Categoriearchief: Kerkgeschiedenis

Nieuwe webpublicatie: Namenlijst en bijdragen nieuwbouw kerkorgel Eibergen in 1708

Eerste bladzijde uit de lijst met namen en bijdragen aan de nieuwbouw van het orgel in de kerk van Eibergen, 1708 (ECAL, ANHGE, inv.nr. 476)
Eerste bladzijde uit de lijst met namen en bijdragen aan de nieuwbouw van het orgel in de kerk van Eibergen, 1708 (ECAL, ANHGE, inv.nr. 476)

In 1709 werd in de gereformeerde kerk van Eibergen, thans de Oude Mattheus genoemd naar de vóórreformatorische kerkpatroon, een nieuw orgel geplaatst. Het was het derde orgel, want onder het middendeel van het orgel werd vermeld: ‘Na verwoesting van 2 orgels door vijanden, is dit in deze gemeente gecollecteerd en gezet, ao. 1708′. Dit bord is niet (meer)  aanwezig op het in inmiddels naar Westervoort verplaatste orgel. Het werd gebouwd door de Westfaalse orgelbouwer Joost Derk Jalinck, die o.a. ook orgels bouwde in Gross Burlo (kloosterkerk, 1705), Keulen (Jezuïetenklooster, 1710) en uit 1720 dateert een plan voor een nieuw orgel in de Lochemse kerk. Jalinck was wel van alle religieuze markten thuis, zo blijkt.

Het ‘Jalinck-orgel’ heeft tot 1957 in de kerk van Eibergen gestaan. Daar vond men het toen tijd voor een nieuw orgel, dat voorzien werd van een antieke kast uit Rotterdam. Het oude Eibergse orgel kwam via orgelmaker Willem van Leeuwen (die ook de kast voor het nieuwe orgel te Eibergen geleverd had en het oude orgel in opslag genomen had) terecht in de Hervormde kerk van Westervoort (1965).

Over dit orgel is veel gepubliceerd en op het internet te vinden (publicatie van Peter Molenaar). Kortheidshalve ga ik dus op deze plek niet verder in op de bouwgeschiedenis van het oude Eibergse orgel. Eén aspect wil ik eruit lichten, dat is het feit dat het orgel voorzien werd van het Eibergse stadswapen: drie eieren op een ovaal schild. Het is bekend dat de burgemeesters van het Berkelstadje Eibergen hun officiële stukken zegelden met het stadzegel. Helaas zijn daarvan (voor zo ver mij bekend) geen goede afdrukken bewaard gebleven.

Dan nu de lijst.[1] De lijst bevat de namen van de intekenaren en de door hen toegezegde bedragen. Zij is dus geen opsomming van de inwoners van het kerspel Eibergen. Het aantal inwoners was groter dan op de lijst vermeld wordt. De lijst opent met de intekenaren uit de stad Eibergen en hun bijdragen, soms gezinsgewijs, dan weer individueel. Na predikant, voogd, burgemeesters, gemeenslieden en provisoren worden de burgers opgesomd. Als er door gezinsleden of inwonend personeel werd ingetekend, dan werd ook hun naam genoteerd. Want de bedoeling van de lijst (of ‘boek’, zoals men het zelf noemde), de namen en giften van de geërfden, burgers en huislieden zorgvuldig te registreren ‘tot een altoos duirende gedagtenis’.

In 1708 bestond het kerspel Eibergen uit de stad Eibergen en de buurschappen Haarlo, Olden Eibergen, Hupsel, Mallem en de Holterhoek. Haarlo behoorde tot 1856 nog kerkelijk tot Eibergen. De buurschap Rekken was in 1651 verzelfstandigd onder invloed en mede door toedoen van de uit Vreden toestromende gereformeerden. Ook in Amsterdam werd gecollecteerd voor het Eibergse kerkorgel. Daar werkten en woonden 26 Eibergenaren. Ook katholieke inwoners droegen flink bij, met Christiaen Nij Muller (molenaar Nieuwe Molen in Olden Eibergen) als aanvoerder. Maar ook de beide Olminkhofs, geboekt als Olde Schulte en ‘het regte Hoff de Jonge Schult’, droegen samen 10 gulden bij. Ik denk dat de bijdragen van de katholieken eerder gegeven werd omdat het onderhoud van het kerkgebouw, ook al was het gereformeerd, een zaak van de gezamenlijke geërfden was (gerechtigden in de tot het kerspel Eibergen behorende marken). Daarbij maakte het niet uit of men katholiek was of niet. Trouwens, ook één joodse ingezetene droeg bij.

