Categoriearchief: Gemeente Berkelland

De erbarmelijke toestand van het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo

Het wapen van Henricus van Borculo, afgebeeld in de Heraut Gelre. Dit wapen was afgebeeld op een banier dat deze heer van Borculo bij zich droeg als bondgenoot van de graaf van Gelre in de Slag bij Worringen in 1299
Het wapen van Henricus van Borculo, afgebeeld in de Heraut Gelre. Dit wapen was afgebeeld op een banier dat deze heer van Borculo bij zich droeg als bondgenoot van de graaf van Gelre in de Slag bij Worringen in 1299

Gelderse archiefdiensten, die over een goedgekeurde archiefbewaarplaats beschikken, kunnen in aanmerking komen voor overname van sommige in het Gelders Archief berustende archieven. Dan kun je denken aan de huwelijksbijlagen, de notariële archieven en de oud-rechterlijke archieven van vóór 1811. Dat zijn bovendien veel door stamboomonderzoekers en historici geraadpleegde archieven. Tot maart 1811 vervulden de rechtbanken ten plattelande, waaronder die te Borculo en Lichtenvoorde, ook de functie van notaris. Dus overdrachten van onroerend goed, testamenten, voogdijzaken e.d. kan men in de oud-rechterlijke archieven vinden.
Een andere voorwaarde voor overdracht aan een lokale of regionale archiefdienst is dat de archieven in die staat worden overgenomen waarin ze aangeboden worden. Aan dit laatste ligt een besluit van een vroegere algemeen rijksarchivaris ten grondslag. Dat kun je betreuren, omdat die daarmee een van de grondbeginselen van het archiefbestel in Nederland aan de kant schoof, namelijk dat overgebrachte archieven openbaar zijn en dus aan het publiek ter inzage gegeven moeten kunnen worden. Dé voorwaarde daartoe is de archiefwettelijke verplichting van overheden hun voor blijvende bewaring in aanmerking komende archieven ‘in goede, geordende en toegankelijke staat’ over te brengen naar de archiefbewaarplaats. Het kan niet zo zijn dat in een archiefbewaarplaats bescheiden berusten die, om wat voor reden dan ook, gedurende lange tijd niet toegankelijk zijn.  Daarom is het initiatief van het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (ECAL) te prijzen om aandacht te vragen voor enkele overgenomen archieven die in een slechte materiële toestand verkeren.

Het ECAL heeft o.a. een aantal oud-rechterlijke archieven van het Gelders Archief overgenomen, waaronder die van de heerlijkheden Borculo en Lichtenvoorde. Vooral het oud-rechterlijk archief van Borculo verkeert voor een niet onaanzienlijk deel in een erbarmelijke materiële toestand. Daardoor kon het in het verleden grotendeels niet door het Gelders Archief ter inzage worden gegeven aan het publiek, en nu ook niet door het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Dat wil er eindelijk werk van maken.

Rijksarchief in Gelderland, nu Gelders Archief. Aanduiding op het omslag van een procesdossier.
Rijksarchief in Gelderland, nu Gelders Archief. Aanduiding op het omslag van een procesdossier.

Omvang en lotgevallen van het Borculose archief
Bij het oud-rechterlijk archief van Borculo gaat het om een bestand van 50,5 strekkende meter. Het archief is geïnventariseerd door mr. J.P.W.A. Smit. ‘Naar schatting’,  schreef hij in 1912, ‘is van dit archief ruim de helft verloren gegaan’ [!] Daaraan zijn de slechte bewaarcondities debet geweest, zoals hij berichtte:[1]

‘Omstreeks het jaar 1733 werd door den secretaris-Iandschrijver G. Vatebender eene nieuwe regeling getroffen. De meeste stukken ouder dan dien datum en de oudere protocollen werden uit de secretarie verwijderd en blijkbaar in eene zeer ongeschikte plaats, naar vermeld eene kamer in de kerk, opgeborgen (Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven 1884, pag. 20). Van daar, dat men later opsomde: papieren, die zoodanig vergaan waren, dat nog slechts gedeelten van regels zichtbaar waren en die zelfs niet konden lijden, dat men ze ter hand nam; andere, die zoodanig door de wormen vernield waren, dat de inhoud onleesbaar was, terwijl de bladen van vele akten reeds hun verband verloren hadden (eenvoudige notitie in een rekenboekje bij de boedel papieren).
Dit oudere gedeelte van het archief werd in het jaar 1884 door den rijksarchivaris op den zolder van het toenmalige stadhuis in onbeschrijfelijken toestand gevonden en door hem naar het depot te Arnhem overgebracht (Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven, ibid.).

