Graaf Joost van Limburg Stirum kreeg in 1592 en 1593 paspoorten van de Raad van State om ongehinderd van zijn huis Stirum naar het Huis de Wildenborg in de graafschap Zutphen te kunnen reizen[1]. Delen van die graafschap waren op dat moment in handen van de Republiek. Dat de paspoorten werden uitgegeven door de Raad van State, hoeft geen verwondering te wekken als men weet dat dit hoge bestuursorgaan van de Republiek vooral een voorbereidend en uitvoerend orgaan was van de Staten-Generaal, het bondgenootschap van de Zeven Verenigde Noord-Nederlandse provincies. Bovendien hield de Raad zich vooral bezig met militaire zaken.
De tekst was vooral maatwerk, toegespitst op de persoon voor wie het paspoort bestemd was. Graaf Joost van Limburg Stirum genoot in de jaren ’90 van de zestiende eeuw nog niet het volledige vertrouwen van de Staten van Gelderland en (daardoor ook) van de nog jonge Republiek.[2] Deels kwam dat zeker, omdat hij partij had gekozen voor Spanje, maar misschien speelde er vanuit de Staatse/Gelderse hoek ook nog wel mee dat hij inzake de Wildenborg via zijn grootmoeder, Ermgard van Wisch, opvolger was van de beruchte bannerheren van Wisch, die dit Gelderse leen lange tijd in bezit hebben gehad, maar tegelijkertijd in vijandschap stonden tot de hertogen van Gelre.[3]
Graaf Joost trouwde in 1591 met gravin Maria von Holstein Schauenburg en vestigde aanvankelijk zich op Stirum. Na de geboorte van de oudste zoon, Herman Otto, op 3 september 1592, vertrok het jonge gezin naar de Wildenborg. Het paspoort van 23 september 1592 zal met die verhuizing in verband staan. Volgens Van Schilfgaarde vond die verhuizing in november plaats, nadat de graaf aan de Staten van Gelderland had beloofd neutraal te blijven.[4] De Raad van State verleende hem het paspoort privé, hetgeen blijkt uit de zinssnede ‘umme met sijner l. egemael, familie ende bagagien, van Stirum te mogen comen op den Huyse Wildenberch’, om met zijn echtgenote, familie en bagage van Stirum naar de Wildenborg te kunnen reizen. Dat er toch nog sprake was van enig wantrouwen, blijkt uit de daarop volgende zinssnede. Hij geniet de voordelen van de vrijgeleide (sauvegarde) onder de voorwaarde ‘dat bij hem, noch den sijnen, onder ’t dexel van dese nyet en zal aengerecht worden tot nadeel deser landen.’ De graaf en degenen die met hem reizen mogen niets ondernemen ten nadele van de verenigde provincies. Het paspoort uit 1593 heeft een wat minder privékarakter. Nadrukkelijk legt het een relatie met een resolutie van de Gelderse Landdag en heeft het een geldigheidsduur van vier maanden. Ook dit paspoort geldt voor de reis Stirum-Wildenborg. En ook hier wordt er weer de voorwaarde aan verbonden dat hij of iemand uit zijn gevolg geen acties mag ondernemen ten nadele van de Republiek.
Beide paspoorten zijn voorzien van een gecachetteerd zegel. Dit is een opgedrukt lakzegel op papier, dat ter bescherming voorzien is van een extra laagje papier, want de lak alleen is gevoelig voor afbrokkeling.
Hoewel de afdrukken niet uitblinken door duidelijkheid, is wel te zien dat er een bundel pijlen op staat. Of dit inderdaad het contrazegel van de Staten-Generaal is, zoals het paspoort uit 1792 zo nadrukkelijk vermeldt, waag ik te betwijfelen. Het lijkt er eerder op dat dit het contrazegel is van de Raad van State.