Het artikel, vooral een bewerkte bronnenpublicatie, is hier (webpublicaties, onderaan) te vinden.

Bennie te Vaarwerk

 


[1] Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, Archief Nederlandse Hervormde gemeente Eibergen, inv.nr. 476.


 

Nieuwe index oud-rechterlijk archief Heerlijkheid Borculo

Er is weer een nieuwe index beschikbaar op het oud-rechterlijk archief van de Heerlijkheid Borculo. Het betreft het tweede deel van inventarisnummer 285, aangeduid als ‘285-II’. De volledige omschrijving luidt:

285. Dossiers van civiele procedures voor het landgericht en fragmenten daarvan, 1691.

In 1708 kreeg de kerk van Eibergen een nieuw kerkorgel, waaraan door alle ingezetenen, gereformeerden en katholieken, financieel werd bijgedragen. Bovenin prijkt trots het wapen van de toenmalige stad Eibergen. Het orgel staat thans in de protestantse kerk van Westervoort. (Foto: RCE)
In 1708 kreeg de kerk van Eibergen een nieuw kerkorgel, waaraan door alle ingezetenen, gereformeerden en katholieken, financieel werd bijgedragen. Bovenin prijkt trots het wapen van de toenmalige stad Eibergen. Op de foto staat het orgel nog in de Eibergse kerk. Het orgel staat thans in de protestantse kerk van Westervoort. (Foto: RCE)

Waarschijnlijk is het jaartal gebaseerd op de vonnisdatum of het jongste stuk in het desbetreffende dossier. Feitelijk bevinden er zich (soms veel) oudere stukken tussen. 285-II bevat stukken vanaf 1670 tot en met 1691. Het gehele inventarisnummer 285 bevat drie procesdossiers. De specificatie daarvan is als volgt:

285-1. Nicolaas Bitter, als man en momber van Ida van Hummel, contra burgemeesters en gemeenslieden van Eibergen.
285-2. Stift ter Honnepe contra Frederick Wilhelm graaf tot Limburg en Bronckhorst als erfmarkenrichter voor de buurschap Noordijck (omtrent de hoeve Botterhuijs).
285-3. Arent Nijhuis contra Tonnis Abbinck.

Het origineel is in een slechte materiële toestand en berust bij het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Informeer dus eerst bij de archiefdienst of het ter inzage wordt gegeven.

Eibergen in 2013 en daarna

De nabije toekomst werpt zijn schaduw vooruit. Wie deze dagen over de Twenteroute rijdt tussen Eibergen en Groenlo, ziet dat aan de oostkant steeds meer huizen leeg komen te staan. Die leegstand is de voorbode van de nieuwe N18 die tussen Hupsel en Groenlo parallel aan de huidige weg wordt aangelegd. Over vier jaar zal alles anders zijn. In dat kader probeer ik het bestaande cultuurlandschap in beelden vast te leggen en blog(*) daarover op een andere plek. Maar ook in het dorp, eigenlijk moet ik zeggen stadje Eibergen, is er veel te zien (en te zien geweest) wat om aandacht vraagt.

Gezicht op Eibergen vanaf de Leugemorsweg in Olden Eibergen, vlakbij de plek waar de nieuwe N18 de hoge bouwkamp zal doorsnijden.
Gezicht op Eibergen vanaf de Leugemorsweg in Olden Eibergen, vlakbij de plek waar de nieuwe N18 de hoge bouwkamp zal doorsnijden.

Ik vind dat Eibergen zich in de toeristische setting niet goed presenteert. Het lijkt er wel eens op dat alle belangrijke wandelroutes om het dorp heen lopen. In de gemeente Berkelland, waarvan het grootste deel van de oude gemeente Eibergen sinds 2005 deel uitmaakt, draait alles om Borculo. Het voorlopige hoogtepunt daarvan is de mogelijke beschikbaarstelling van 700.000 euro voor de bouw van drie ‘overdekte’ bruggen in het kader van ‘erfgoed’. Je moet het lef maar hebben. Dat lef ontbreekt in Eibergen. Daar is lef hoognodig en vooral ook véél zinvoller voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van plannen met en in de Mallemse fabriek van Bouquié, beter bekend als de kastanjefabriek, het hoogstwaarschijnlijk oudste textielmonument in Oost-Nederland. Zonder deze fabriek zou de eerste brug over de Berkel niet gebouwd zijn (1835) en zou de huidige Twenteroute evenmin aangelegd zijn.