Het eerste blad van inventarisnummer 115-2, procesdossier in de zaak tussen Berent toe Nover contra Israël Rothuys, 1651.
Het eerste blad van inventarisnummer 115-2, procesdossier in de zaak tussen Berent toe Nover contra Israël Rothuys, 1651.

De archieven, die na 1733 werden gevormd, bleven met enkele oudere stukken ter secretarie bewaard, waar, ingevolge besluit van den gouverneur der provincie van den 13en April 1817 no 2865/7, 1e afdeeling, in dat jaar van 1 tot 4 Juli een inventaris werd opgemaakt. Eerst later zijn zij naar de arrondissementsrechtbank te Zutphen overgebracht, vanwaar zij in het jaar 1888 door den rijksarchivaris in Gelderland zijn overgenomen (Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven, 1888, pag. 80).
In overeenstemming met de lotgevallen van beide gedeelten was ook de staat van conservatie verschillend. Het oudste gedeelte heeft zwaar van vocht en ongedierte geleden en de volgorde was tot op de enkele stukken volledig verstoord, maar bovendien waren ook fragmenten van vele stukken door het geheele archief verspreid. Naar schatting is van dit archief ruim de helft verloren gegaan.
De stukken van het nieuwere gedeelte hadden niets geleden en zijn in 1817 in aansluiting met de vroegere regeling tegen verder verval behoed.’

De inventaris van Smit werd later aangevuld met een nadere toegang op de tot dan toe wel zeer globaal (voornamelijk op jaar) beschreven procesdossiers. De inventaris en de nadere toegangen zijn te vinden op de website van Stad en Heerlijkheid Borculo. In die webinventaris is ook aangegeven welke inventarisnummers door het Gelders Archief niet meer ter inzage werden gegeven.

De slechte materiële toestand was reden om in 1991 de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo op te richten met als doel het op microfilm zetten van alle ‘Borculose’archieven buiten de regio. Een deel van het archief, met name de beter geconserveerde registers van de Borculose gerichten (de ‘gerichtsprotocollen’), was al eerder door de Mormonen op microfilm gezet. Vrijwilligers van de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo hebben in de jaren ’90 van de vorige eeuw vooral de losse en vaak in slechtere toestand verkerende dossiers op microfilm gezet. Na echter het archief gezien te hebben is de vraag of daadwerkelijk alles verfilmd is, resp. verfilmd kon worden. Sommige delen waren vermoedelijk te slecht. De moederfilms (waarvan eventueel digitale opnamen gemaakt kunnen worden) zijn achtergebleven op het Gelders Archief. De genoemde Stichting beschikt over een kopiefilmbestand, maar deze zijn aan slijtage onderhevig. Opnieuw verfilmen is geen optie meer in dit digitale tijdperk. De moederfilms digitaliseren is een optie, maar niet wenselijk, omdat de kwaliteit te wensen overlaat en ze bovendien zwart-wit zijn.

Mede door de microverfilming werd het mogelijk om de niet meer ter inzage zijnde archieven in te zien en er indexen op te maken. Inmiddels is ruim tweederde van de inventarisnummers van het oud-rechterlijk archief van Borculo voorzien van indexen op namen, data, plaatsen, gebeurtenissen e.d.. Deze indexen zijn via de archiefinventaris toegankelijk via de website.

Schade-inventarisatieformulier bij inventarisnummer 115-2
Schade-inventarisatieformulier bij inventarisnummer 115-2

De werkzaamheden van het Erfgoedcentrum
Archiefbeheerder Willem Willemsen is momenteel bezig de afzonderlijke bestanden door te nemen om de materiële toestand zo exact mogelijk te beschrijven. Naar verwachting zal dat karwei in het najaar voltooid worden. Hij doet dat professioneel door gebruik te maken van de schadeatlas van het Nationaal Archief. Hij noteert o.a. het soort schade(schimmel, inktvraat, muizenvraat) en de mate van de schade worden beschreven. Deze arbeidsintensieve methode leidt tot een gedetailleerd beeld van de schade aan de archiefbestanden, waardoor het Erfgoedcentrum t.z.t. betere afwegingen kan maken t.b.v. restauratie, conservering en/of digitalisering en beschikbaarstelling op de studiezaal/internet. Uit de eerste resultaten blijkt al dat sommige door het Gelders Archief niet meer beschikbaar gestelde bestanden toch wel beschikbaar gesteld kunnen worden, maar het omgekeerde komt ook voor. In het najaar zal er veel meer duidelijkheid zijn.