De Staten-Generaal gebruikten vanaf 1578 een zegel met een gekroonde leeuw, die in zijn klauwen 17 pijlen hield. Deze pijlen stonden symbool voor de 17 provincies die de Pacificatie van Gent (november 1576) ondertekend hadden. Op het omschrift stond: ‘Sigillum ordinum Belgii’ Met Belgii werden ook de Nederlanden bedoeld. Het lint om de pijlenbundel heeft ‘Concordia’. (Eendracht). Dat zegel bleef in gebruik tot 1795.[5]
De website http://hubert-herald.nl/Rijkswapen.htm geeft nog de volgende informatie over het zegel van de Staten-Generaal: ‘Als symbool van de Unie van Utrecht [januari 1579, BtVw] komt een bundel van 17 pijlen voor het eerst voor op het zegel en contrazegel van de Staten Generaal dat in 1579 werd gemaakt. Op het grootzegel wordt de pijlbundel samengehouden door een lint met het woord concordia en wordt hij vastgehouden door een met een zwaard gewapende gekroonde leeuw (…)’. Op dezelfde site staat een fraaie afbeelding van het contrazegel van de Raad van State. Dat zegel vertoont zeer sterke gelijkenissen met het gecachetteerde zegel dat op beide paspoorten is te vinden. Daar wordt het omschreven als het ‘contrazegel van de Unie van Utrecht, gebruikt door de Raad van State’. In de erbij gegeven beschrijving wordt vermeld dat het contrazegel bestond uit een bundel van 15 pijlen, die samengebonden worden door een lint met daarop het woord concordia. Twee pijlen worden uit de bundel getrokken. Het omschrift luidt: sigillum oridinum Belgii adversum. Op het paspoort uit 1592 zijn de letters …vers.. goed te lezen. Verder zijn de pijlenbundel en de band (met daarin een tekst) goed herkenbaar. Het lijkt er dus sterk op, dat op de paspoorten het contrazegel van de Raad van State is afgebeeld.
Naschrift: In het boek van jhr. mr. Th. van Riemsdijk, getiteld De griffie van Hare Hoog Mogenden, bijdrage tot de kennis van het archief van de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden uit 1885 vond ik bijgaande afbeelding van het contrazegel van de Staten-Generaal.
Meer informatie: Paspoorten_graaf_Joost_van_Limburg_Stirum_1592_1593_blog
Bennie te Vaarwerk
[1] Nationaal Archief, Collectie van Limburg Stirum, inv.nr. LN 111.
[2] Zie over zijn wisselende posities: A.P. van Schilfgaarde, De graven van Limburg Stirum in Gelderland en de geschiedenis hunner bezittingen (Assen 1961), blz. 27-35.
[3] O.a. F.M. Eliëns en J. Harenberg, Middeleeuwse kastelen van Gelderland (Rijswijk 1984), blz. 41-44; S., ‘Het huis Wildenborch’, in: Geldersche Volksalmanak, 1838, blz. 158-172; W.A. Beelaerts van Blokland, ‘Sweder Rodebaert, de eerste bekende bezitter van den Wildeborch’, in: Bijdragen en Mededelingen ‘Gelre’, XIII (1910), blz. 261-266; F.A. Hoefer, ‘Mededeelingen omtrent den Wildenborch’, in: Bijdragen en Mededelingen ‘Gelre’, XII (1909), blz. 209-241; L.E., ‘De Wildenborch’, in: J. Waterink, Bij ons in ’t land der Saksers (Utrecht), blz. 197-213; A.P. van Schilfgaarde, De graven van Limburg Stirum en de geschiedenis hunner bezittingen (Assen 1961), deel III, blz. 133-135.
[4] Volgens Van Schilfgaarde, a.w., blz. 31, heeft graaf Joost de sauvegarde pas ontvangen op 27 maart 1593. Deze was hem aanvankelijk geweigerd, omdat hij enige ‘suspecte personen’ in zijn gevolg had. In beide paspoorten in ten aanzien van mogelijk fout gedrag door volgelingen een voorbehoud gemaakt.
[5] S. Groenveld e.a., De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560-1650) (Zutphen 2008), blz. 152. Met afbeeldingen van het zegel en cachet (= kleinzegel, dat vanaf het eind van de 16de eeuw een leeuw met zeven pijlen bevatte.