Het pand in de Grotestraat te Eibergen waarin de VVV zit. Een historisch pand, zoals te zien is als je in het steegje kijkt rechts naast de ingang. Het oude gebintwerk is nog zichtbaar. Op veel plekken in dit deel van de hoofdstraat van Eibergen is de historie zichtbaar. Er zijn nog enkele stadsboerderijen (met de deeldeuren naar de straat) en anders zit achter een nieuwere voorgevel nog een historische bouwkundige structuur.
Het pand in de Grotestraat te Eibergen waarin de VVV zit. Een historisch pand, zoals te zien is als je in het steegje kijkt rechts naast de ingang. Het oude gebintwerk is nog zichtbaar. Op veel plekken in dit deel van de hoofdstraat van Eibergen is de historie zichtbaar. Er zijn nog enkele stadsboerderijen (met de deeldeuren naar de straat) en anders zit achter een nieuwere voorgevel nog een historische bouwkundige structuur.

Maar ook de Eibergse VVV – of wat voor een naam de toerismebevordering nu of in de nabije toekomst heeft of krijgt – is naar mijn mening bestuurlijk onvoldoende toegerust om de eigen plaats te verkopen.
Aanbieders van logies op al dan niet fraai verbouwde boerderijen, schuren e.d. verkopen niet zelden historische onzin op hun websites. Voorbeelden daarvan zal ik hier niet noemen.

Binnen Eibergen is het nodige gebeurd dat om blijvende aandacht van de lokale historieliefhebbers vraagt. Een voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van het terrein tussen de J.W. Hagemanstraat en de burgemeester Wilhelmweg. De sloop van veel historische panden aan de Hagemanstraat bedreigen een voor Eibergen en de Achterhoek belangrijke locatie. Deze straat is de historische Nieuwstraat, die in het tweede kwart van de 17de eeuw, toen de rust terugkeerde, ontstaan is. En juist in deze straat had de bekende dominee-dichter Willem Sluiter (1653-1672) zijn pastorie, waar hij in of voor 1668 zijn bekende regel dichtte die de basis vormde voor de huidige geografische Achterhoek. In 2018 kan de Achterhoek dus een jubileumfeestje vieren.

Willem Sluiters 'achter-hoek' (1668)
Willem Sluiters ‘achter-hoek’ (1668)

Sluiter werd in 1653 in Eibergen als predikant geïnstalleerd. Zijn kerk is nog steeds de meest gave laatgotische kerk in Berkelland, compleet met muurschilderingen en fraaie kraag- en sluitstenen.

Kruis en haan op de spits van de Oude Mattheuskerk in Eibergen.
Kruis en haan op de spits van de Oude Mattheuskerk in Eibergen.

In de rooms-katholieke St.-Mattheuskerk, enkele honderden meters naar het westen, is de grootste middeleeuwse houten beeldenschat van boven de grote rivieren te bewonderen. En in Neede, enkele kilometers naar het noordwesten, is een stenen beeldenschat te zien in de kerktoren. Die wordt momenteel gerestaureerd.

Sluitsteen (bloemkoolmotief) in het koor van de Oude Mattheuskerk.
Sluitsteen (bloemkoolmotief) in het koor van de Oude Mattheuskerk.

Vlakbij staat nog het oude gemeentehuis van Eibergen. De erbij behorende villa is ooit geschonken door de laatste burgemeester Smits, vandaar de naam ‘villa Smits’. Begin jaren ’80 van de vorige eeuw is er een nieuwe vleugel omheen gebouwd, die de huidige gemeentebestuurders willen laten slopen om een betere verbinding tussen de kom van Eibergen en de Berkel te krijgen, compleet met een stadsmuurachtige aankleding van de toch al lelijke gevel van winkelcentrum de Kluiversgang. Ook hier lijkt het gemeentebestuur, niet gehinderd door enig historisch besef, te kiezen voor het primaat van de economie. Het oude stadscentrum van Eibergen hoort dicht bebouwd te worden. Voor groen hoef je in Eibergen nooit ver te lopen. De plannen voor een nieuw Berkelbruggetje dat de nieuwe landtong(!) met de noordzijde van de Berkel, de kant van ’t Vunderink moet verbinden, is een belediging voor Eibergenaren die de historie aan het hart gaat. Zeker ook in vergelijking met de tonnen die misschien voor nieuwe overdekte Berkel-erfgoedbruggen beschikbaar worden gesteld.
Ben overigens wel benieuwd welke bestemming er voor de villa Smits gevonden wordt. Ik heb niet de indruk dat het gemeentebestuur zijn best doet. De Eibergse raadsleden, die van de VVD voorop, hebben tot nu toe niet laten zien dat hun woonplaats ook hen ter harte gaat. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen kom ik nog apart terug op de cultuurparagrafen in de partijprogramma’s, maar het ziet er op voorhand alweer niet best uit.