Zulke archieven kun je niet meer ter inzage geven. Restauratie, blad-voor-blad, is noodzakelijk.
Zulke archieven kun je niet meer ter inzage geven. Restauratie, blad-voor-blad, is noodzakelijk.

1615 – 2015: Borculo 400 jaar Nederlands grondgebied 
Restauratie zal waarschijnlijk heel veel geld gaan kosten. Daarom is het te hopen dat er naast gemeentelijke middelen, ook financiële bijdragen komen van inwoners, instellingen en bedrijven uit Berkelland en Oost-Gelre. Volgend jaar, op 20 december 2015,  kunnen de voormalige gemeenten Borculo, Neede, Eibergen en Lichtenvoorde herdenken dat zij 400 jaar Nederlands grondgebied zijn. Dat is het gevolg van het vonnis van het Hof van Gelderland op die datum (oude stijl) in 1615 in de strijd tussen graaf Joost van Limburg Stirum en de vorstbisschop van Münster ten gunste van de eerstgenoemde. En wat is nou mooier dan bij die gelegenheid een belangrijk archief te kunnen tonen, dat na 400 jaar eindelijk ook door de inwoners en ongetwijfeld vele andere belangstellenden ingezien kan worden.

Bennie te Vaarwerk

[1] J.P.W.A. Smit, ‘Inventaris der oude rechterlijke archieven van de stad en de heerlijkheid Borculo’, in: Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven, XXXV (1912), blz.233.

Lokale verkiezingen in het achttiende eeuwse Eibergen

Het wapen van de gemeente Eibergen is rechtstreeks afgeleid van het oudere stadszegel. Alleen was de Hoge Raad van Adel, die het wapen in 1816 verleende, niet meer bekend met de oorspronkelijke kleuren van het wapen van de Heren van Borculo, waarvan het Eibergse wapen afgeleid was: rode bollen resp. eieren op een goudkleurige ondergrond.
Het wapen van de gemeente Eibergen is rechtstreeks afgeleid van het oudere stadszegel. Alleen was de Hoge Raad van Adel, die het wapen in 1816 verleende, niet meer bekend met de oorspronkelijke kleuren van het wapen van de Heren van Borculo, waarvan het Eibergse wapen afgeleid was: rode bollen resp. eieren op een goudkleurige ondergrond.

De gemeenteraadsverkiezingen zijn weer in aantocht. In Berkelland lijkt het vooralsnog alleen te gaan over het wel of niet mogen beplakken van het hoofdplakbord in Borculo.

Het algemeen kiesrecht, waarbij mannen en vrouwen mochten stemmen, dateert pas uit 1919, toen aan de vrouwen dit recht werd toegekend. In 1917 was al het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd. De Grondwet van 1848, die van Zwollenaar Thorbecke, maakte het mogelijk dat leden van de Tweede Kamer, de provinciale Staten en Gemeenteraden rechtstreeks werden gekozen door mannen van boven de 23 jaar die een bepaalde belasting betaalden (het zgn. censuskiesrecht).
Democratie is dus een betrekkelijk jong verschijnsel van nog geen eeuw oud, waaraan een lange strijd aan vooraf ging.

Hoe anders het was in de achttiende eeuw, zal ik illustreren aan de hand van de procedure voor de verkiezing van het Eibergse stadsbestuur.

