog een aansluiting kreeg op de Berkel) omstreeks 1970 werd aangesloten op de Oude Berkel.

Details uit topografische kaarten van Eibergen, 1974 (boven) en 1935 (onder).
Details uit topografische kaarten van Eibergen, 1974 (boven) en 1935 (onder).

Tenslotte een technische tekening van de Nieuwste Berkel uit 1967, met daarbij nog de loop van de eerste omlegging van 1934 en de aansluiting van de Verlengde Oude Ramsbeek op de Oude Berkel. De tekening geeft de drie Berkellopen weer tussen de Nieuwe Brug en de KTV (Op de Bleek). De oude loop, die op de tekening verbonden wordt met de Verlengde Ramsbeek, is nog net zichtbaar op de plek waar hij weer afbuigt naar het zuiden. Op grond van deze tekening kun je stellen dat de nieuwe markensteen in de volledig gedempte bedding van de eerste omlegging uit 1934 staat.

Technische tekening van de lopen van de Nieuwste Berkel (1967 en later) en de eerste omlegging van 1934. (Archief WRIJ).
Technische tekening van de lopen van de Nieuwste Berkel (1967 en later) en de eerste omlegging van 1934. (Archief WRIJ).

Bennie te Vaarwerk

 

 

 

Nieuwe markenstenen voor de Mark van Mallem

De enige titel op de grafsteen van baron A.A.F.M. van Mulert te Hengelo (Ov.)
De enige titel op de grafsteen van baron A.A.F.M. van Mulert te Hengelo (Ov.)

Eigenlijk is het niet mijn ding: historie naar de hand zetten van partijen die een toeristisch/commercieel product willen maken. Naar mijn mening wordt dan maar al te vaak de geschiedenis geweld aangedaan. Jede Konsequenz führt zum Teufel, is een bekende Duitse uitdrukking in dit verband. Aan de andere kant is het wel weer zo, dat zo’n speurtocht toch nog verrassende dingen oplevert, die historisch weer relevant zijn.

De Stichting Marke Mallem (SMM) beheert enige gronden aan de Berkel bij Eibergen. De meeste daarvan liggen aan de zuidzijde, in een gebied, waarvan ik geen andere gegevens kan vinden, dan dat dat voor het overgrote deel ligt/gelegen heeft onder Eibergen en Olden Eibergen. Slechts een klein deel, in een omstreeks 1895 afgesneden Berkelbocht, lag in de buurschap  Mallem. De grens tussen Eibergen/Olden Eibergen en Mallem wordt historisch gevormd door de Berkel. Zelfs het moleneiland bij de Mallemse Molen ligt op Eibergs grondgebied, al hoorden de gronden (natuurlijk) wel toe aan de bezitter van het Huis Mallem. Nu heeft de SMM het plan opgevat om enige markenstenen te plaatsen bij de door hen beheerde gronden. Waar moesten de stenen geplaatst worden en hoe moesten ze eruitzien? En toen kwam ik in beeld…

Voor de beantwoording van die en andere vragen waren volgende (historische) feiten en overwegingen van belang:

Een bewaard gebleven, zij het beschadigde, markensteen in Mallem, die, achter sportpark De Bijenkamp, de grens markeert met de Needse buurschap en marke Hoonte. Het gebied hier heet de Mallerhaar. dominee-dichter Willem Sluiter heeft er al over geschreven in de 17de eeuw.
Een bewaard gebleven, zij het beschadigde, markensteen in Mallem, die, achter sportpark De Bijenkamp, de grens markeert met de Needse buurschap en marke Hoonte. Het gebied hier heet de Mallerhaar. dominee-dichter Willem Sluiter heeft er al over geschreven in de 17de eeuw.
  • Feit is dat de mark van Mallem, verdeeld in 1845, ooit markenstenen heeft laten plaatsen op de grens van Mallem met de Needse buurschap Hoonte. De enige steen die daarvan nog bestaat, bevindt zich achter het Sportpark de Bijenkamp. Een historisch voorbeeld is er dus. Maar het is een steen zonder wapen.
  • Wel of geen markengrond? En zo ja, bij welke mark hoorden ze dan? En welk wapen moet er dan op geplaatst worden? Omdat de buurschap Mallem nooit een ‘eigen’ wapen heeft gehad, zou dit afgeleid kunnen worden van het wapen van een van de geslachten die ooit, als bezitters van de Hof te Mallem, ook het markenrichterschap erfelijk bekleedden. Zulke stenen kunnen alleen aan de rand/op de grens van het gebied in Mallem geplaatst worden. In het gebied in Olden Eibergen, dat nu door de Marke Mallem wordt beheerd, is plaatsing van een markensteen met het Mallemse wapen niet mogelijk. Op de hieronder afgebeelde overzichtskaart uit 1828 betreft het de tweede naar het zuiden uitstulpende bocht in de Berkel ten westen van Eibergen. Eind 19de eeuw is de Olden Eibergse Berkelbocht gedempt bij de eerste Berkelverbetering. In die voormalige uitstulping ligt nu hoogstwaarschijnlijk de recent gegraven waterplas ten westen van het voormalige kantoor van de woningbouwvereniging. Plaatsing van een markensteen in dit gebied is door de ingrijpende wijzigingen welhaast uitgesloten. Bovendien is dat gebied is niet zo toeristisch. Men zou kunnen volstaan met de plaatsing van een markensteen nabij de Stokkersbrug. Een eventueel wapen op deze steen kan echter alleen verwijzen naar de erfmarkenrichter van Olden Eibergen: de heer van Borculo (drie bollen in een schild).
  • Markenstenen vindt men op de grenzen van ooit betwist gebied. Ze zijn door de twistende partijen gezamenlijk geplaatst. Men vindt ze vooral op de veldgronden, de gemeenschappelijke gronden (heide, veen, weide, bossen) en niet in de waarschijnlijk al vroeg verdeelde c.q. verkochte weidepercelen aan de Berkel. Zo verkocht de mark van Olden Eibergen eind 16de eeuw een perceel weidegrond nabij de Stokkersbrug. Daaruit blijkt dat de weidegronden in die eeuw nog (gedeeltelijk) markegronden waren. Het gebied heet daar toepasselijk ‘Markenbrink’, de nieuwe N18-brug komt er in te liggen. De mark van Olden Eibergen ging over tot verkoop van de Berkelweiden om de ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog door de strijdende partijen opgelegde schattingen en daardoor ontstane markenschuld te kunnen betalen. Voor alles moet duidelijk zijn, dat markenstenen alleen op de grens geplaatst kunnen worden. De oude betekenis van het woord mark is overigens ook ‘grens, grensgebied’.
Detail overzichtskaart Eibergen, Mallem en Olden Eibergen van de kadastrale minuutplans 1832
Detail overzichtskaart Eibergen, Mallem en Olden Eibergen van de kadastrale minuutplans 1832