Carnaval der burgers, beeld bij het voormalige gemeentehuis ('villa Smits') van Eibergen.
Carnaval der burgers, beeld bij het voormalige gemeentehuis (‘villa Smits’) van Eibergen.

Voor het gemeentehuis staat het beeld ‘Carnaval der burgers’ dat verwijst naar een belangrijk van die andere bekende Eibergenaar: Menno ter Braak. Ik vrees dat maar weinig van de huidige gemeentebestuurders het gelijknamige boek kennen.

Gemeentewapen van Eibergen, in koper, boven de hoofdingang van het voormalige gemeentehuis.
Gemeentewapen van Eibergen, in koper, boven de hoofdingang van het voormalige gemeentehuis.

Het oude gemeentehuis staat op een historische plek: de borg van Eibergen. De sloop van de nieuwbouw zal dus met de nodige archeologische begeleiding moeten plaatsvinden om te voorkomen dat er ook nu weer veel historisch materiaal verdwijnt. Archeologie zal de komende jaren in Eibergen van belang gaan worden, vooral in relatie tot de aanleg van de nieuwe N18. Het afgelopen jaar liet al zien dat de archeologische kaarten van de gemeente Berkelland al ernstige tekortkomingen vertoonden. En vrijwel zeker zijn bij de proefopgravingen voor het nieuwe N18-tracé potentieel belangrijke locaties buiten beeld gebleven. De overheid trekt zich terug, te beginnen in Berkelland, niet voor niets enkele jaren geleden ‘Rutteland’ gedoopt, proeftuin van het (neo-)liberalisme. De gemeente participeert en stimuleert alleen nog als het economisch gewin oplevert. De intrinsieke waarde van erfgoed doet er voor Berkelland niet meer toe. Gelukkig zijn er soms toch nog initiatieven die de historische waarde van monumenten erkennen en er een nieuwe waarde aan toekennen. In Eibergen zijn dat bijvoorbeeld het ‘Wapen van Eibergen’, ooit een roemruchte horecazaak, nu zit er een makelaar. Maar ook het nieuwbouwplan Op de Bleek (herontwikkeling van het voormalige terrein van textielfabriek KTV) bevat nog enige historische en historiserende elementen. Nu de voormalige spoorbrug nog.

De door de projectontwikkelaar gerestaureerde fabrieksschoorsteen op het voormalige KTV-terrein. Met de kunstzinnige en 's avonds groen licht gevende bovenbouw kan dit een aardig visitekaartje gaan vormen van Eibergen als je straks over de nieuwe N18 rijdt.
De door de projectontwikkelaar gerestaureerde fabrieksschoorsteen op het voormalige KTV-terrein. Met de kunstzinnige en ’s avonds groen licht gevende bovenbouw kan dit een aardig visitekaartje gaan vormen van Eibergen als je straks over de nieuwe N18 rijdt.

2013 was ook het eerste volle jaar zonder gemeentelijke erfgoedcommissie. Een alternatief is er niet gekomen, maar is inmiddels wel wenselijk. De erfgoedkoepel, waarvan ik ooit voorstander was, komt niet uit de verf. Het motto is: iedere plaats voor zich en niemand voor ons allen.

De voormalige horecazaak het Wapen van Eibergen op de hoek Grotestraat-J.W. Hagemanstraat is gelukkig dankzij het particuliere initiatief behouden gebleven.
De voormalige horecazaak het Wapen van Eibergen op de hoek Grotestraat-J.W. Hagemanstraat is gelukkig dankzij het particuliere initiatief behouden gebleven.

 

Zolang mijn gezondheid het toelaat en er genoeg is om me over te ergeren of te schrijven, blijf ik bloggen. Ik wens de lezers van dit blog een goede jaarwisseling toe en het allerbeste voor het nieuwe, hopelijk meer sociale, jaar 2014 toe.

Bennie te Vaarwerk

(*) Inmiddels (2015) is dat blog opgeheven en zijn de teksten hier te vinden als pdf-bestand.