In Eibergen vonden de verkiezingen plaats op St.-Matthias, 24 of (in schrikkeljaren tot aan het eind van de vijftiende eeuw) 25 februari. Ik heb tot nu toe geen goede verklaring kunnen vinden voor die datum. Denkbaar is echter een verband met de wijze waarop St.-Matthias door de apostelen werd uitgekozen om door loting de plaats van de verrader Judas in te nemen. De Eibergse magistraatsverkiezing kregen zo een religieuze achtergrond. Een tweede motief zou kunnen zijn dat februari volgens de Romeinse kalender de laatste maand van het jaar was, en dus tijd van het opmaken van de balans. In de apostelgalerij in de Oude Mattheus neemt Matthias ook de laatste plaats in, maar dat is niet bijzonder. Hij was immers de laatst gearriveerde apostel. Dit gegeven en de wijze van de apostelverkiezing kunnen verklaren waarom de Eibergse magistraatsverkiezing eind februari plaatsvonden. Het waren indirecte verkiezingen voor de vier burgemeesters en de twee gemeenslieden. Het stadje Eibergen, dat in de 17de en 18de eeuw uit zo’n 120 huizen bestond, was verdeeld in negen ‘rotten’ of wijken, die elk onder de leiding stond van een rotmeester. Voor de jaarlijkse verkiezing van het stadsbestuur of magistraat kwamen de negen rotten bijeen in de kerk van Eibergen. Elk rot koos bij meerderheid van stemmen een keurgenoot of kiezer, voor de tijd van één jaar. Dat stemrecht was beperkt mannen die het burgerrecht van Eibergen bezaten of dat via hun huwelijk met een Eibergse vrouw verworven hadden.

De deur tussen de voormalige sacristie of garvekamer, na 1616 consistoriekamer, en het kerkkoor. De koster stond voor deze deur tijdens de beraadslagingen over het handhaven of vervangen van de zittende leden van het stadsbestuur.
De deur tussen de voormalige sacristie of garvekamer, na 1616 consistoriekamer, en het kerkkoor. De koster stond voor deze deur tijdens de beraadslagingen over het handhaven of vervangen van de zittende leden van het stadsbestuur.

Die negen keurgenoten of kiezers sloten zich vervolgens op in de garvekamer of consistoriekamer, terwijl de koster buiten voor de deur bleef staan (waarschijnlijk gaat het hier om de deur naar het koor van de kerk), vermoedelijk om te voorkomen dat de burgerij zich nog intensiever met de verkiezingen bemoeide. De negen kiezers bepaalden in de voormalige sacristie het lot van de magistraat: konden burgemeesters en gemeenslieden aanblijven of moesten zij of een individueel lid vervangen worden? Als zij eruit waren maakte de koster het besluit aan de in de kerk aanwezige burgerij bekend. Anders dan in Borculo, waar alleen de Heer besliste over het lot van de magistraat, bleef deze in de Eibergse verkiezingen geheel buiten beeld. Bij de keuze van haar bestuurders was Eibergen dus zelfstandiger dan Borculo.
Burgemeesters en gemeensluiden waren belast met de financiële administratie van de stad. Men vond het toen, geheel in tegenstelling tot nu, van groot belang dat het stadsbestuur in de verkiezingstijd verantwoording aflegde over het financiële beheer. Dat gebeurde op de verkiezingsdag zelf of de dag ervoor ten overstaan van de negen keurgenoten en de negen rotmeesters. Na afloop hiervan deden de rotmeesters elk in hun wijk, verslag van de rekening en de toestand waarin de stad zich bevond. Het zal duidelijk zijn dat de bevindingen in belangrijke mate bijdroegen aan de eventuele herverkiezing van het zittende bestuur. Hoewel dat ook meteen gerelativeerd moet worden, want niet elke burger kwam in gelijke mate voor een magistraatsfunctie in aanmerking. Ook in Eibergen bleef het reservoir van bestuurders vaak beperkt tot enkele meer vermogende en aan elkaar verwante families.
Burgemeesters en gemeenslieden stelden de twee provisoren van de ‘Armenbeurse’ of Provisorie (burgerlijk armenfonds) aan. De provisoren waren financiële verantwoording schuldig aan het stadsbestuur. Dat laatste stelde ook een nachtwaker en een stadsdienaar (bode) aan.