  • Het is de vraag of het door de Stichting beheerde gebied tussen Oude en Nieuwe Berkel historisch gezien tot de buurschap Mallem heeft behoord. Het kadaster van 1828 hanteert de Berkel als strikte scheiding tussen de kadastrale secties A (Mallem) en D (Eibergen en Holterhoek), zoals de bijgaande overzichtskaart van de kadastrale gemeente Eibergen uit 1828 laat zien. Naar huidige maatstaven betekent dat, dat de Nieuwe Maat bij Eibergen en een groot gedeelte van het huidige industrieterrein De Mors historisch gezien bij de buurschap Mallem (A, 5de blad) behoorden. Het is echter niet duidelijk of dit een zuivere kadastrale scheiding betreft of dat deze is gebaseerd op de of een historische markengrens of grenzen tussen buurschappen/dorp. Feit is wel dat de meeste grondbezitters in 1828 van de thans door de SMM beheerde gronden bij de Mallemse Molen, behoorden tot de gegoede burgerij van het stadje Eibergen. Dat de ten zuiden van de Berkel gelegen weidegronden bij de Mallemse Molen toebehoorden aan baron van Mulert, doet daaraan niets af. De in het Mallemse Markenboek beschreven ‘grensconflicten’ spelen zich vooral af op de grenzen met Hoonte (‘Mallerhaar’, omgeving Bijenkamp) en Rekken. Daarbij ging het om echte onverdeelde gronden, markengronden dus.
Detail Kadastraal minuutplan 1828, Sectie D, Eibergen, 2de blad, nu globaal gelegen tussen N18 en Mallemse Molen. De Stichting Marke Mallem beheert het noordelijke deel, tegen de Berkel.
Detail Kadastraal minuutplan 1828, Sectie D, Eibergen, 2de blad, nu globaal gelegen tussen N18 en Mallemse Molen. De Stichting Marke Mallem beheert het noordelijke deel, tegen de Berkel.
  • Volgens de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel[1] waren in het gebied, toen kadastrale sectie D, Eibergen, 2de blad, in 1828 van west (ca. huidige Berkelbrug/toenmalig voetvonder) naar oost (schutssluis Mallem) de volgende grondeigenaren te onderscheiden:
    • D2, kad.nr. 775: de Mark van Eibergen, perceel weiland, groot 0.17.20 bunder (= ha.) [De Pol, nabij de huidige nieuwe Berkelbrug en de replica];
    • D2, kad.nr. 776: Derk Bouwmeester, winkelier, perceel weiland, groot 1.49.00 bunder;
    • D2, kad.nr. 777: Gerrit Smits en consorten, vrederichter, perceel weiland, groot 2.14.50 bunder
    • D2, kad.mr. 824: Derk Smits en consorten, rentmeester, perceel weiland, groot 4.94.20
    • D2, kad. Nr. 825: Baron van Mulert, ‘Cameren’ (Camen/Kamen in Westfalen), perceel weiland, groot 5.25.00 bunder. Op het oostelijke deel hiervan bevindt zich nu de Kruidentuin.
    • D2, kad.nr. 826: Baron van Mulert, Kamen, perceel weiland, 0.0.6 bunder (landtong, Moleneiland)
    • D2, kad.nr. 827: Baron van Mulert, Olie- en runmolen.
    • D2, kad. nr. 828: Baron van Mulert, perceel weiland, groot 0.08.30 (Moleneiland).
    • D2, kad.nr. 829: Baron van Mulert, perceel weiland, groot:4.40.40 bunder (‘Mallemse bosje’, waterschapsbos);
    • D2, kad. nr. 830: Baron van Mulert, perceel bouwland (bij de Haller, ten zuiden van de weg Eibergen-Mallemse Molen)
    • D2, kad.nr. 831: vrederechter Gerrit Smits, perceel bouwland, groot 1.40.60 (als hiervoor).
    • In het volledig verdeelde gebied lagen dus geen markengronden van de mark Mallem. De belangrijkste grondbezitter, vooral bij de Molen en ten zuiden daarvan, was baron van Mulert, o.a. ‘heer van Mallem’. Het meest westelijke deel, de Pol[2] genaamd, was eigendom van de Mark van Eibergen. Dat Mulert alleen de gronden in de omgeving van zijn molen bezat, is alleen daarom al verklaarbaar. Het eigendom wil niet zeggen dat het kadastrale perceel nr. 825 ook in de buurschap Mallem lag, integendeel zelfs. Ook het Moleneiland wordt nog gerekend onder de kadastrale sectie D2 (Eibergen)!
  • Het nu door de Marke Mallem beheerde gebied ten westen van het Industrieterrein de Mors, ligt historisch gezien voor een deel in Olden Eibergen, en voor een ander deel in Mallem. Dat laatste betreft waarschijnlijk ook de grote poel of waterplas ten westen van het industrieterrein, die er recent is gegraven. De grond in die Mallemse uitstulping behoorde toe aan twee grondeigenaren:[3]
    • A5, kad.nr. 684: JW te Vaarwerk, landbouwer, weiland, groot 1.61.80 ha.
    • A5, kad.nr. 685: wed. Löben Sels te Zutphen, weiland, groot: 2.56.40