Waar de Needse doden rustten: ongewenste gevolgen van het gemeentelijke archeologische beleid

Een twitterbericht van Nieuws Uit Berkelland, van vrijdagavond 18 oktober j.l., en een bericht met foto waarnaar het verwijst, was aanleiding om eerst eens wat bureauonderzoek te doen en vanmorgen de plek des onheils in Neede eens te bezoeken.

Aanleg van een nieuw plein door de gemeente Berkelland te Neede, waarbij ook het voormalige kerkhof aangetast werd.
Aanleg van een nieuw plein door de gemeente Berkelland te Neede, waarbij ook het voormalige kerkhof aangetast werd.

Waar gaat het om? In het kader van de aanleg van een nieuw dorpsplein in Neede, heeft de gemeente Berkelland het plein/plantsoen voor de Grote Kerk in Neede overhoop gehaald en zich daarbij niet gerealiseerd (al of niet bewust, daar wil ik op dit moment buiten blijven) dat tegelijkertijd ook een deel van het oude kerkhof, dat ook in Neede rondom de van oorsprong Middeleeuwse kerk lag, rigoureus aangetast werd. In de sleuven en in en op de grote hopen zand zijn zeer veel resten van menselijke skeletten te vinden. Het is een schandalige situatie.
Het kadastrale minuutplan, te vinden op de website WatWasWaar geeft voldoende uitsluitsel. Daarop is te zien dat de oude, omstreeks 1850 op de toren na gesloopte kerk, met perceelnummer 567, omgeven wordt door een perceel met het nummer 566. Volgens de bij het kadastrale minuutplan van ca. 1828 behorende Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel (OAT), eveneens op genoemde website te vinden, is dit perceel het ‘kerkhof’. De ‘Gereformeerde kerk’ staat als eigenaar genoteerd. Aan de rand van het kerkhof zijn op de kaart een aantal huizen te zien, die wellicht ontstaan zijn uit kerkhofspiekers, graanspiekers en woningen voor ouden van dagen.

Detail van het kadastraal minuutplan van het dorp Neede uit 1828. Middenin de kerk en daaromheen het kerkhof met op de randen woningen die waarschijnlijk uit spiekers zijn ontstaan.
Detail van het kadastraal minuutplan van het dorp Neede uit 1828. Middenin de kerk en daaromheen het kerkhof met op de randen woningen die waarschijnlijk uit spiekers zijn ontstaan.

Het kerkhof had een behoorlijke oppervlakte van bijna 3000 vierkante meter. De in de Bataafs-Franse Tijd (1795-1813) in gang gezette regelgeving om het begraven in kerken en op kerkhoven in bebouwde kommen te verbieden, leidde uiteindelijk pas tot de aanleg van nieuwe begraafplaatsen, buiten de bebouwde kommen, omstreeks 1829. Zo ook in Neede. Pas toen verloor het oude kerkhof rondom de kerk zijn functie en raakte die in vergetelheid.
Toen ik vanmorgen rondliep op het terrein aan de voorzijde van de kerk, ben ik toch wel geschrokken. Ik vind het getuigen van ernstige nalatigheid van de gemeente Berkelland om zo met de doden om te gaan.

De gemeente Berkelland zal ongetwijfeld bekend zijn met grafruiming. Maar niet op deze manier. Overal waar je loopt vind je skeletresten van mensen.
De gemeente Berkelland zal ongetwijfeld bekend zijn met grafruiming. Maar niet op deze manier. Overal waar je loopt vind je skeletresten van mensen.

De kerk van Neede, gesticht op een terrein dat waarschijnlijk door een bisschop van Münster aan het Münsterse klooster Überwasser werd geschonken, omstreeks 1040, bestaat dus bijna 1000 jaar. Omdat er van de kerk al niet veel over is, behalve de toren in enkele zeer waardevolle vroeg-zestiende-eeuwse beelden die in de jaren ’20 van de vorige eeuw bij een kerkrestauratie onder de vloer werden aangetroffen, was respect voor de historische Needenaren wel op zijn plaats geweest. Een eenvoudig, niet tijdrovend bureauonderzoek, had deze puinhoop en respectloze omgang met de doden en met de Needse geschiedenis kunnen voorkomen.