De verkiezingen waren ook een moment om bepaalde zaken af te dwingen. Zo werd op Matthias 1743 besloten voortaan geen rooms-katholieken meer tot het Eibergse burgerschap toe te laten. Een jaar later waren er kennelijk problemen met de betaling van de burgerbelasting. De keurnoten besloten dat alleen nog burgers toegelaten mochten worden die hun belastingen volledig betaald hadden. In 1790 was het tijd om het gebruik van gemeenschapsgelden door het stadsbestuur aan banden te leggen. Voortaan mochten ‘burgemeesteren en gemeensluiden op ’t Stadhuis of in herbergen of elders (…) op rekening van de gemeente niet (…) mogen verteeren.’ Maar op Matthiasdag ‘zal er twee kannen genever op ’t Stadhuis mogen gedronken worden.’

Het drankgebruik is gebleven, het aan banden leggen van bestuurders wanneer er weer eens misstanden uitgebreid aan de kaak gesteld werden, is ook niet nieuw. Wezenlijk anders was dat de stadsbestuurders uit de achttiende eeuw werden afgerekend op het gevoerde (financiële) beheer in de vorm van jaarrekeningen en niet, zoals nu, op verkiezingsprogramma’s of begrotingen. In de lokale financiële huishouding deden begrotingen pas hun intrede na 1795.

Eibergen, 4 februari 2014
Bennie te Vaarwerk

Eibergen in 2013 en daarna

De nabije toekomst werpt zijn schaduw vooruit. Wie deze dagen over de Twenteroute rijdt tussen Eibergen en Groenlo, ziet dat aan de oostkant steeds meer huizen leeg komen te staan. Die leegstand is de voorbode van de nieuwe N18 die tussen Hupsel en Groenlo parallel aan de huidige weg wordt aangelegd. Over vier jaar zal alles anders zijn. In dat kader probeer ik het bestaande cultuurlandschap in beelden vast te leggen en blog(*) daarover op een andere plek. Maar ook in het dorp, eigenlijk moet ik zeggen stadje Eibergen, is er veel te zien (en te zien geweest) wat om aandacht vraagt.

Gezicht op Eibergen vanaf de Leugemorsweg in Olden Eibergen, vlakbij de plek waar de nieuwe N18 de hoge bouwkamp zal doorsnijden.
Gezicht op Eibergen vanaf de Leugemorsweg in Olden Eibergen, vlakbij de plek waar de nieuwe N18 de hoge bouwkamp zal doorsnijden.

Ik vind dat Eibergen zich in de toeristische setting niet goed presenteert. Het lijkt er wel eens op dat alle belangrijke wandelroutes om het dorp heen lopen. In de gemeente Berkelland, waarvan het grootste deel van de oude gemeente Eibergen sinds 2005 deel uitmaakt, draait alles om Borculo. Het voorlopige hoogtepunt daarvan is de mogelijke beschikbaarstelling van 700.000 euro voor de bouw van drie ‘overdekte’ bruggen in het kader van ‘erfgoed’. Je moet het lef maar hebben. Dat lef ontbreekt in Eibergen. Daar is lef hoognodig en vooral ook véél zinvoller voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van plannen met en in de Mallemse fabriek van Bouquié, beter bekend als de kastanjefabriek, het hoogstwaarschijnlijk oudste textielmonument in Oost-Nederland. Zonder deze fabriek zou de eerste brug over de Berkel niet gebouwd zijn (1835) en zou de huidige Twenteroute evenmin aangelegd zijn.

Het pand in de Grotestraat te Eibergen waarin de VVV zit. Een historisch pand, zoals te zien is als je in het steegje kijkt rechts naast de ingang. Het oude gebintwerk is nog zichtbaar. Op veel plekken in dit deel van de hoofdstraat van Eibergen is de historie zichtbaar. Er zijn nog enkele stadsboerderijen (met de deeldeuren naar de straat) en anders zit achter een nieuwere voorgevel nog een historische bouwkundige structuur.
Het pand in de Grotestraat te Eibergen waarin de VVV zit. Een historisch pand, zoals te zien is als je in het steegje kijkt rechts naast de ingang. Het oude gebintwerk is nog zichtbaar. Op veel plekken in dit deel van de hoofdstraat van Eibergen is de historie zichtbaar. Er zijn nog enkele stadsboerderijen (met de deeldeuren naar de straat) en anders zit achter een nieuwere voorgevel nog een historische bouwkundige structuur.