In dit gebied, zowel het Mallemse als Oldeneibergse deel, zijn geen markengronden meer traceerbaar. Mogelijk zijn de groengronden al vroeg verdeeld, als ze al ooit tot een van de marken behoord hebben. In de mark van Olden Eibergen was de heer van Borculo erfmarkenrichter. Omdat die dat ook was in de aan Mallem grenzende marken van Eibergen en de Holterhoek, Rekken en Hoonte, moet in ieder geval diens wapen aan zijn zijde van een eventueel daar te plaatsen markensteen worden opgenomen.

Het wapen van Coenraet Willem Mulert op de grafsteen van zijn achterkleinzoon A.A.F.M. van Mulert op het oude kerkhof te Hengelo (Ov.)
Het wapen van Coenraet Willem Mulert op de grafsteen van zijn achterkleinzoon A.A.F.M. van Mulert op het oude kerkhof te Hengelo (Ov.)

Wapens
Wanneer nu een wapen ‘gekozen’ moet worden voor de stenen, dan neig ik ernaar een wapen van de familie Van Mulert voor te stellen,  de familie van de laatste leenbezitters en erfmarkenrichters van Mallem. Die familie is nog het meest verbonden met Mallem, o.a. door de publicaties van Hendrik Odink.[4]  Hij beschreef hem als ‘een wonderlijk heerschap’, die in Eibergen voortleefde ‘onder de naam van ‘de champagne-baron’ of ‘de dolle baron’. Odink meldt verder dat hij op het oude kerkhof te Hengelo ‘naar zijn uitdrukkelijk verlangen gelaarsd en gespoord ter ruste is gelegd, omdat hij, zoals hij, zoals hij dikwijls tegen de Mallumse mulder had gezegd, in de hel wilde rondrijden’. Gevers en Mensema[5] beschreven hem als ‘verkwistend en gauw gesepareerd van zijn vrouw’. Dat laatste kan kloppen, want in zijn overlijdensakte wordt gemeld, dat zijn vrouw te Camen (Kamen, Dld) woont. Zo’n figuur en zulke verhalen wekken de interesse om er meer over aan de weet te komen. In dat kader ben ik afgereisd naar Hengelo (Ov), waar op het oude kerkhof aan de Bornsestraat dus die grafsteen moest liggen van de ‘Dolle baron’, met het wapen erop. Dat was een waardevolle tocht, temeer omdat de steen zo nadrukkelijk, wat mij onbekend was,  de titel ‘Heer van Mallum’ vermeldt. Dat kerkhof, aangelegd rondom de oorspronkelijke parochiekerk van Hengelo (gesloopt, maar op het terrein weer herkenbaar gemaakt), grensde aan het perceel waarop het in 1821 gesloopte Huis Hengelo stond. Dat huis was ook een bezit van de Von Mulerts. Baron Adolph August Friderich Maurits von Mulert heeft dat bezit in 1830 van de hand gedaan.[6] Hij overleed op 20 februari 1832 in het huis met het nummer 21 in het ‘dorp Hengelo’. In de overlijdensakte staat dat hij rentenier en grondeigenaar was. Een titel die naar het Hengelose bezit had kunnen verwijzen ontbreekt (dus) op de grafsteen. Ook wordt niet verwezen naar andere bezittingen, zoals Strünkede of Kamen. Naast zijn naam, geboorte- en overlijdensdatum wordt alleen de titel ‘Heer van Mallum’ vermeld. Op die steen bevindt zich een goed bewaard gebleven, fraai en groot wapen met in het midden een schild met drie kepers (soort passer of puntdak), met in het omschrift de naam Coenraet Willem Mulert, de overgrootvader van baron A.A.F.M. von Mulert. De bewoner van het fraaie pand bij de ingang van het kerkhof, lichtte toe, dat de steen een hergebruiksexemplaar was. Maar sporen van een andere naam of bijbehorende gegevens en/of bewerking ontbreken, zodat mij het meest waarschijnlijk lijkt, dat deze steen oorspronkelijk alleen de naam en het wapen van C.W. von Mulert bevat heeft.

De belangrijkste onderdelen van de grafsteen van baron A.A.F.M. von Mulert, bijgenaamd de 'Champagnebaron' en 'Dolle baron', bij elkaar gezet. Het wapen is door de bewerking wat vertekend.
De belangrijkste onderdelen van de grafsteen van baron A.A.F.M. von Mulert, bijgenaamd de ‘Champagnebaron’ en ‘Dolle baron’, bij elkaar gezet. Het wapen is door de bewerking wat vertekend.

Ik heb de Stichting Marke Mallem geadviseerd om alleen het schild met de drie kepers te gebruiken in de nieuwe Mallemse Markenstenen en alleen voor die stenen die geplaatst worden op de grens van de buurschap en mark Mallem met het door haar beheerde gebied. Aan de andere kant van die stenen, Eibergs en Olden Eibergs grondgebied, kan het wapen van de heren van Borculo geplaatst worden, want die waren erfmarkenrichter in zowel Eibergen als Olden Eibergen. Een andere optie is dat de Stichting Marke Mallem zelf een wapen laat ontwerpen en dat plaatst op één van de zijden van de steen. Daarmee leg je ook een verband tussen de historische context en de 21e eeuw, waarin teruggegrepen wordt op dat historische fenomeen van de marken.

Bennie te Vaarwerk

Noten

[1] http://watwaswaar.nl/#fI-Su-3-1-1v-1-4fLundefiqWC-2880—864 [2] Over dit gebied heb ik een weblog gepubliceerd: https://www.heerlijkheidborculo.nl/blog/2015/04/05/geschiedenis-van-de-oude-n18-de-fabriek-van-bouquie-in-eibergen/ Kortheidshalve verwijs ik daarna en de erachter liggende longread. [3] http://watwaswaar.nl/
[4] Hendrik Odink, ‘De molen en de hof te Mallem’, in: idem,Uit kroniek en volksmond van de Gelderse Achterhoek (2de druk, Enschede 1976), blz.68-69.
[5] A.J. Gevers en A.J. Mensema, De havezaten in Twente en hun bewoners(Zwolle 1995), blz. 139.
[6] H. Reynders, A. Verlinde, Z. Kolks en J. Kottman, Historie en opgraving van het Huys Hengelo en zijn voorgangers (Hengelo 1996).