Aanvulling 20.30 uur. De archeologische waardenkaart van de gemeente Berkelland vermeldt niet dat er een begraafplaats rondom de Needse kerk aanwezig is. De kerk zelf (toren?) is een Rijksmonument (gele symbool), de Oudestraat en Nieuwstraat behoren tot de historische dorpskern (paars gekleurd) en een gebied ten westen van de Oudestraat ligt in een ‘attentiezone’ van 50 meter (rode punt met zwarte stippen). Het terrein  van kerkhof blijft ook hier buiten beschouwing. De kaart is dus onvolledig.

Centrum Neede. Detail van de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Berkelland.
Centrum Neede. Detail van de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Berkelland.

Ik heb niet bekeken hoe dat met de andere historische kerkhofterreinen in Berkelland gesteld is. Het betreft de kerkhoven van Eibergen (waar in 2012 nogal rigoureuze werkzaamheden op het terrein hebben plaatsgevonden i.v.m. de uitbreiding van ‘De Huve’), Geesteren, Gelselaar en Rekken. Haarlo had wel een eigen kapel, maar de doden werden in Eibergen begraven.

Update 5 november 2013. Op 26 oktober j.l. heb ik een e-mail aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland gezonden met de volgende vragen:

Naar aanleiding van berichtgeving op de website van Nieuws uit Berkelland heb ik wat bureauonderzoek verricht naar het kerkhof rondom de Grote kerk in Neede en daarover een blog geschreven. In één week tijd leverde dat enkele honderden hits op, vooral nadat de berichtgeving ook werd opgepakt door Tubantia. Vanochtend was in die krant te lezen, dat de grond gezeefd wordt door bedrijf Groot Zevert. In verband met de afwikkeling en ook voor de volledigheid van mijn blog, verzoek ik u mij een antwoord te geven op de volgende vragen:

  1. De grond wordt gezeefd. Wat gebeurt er met de aangetroffen menselijke resten?
  2. Wordt nader onderzoek gedaan naar aanwezigheid van menselijke resten in het gedeelte dat onder het nieuwe plein komt te liggen?
  3. Krijgt het terrein de waardebepaling historisch kerkhof met de bijbehorende bescherming om te voorkomen dat de gemeente of particulieren in de toekomst in dezelfde fout vervallen?
  4. Wordt de archeologische waardenkaart voor het kerkhof te Neede en andere vóórreformatorische en rondom de kerk/kapel gelegen begraafplaatsen in Eibergen, Rekken, Geesteren, Borculo en Gelselaar aangepast met bijbehorende bescherming?

In afwachting van uw antwoord,

Vriendelijke groet,
Bennie te Vaarwerk

Vanmiddag (5 november) heb ik een informatief gesprek gehad met een medewerker van de gemeente Berkelland naar aanleiding deze e-mail. De situatie was ernstiger dan verwacht. De aangetroffen menselijke resten zijn keurig herbegraven op de Needse algemene begraafplaats. Volgens de medewerker was het gedeelte van het voormalige kerkhof onder het aan te leggen plein nagenoeg geheel geruimd. Ik twijfel daaraan omdat er geen formele grafruiming heeft plaatsgevonden (als dat al kan als je nog niet de exacte ligging van het historische kerkhof hebt bepaald). Nu is het te hopen dat de hele commotie leidt tot vaststelling van gemeentelijk (archeologisch) beleid met betrekking tot de begraafplaatsen van vóór 1829. Dat geldt met name voor de kerkhoven rondom de middeleeuwse parochiekerken in Eibergen, Neede en Geesteren en de kapellen te Borculo, Rekken en Gelselaar (en mogelijk ook Ruurlo, maar daar weet ik niets van). Omdat er over de kerkstichtingen te Eibergen, Neede en Geesteren weinig ‘harde’ gegevens bekend zijn, kunnen aanwijzingen voor de ouderdom mogelijk nog ontleend worden aan (restanten van) begravingen op de rondom deze kerken gelegen begraafplaatsen. Daarom is bescherming van de omliggende kerkhoven een vereiste. Een parochiestichting vond niet plaats als er geen kerkhof was. Voorts vind ik het noodzakelijk dat er protocollen komen voor zowel de gemeente als de eigenaren van de voormalige begraafplaatsen en de uitvoerders van de werkzaamheden. Als het nog kan zou de bescherming zich in ieder geval moeten uitstrekken tot het gehele (ondergrondse) terrein van de begraafplaats. Daarbij kunnen de kadastrale minuutplans van 1832 als basis dienen. Ik blijf e.e.a. volgen.