Maar ook de Eibergse VVV – of wat voor een naam de toerismebevordering nu of in de nabije toekomst heeft of krijgt – is naar mijn mening bestuurlijk onvoldoende toegerust om de eigen plaats te verkopen.
Aanbieders van logies op al dan niet fraai verbouwde boerderijen, schuren e.d. verkopen niet zelden historische onzin op hun websites. Voorbeelden daarvan zal ik hier niet noemen.

Binnen Eibergen is het nodige gebeurd dat om blijvende aandacht van de lokale historieliefhebbers vraagt. Een voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van het terrein tussen de J.W. Hagemanstraat en de burgemeester Wilhelmweg. De sloop van veel historische panden aan de Hagemanstraat bedreigen een voor Eibergen en de Achterhoek belangrijke locatie. Deze straat is de historische Nieuwstraat, die in het tweede kwart van de 17de eeuw, toen de rust terugkeerde, ontstaan is. En juist in deze straat had de bekende dominee-dichter Willem Sluiter (1653-1672) zijn pastorie, waar hij in of voor 1668 zijn bekende regel dichtte die de basis vormde voor de huidige geografische Achterhoek. In 2018 kan de Achterhoek dus een jubileumfeestje vieren.

Willem Sluiters 'achter-hoek' (1668)
Willem Sluiters ‘achter-hoek’ (1668)

Sluiter werd in 1653 in Eibergen als predikant geïnstalleerd. Zijn kerk is nog steeds de meest gave laatgotische kerk in Berkelland, compleet met muurschilderingen en fraaie kraag- en sluitstenen.

Kruis en haan op de spits van de Oude Mattheuskerk in Eibergen.
Kruis en haan op de spits van de Oude Mattheuskerk in Eibergen.

In de rooms-katholieke St.-Mattheuskerk, enkele honderden meters naar het westen, is de grootste middeleeuwse houten beeldenschat van boven de grote rivieren te bewonderen. En in Neede, enkele kilometers naar het noordwesten, is een stenen beeldenschat te zien in de kerktoren. Die wordt momenteel gerestaureerd.

Sluitsteen (bloemkoolmotief) in het koor van de Oude Mattheuskerk.
Sluitsteen (bloemkoolmotief) in het koor van de Oude Mattheuskerk.

Vlakbij staat nog het oude gemeentehuis van Eibergen. De erbij behorende villa is ooit geschonken door de laatste burgemeester Smits, vandaar de naam ‘villa Smits’. Begin jaren ’80 van de vorige eeuw is er een nieuwe vleugel omheen gebouwd, die de huidige gemeentebestuurders willen laten slopen om een betere verbinding tussen de kom van Eibergen en de Berkel te krijgen, compleet met een stadsmuurachtige aankleding van de toch al lelijke gevel van winkelcentrum de Kluiversgang. Ook hier lijkt het gemeentebestuur, niet gehinderd door enig historisch besef, te kiezen voor het primaat van de economie. Het oude stadscentrum van Eibergen hoort dicht bebouwd te worden. Voor groen hoef je in Eibergen nooit ver te lopen. De plannen voor een nieuw Berkelbruggetje dat de nieuwe landtong(!) met de noordzijde van de Berkel, de kant van ’t Vunderink moet verbinden, is een belediging voor Eibergenaren die de historie aan het hart gaat. Zeker ook in vergelijking met de tonnen die misschien voor nieuwe overdekte Berkel-erfgoedbruggen beschikbaar worden gesteld.
Ben overigens wel benieuwd welke bestemming er voor de villa Smits gevonden wordt. Ik heb niet de indruk dat het gemeentebestuur zijn best doet. De Eibergse raadsleden, die van de VVD voorop, hebben tot nu toe niet laten zien dat hun woonplaats ook hen ter harte gaat. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen kom ik nog apart terug op de cultuurparagrafen in de partijprogramma’s, maar het ziet er op voorhand alweer niet best uit.

Carnaval der burgers, beeld bij het voormalige gemeentehuis ('villa Smits') van Eibergen.
Carnaval der burgers, beeld bij het voormalige gemeentehuis (‘villa Smits’) van Eibergen.

Voor het gemeentehuis staat het beeld ‘Carnaval der burgers’ dat verwijst naar een belangrijk van die andere bekende Eibergenaar: Menno ter Braak. Ik vrees dat maar weinig van de huidige gemeentebestuurders het gelijknamige boek kennen.

Gemeentewapen van Eibergen, in koper, boven de hoofdingang van het voormalige gemeentehuis.
Gemeentewapen van Eibergen, in koper, boven de hoofdingang van het voormalige gemeentehuis.

Het oude gemeentehuis staat op een historische plek: de borg van Eibergen. De sloop van de nieuwbouw zal dus met de nodige archeologische begeleiding moeten plaatsvinden om te voorkomen dat er ook nu weer veel historisch materiaal verdwijnt. Archeologie zal de komende jaren in Eibergen van belang gaan worden, vooral in relatie tot de aanleg van de nieuwe N18. Het afgelopen jaar liet al zien dat de archeologische kaarten van de gemeente Berkelland al ernstige tekortkomingen vertoonden. En vrijwel zeker zijn bij de proefopgravingen voor het nieuwe N18-tracé potentieel belangrijke locaties buiten beeld gebleven. De overheid trekt zich terug, te beginnen in Berkelland, niet voor niets enkele jaren geleden ‘Rutteland’ gedoopt, proeftuin van het (neo-)liberalisme. De gemeente participeert en stimuleert alleen nog als het economisch gewin oplevert. De intrinsieke waarde van erfgoed doet er voor Berkelland niet meer toe. Gelukkig zijn er soms toch nog initiatieven die de historische waarde van monumenten erkennen en er een nieuwe waarde aan toekennen. In Eibergen zijn dat bijvoorbeeld het ‘Wapen van Eibergen’, ooit een roemruchte horecazaak, nu zit er een makelaar. Maar ook het nieuwbouwplan Op de Bleek (herontwikkeling van het voormalige terrein van textielfabriek KTV) bevat nog enige historische en historiserende elementen. Nu de voormalige spoorbrug nog.

De door de projectontwikkelaar gerestaureerde fabrieksschoorsteen op het voormalige KTV-terrein. Met de kunstzinnige en 's avonds groen licht gevende bovenbouw kan dit een aardig visitekaartje gaan vormen van Eibergen als je straks over de nieuwe N18 rijdt.
De door de projectontwikkelaar gerestaureerde fabrieksschoorsteen op het voormalige KTV-terrein. Met de kunstzinnige en ’s avonds groen licht gevende bovenbouw kan dit een aardig visitekaartje gaan vormen van Eibergen als je straks over de nieuwe N18 rijdt.

2013 was ook het eerste volle jaar zonder gemeentelijke erfgoedcommissie. Een alternatief is er niet gekomen, maar is inmiddels wel wenselijk. De erfgoedkoepel, waarvan ik ooit voorstander was, komt niet uit de verf. Het motto is: iedere plaats voor zich en niemand voor ons allen.

De voormalige horecazaak het Wapen van Eibergen op de hoek Grotestraat-J.W. Hagemanstraat is gelukkig dankzij het particuliere initiatief behouden gebleven.
De voormalige horecazaak het Wapen van Eibergen op de hoek Grotestraat-J.W. Hagemanstraat is gelukkig dankzij het particuliere initiatief behouden gebleven.

 

Zolang mijn gezondheid het toelaat en er genoeg is om me over te ergeren of te schrijven, blijf ik bloggen. Ik wens de lezers van dit blog een goede jaarwisseling toe en het allerbeste voor het nieuwe, hopelijk meer sociale, jaar 2014 toe.

Bennie te Vaarwerk

(*) Inmiddels (2015) is dat blog opgeheven en zijn de teksten hier te vinden als pdf-bestand.

Boedelbeschrijvingen van de kastelen Borculo, Lichtenvoorde, Bronckhorst en Eerbeek uit 1554

Kasteel Borculo in 1743. De noordoostzijde is al nagenoeg geheel vervallen. Na het min of meer gedwongen vertrek van de Van Limburg Stirums werd het kasteel niet meer adellijk bewoond.
Kasteel Borculo in 1743. De noordoostzijde is al nagenoeg geheel vervallen. Na het min of meer gedwongen vertrek van de Van Limburg Stirums werd het kasteel niet meer adellijk bewoond.