Bennie te Vaarwerk

Over de schoonheid van verval: monumenten in Mallem en op ’t Loo

Watertoren Mallem vanaf de Hoge Haarweg
Watertoren Mallem vanaf de Hoge Haarweg

Van de Eibergse buurschappen is Mallem wel de mooiste. In deze ten noorden van de Berkel gelegen buurschap zijn veel monumenten te vinden, waarvan sommige in meer of minder vervallen toestand verkeren. Mallem heeft veel ‘bekende’ monumenten: de Mallemse watermolen met sluis (‘verlaat’) en Muldershuis, erve ’t Vunderink, de in 1935 gebouwde Watertoren hoog op de Mallemse Es, de slotgracht van de voormalige Borculose havezate Mallem en het daar tegenover liggende erve Hofman. Er zijn ook wat minder bekende monumenten te vinden: de voormalige ticheloven Kammeijer aan de Rekkensebinnenweg, restanten van een steenoven van de Heer van Borculo, de Joodse begraafplaats op de Schephorst aan de Berkel, het zondagsschooltje op ’t Loo. Daarnaast zijn er nog veel niet-beschermde monumenten te vinden. De nieuwe natuur rond de Berkel is een aanwinst voor Eibergen en Mallem in het bijzonder. Als over enkele jaren de nieuwe N18 klaar is en de rust terugkeert, wordt Mallem nog veel meer de moeite waard.

't Loo, rechts erve Bartels, daarachter de gerestaureerde monumentale zondagsschool uit 1893 en helemaal achter erve Grijsen of Bisperink.
’t Loo, rechts erve Bartels, daarachter de gerestaureerde monumentale zondagsschool uit 1893 en helemaal achter erve Grijsen of Bisperink.

De onderbuurschap Loo is wel een parel. Het is jammer dat het nooit gelukt is deze buurt de status van beschermd dorpsgezicht te geven.

Al dominee-dichter Willem Sluiter roemde Mallem en zijn inwoners in de zeventiende eeuw: “Mallem, waerdste nagebuuren”,  zo noemde hij hen. Trouw kerkvolk, dat ook. Want men zag de Mallemse banken in de Eibergse kerspelkerk “nimmer leeg”. Van de Eibergse buurschappen was Mallem wel het meest geprotestantiseerd. Geen wonder dat Sluiter wel “met lust van u, o Mallem” kon zingen. Sluiter spelt trouwens de Mallem consequent  met -e. En verderop:

‘k Segg’ het sonder vleijerij,
ge zijt mijne vreugd en kroone.

Veldschuur in Mallem.
Veldschuur in Mallem.

Sluiter noemt in zijn Vreugd- en liefdesangen, waarin hij alle Eibergse buurschappen bezingt, ook de Mallerhaar, een deel van het Mallemse Veld in het noordwesten tegen de grens met Neede/Hoonte, ongeveer waar nu sportpark de Bijenkamp ligt.
In Mallem is veel te zien waaraan je achteloos voorbij zou gaan. Neem deze veldschuur.

Veldschuur in het Zwillbrocker Venn.
Veldschuur in het Zwillbrocker Venn.

En vergelijk die eens met een soortgelijke veldschuur van zandsteen op het Zwillbrocker Venn. Je ziet meteen het verschil tussen het  gründliche Duitse monumentenbeleid en het Nederlandse laissez faire-beleid dat momenteel (soms helaas) opgang vindt.

Erve 't Vunderink in Mallem. Het nu (nog) sterk vervallen goed behoorde ooit tot de goederen van de Heerlijkheid Mallem.
Erve ’t Vunderink in Mallem. Het nu (nog) sterk vervallen goed behoorde ooit tot de goederen van de Heerlijkheid Mallem.

Ook ’t Loo mag zich verheugen in zijn dichterlijke aandacht. In zijn “Aen onze Gemeynte op ’t Loo”, dicht hij o.a. de regels:

En ik wensch, dat gij mocht weten,
hoek ‘k uyt ware liefde sucht
na ’t gehucht,
daer gij zijt soo kleyn geseten.
Zijt gij kleyn en slecht in ’t oog:
‘k Acht u hoog.

Het zondagsschooltje op 't Loo, daterend uit 1893.
Het zondagsschooltje op ’t Loo, daterend uit 1893.

Hij maakt de vergelijking met de stad, die het natuurlijk aflegt tegen de eenvoud en vroomheid op ’t Loo:

Sie ‘k somwijlen ijdelheen
van de steen,
Dan gedenk ik, sonder jokken,
O, die op den Looschen brink
nu weer gink!
Daer sou sulks mij niet verlokken.

’t Loo was en is nog steeds een onderbuurschap of buurt van Mallem, gelegen aan de Berkel. De buurt bestaat uit enkele dichtbij elkaar gelegen rondom een brink gelegen boerderijen, waarvan Grijsen of Bisperink (naar een latere bewoner) wel het belangrijkste erf was.  Op de Brink staat een in 1893 door Bisperink gebouwd zondagsschooltje, dat een gemeentelijk monument is. Het mogelijk van Grijsen afgesplitste erf Könnink staat geheel in het groen. Het is het enige goed onderhouden monumentale erf op ’t Loo en ligt wat terzijde van de Brink geheel in het groen. Andere oude boerderijen zijn geheel in gebruik als stal, maar is de oude bouwtrant nog behouden.

Buurt 't Loo vanaf de Looweg richting Berkel
Buurt ’t Loo vanaf de Looweg richting Berkel

En verder dicht Sluiter:

Sijt doch nimmermeer alsoo
Op het Loo,
als de dorre doode boomen,
die daer op een Brink noch staen,
daer voortaen
vrucht noch blad weer aen wil komen,

 

Maer zijt als een boom geplant
aen de kant
van den Berkel, daer ter sijden
die sijn vrucht en sijn sayzoen
fris en groen,
voortbrengt op bequame tijden.

Groen is ’t Loo inmiddels wel geworden.

De Mallemse fabriek van J.B.P. Bouquié uit 1834.
De Mallemse fabriek van J.B.P. Bouquié uit 1834.

Mallem was ook de buurschap waar de industrialisatie van Eibergen begon. Hier werd in 1834 door de uit Brussel afkomstige Belg Bouquié de eerste textielfabriek gebouwd. Door de afscheiding van België in 1831 werd dat land ook afgesneden van de nederlandse kolonie Indië, die voor de opkomende textielindustrie van groot belang was. De Mallemse Fabriek staat er nog steeds, al zijn alleen de buitenkant en een deel van de kapconstructie nog authentiek. Bouquié overleed plotseling in 1855. Zijn graf (nr. 1) is te vinden op de rooms-katholieke begraafplaats aan de Borculoseweg in Eibergen.

Detail van grafsteen nr. 1 op de r.-k. begraafplaats te Eibergen. De tekst luidt: J.B.P. Bouquié, né a Bruxelles [geboren te Brussel], le 20 aout 1778. Hij overleed op 2 december 1855 te Eibergen. Deze grafsteen is net als de fabriek beslist monumentwaardig.
Detail van grafsteen nr. 1 op de r.-k. begraafplaats te Eibergen. De tekst luidt: J.B.P. Bouquié, né a Bruxelles [geboren te Brussel], le 20 aout 1778. Hij overleed op 2 december 1855 te Eibergen. Deze grafsteen is net als de fabriek beslist monumentwaardig.

De fabriek werd gebouwd nabij een vonder over de Berkel en een doorwaadbare plaats in die rivier, aan de oude weg van Eibergen,  achterlangs de fabriek via ’t Wievenveld in Mallem aansloot op de grote hessenweg van Vreden via Neede naar Münster. Een deel van deze oeroude infrastructuur is nog steeds aanwezig in Mallem. De komst van de textielfabriek was aanleiding tot de bouw van de eerste vaste brug over de Berkel in Eibergen. Tot dan toe was Eibergen per brug alleen bereikbaar over de Stokkersbrug in Olden Eibergen of de brug over de stuw bij de Mallemse Molen. De Nieuwe Brug, zoals die nog steeds heet, werd later een belangrijke brug in de eveneens in de negentiende eeuw aangelegde Twenteroute, de huidige N18. De over twee jaar aan te leggen nieuwe N18 wordt daarmee het belangrijkste infrastructurele werk in bijna twee eeuwen (de spoorlijn niet meegerekend).

Via 't Wievenveld in Mallem sloot verkeer uit Eibergen aan op de oude hessenweg van Vreden over Rekken en Neede naar Deventer.
Via ’t Wievenveld in Mallem sloot verkeer uit Eibergen aan op de oude hessenweg van Vreden over Rekken en Neede naar Deventer.

Een volgend jaar maar eens een routetje uitzetten in dit fraaie gebied op loopafstand van Eibergen. Of wordt het tijd voor een nieuwe Gids voor Eibergen?

Bennie te Vaarwerk