Het is in de Oostnederlandse context een be­trekkelijk uniek gegeven dat er enkele zestiende eeuwse boedelinventarissen bewaard gebleven zijn van adellijke huizen. En dan nog wel van drie adel­lijke huizen in de heerlijkheid Borculo en twee behorend tot de graafschap Bronckhorst. Het betreft de huizen Borculo, Aamschot, Lichtenvoorde, Bronckhorst en Eerbeek. Gemeenschappelijke noemer was dat de huizen aan dezelfde eigenaar behoorden, nl. de graaf van Bronckhorst, die tevens heer van Borculo was. De boedelinventarissen zijn getranscribeerd (overgezet in modern schrift) en te vinden op de pagina over de Borculose kwestie in documenten.

De boedelinventarissen bevatten een opsomming van het op de vijf huizen aanwezige roe­rend goed en van de schulden van de op 5 oktober 1553 op het huis Eerbeek aan de ‘sweetsieckte’ overleden laatste heer van Borculo uit het huis Bronckhorst, graaf Joost van Bronckhorst. De lijsten blinken uit door de details die een goed inzicht geven in het leven van één van de belangrijkste adellijke families in Oost-Nederland in het midden van de zestiende eeuw. Maar minstens even belangrijk is de beschrijving voor de bouwgeschiedenis van de verschillende huizen, want de inventarisa­tie van de roerende goederen van de graaf en gravin geschiedde per huis en per vertrek. Daardoor wordt het voor het eerst in de geschiedenis mogelijk een indruk te krijgen van de gebouwencomplexen te Borculo, Lichtenvoorde, Bronckhorst en Eerbeek. De beschrijvingen maken het mogelijk een rangorde aan te brengen in de kastelen. Qua omvang scoort Borculo het hoogst, Lichtenvoorde het kleinst. Dat laatste lijkt in het midden van de zestiende eeuw niet meer dan een jachtslot te zijn geweest.

Na het kinderloos overlijden van graaf Joost in 1553 (de titel ‘graaf’ had hij
omstreeks 1530 aangenomen en heeft alleen betrekking op Bronckhorst) kwamen
Borculose bezittingen in zwaar weer terecht. De Heerlijkheid Borculo was een leen van de vorstbisschop van Münster. Bovendien kon Borculo, volgens Münster, alleen in de mannelijke lijn vererven. Hoewel graaf Joost een testament had, heeft hij verzuimd daarin de naam van een erfgenaam te vermelden. De leenheer trok vervolgens het manleen Borculo aan zich. De gravin-weduwe, Maria von Hoya
(ook wel Von der Hoya und Broickhausen genoemd), kreeg het vruchtgebruik van de heerlijkheid voor de duur van haar leven. In de bronnen uit die tijd kun je haar tegenkomen als de ‘lijftuchtersche’, de ’tuchtersche’ en/of ‘regentesse’. Maria von Hoya overleed in 1579, waarna Münster het bestuur over de heerlijkheid aan zich trok en twee partijen, te weten de graaf van Diepholt en graaf Joost van Limburg-Stirum, probeerden hun erfrechten geldend te maken.

De poort van kasteel Bronckhorst in 1743.
De poort van kasteel Bronckhorst in 1743.

Graaf Joost had een gigantisch bezit nagelaten, daaronder het graafschap Bronckhorst, de heerlijkheid Borculo (met het ambt Lichtenvoorde) en vijf kastelen: Bronckhorst met Eerbeek, Borculo met Aamschot en Lichtenvoorde.

Op 13 januari 1554 verscheen de gravin-weduwe in hoogsteigen persoon voor notaris Theodorus van Kernebeek van Vreden en verzocht hem een inventaris te maken van de inboedel van de genoemde huizen en kastelen. Met de getuigen Wolter de Rode van Heeckeren, richter van Borculo, Johannes Haecke, secretaris van Hoya, Tilman van Raisfelt, rentmeester en Wilhelmus van Ee of Ede, korenschrijver te Borculo,  werden de kastelen bezocht en vertrek voor vertrek opgenomen waaruit de boedel bestond.

De boedellijsten geven veel informatie over de kleding, sieraden, meubilair en inrichting van de huizen. Daardoor wordt het mogelijk een goed beeld te krijgen van de verschijning van de laatste graaf en gravin uit het Huis Bronckhorst. Momenteel is re-enactment in de mode. Wellicht is er een Borculose of andere toneelgroep te vinden die hiermee iets kan doen.

Bennie te Vaarwerk

 

Waar de Needse doden rustten: ongewenste gevolgen van het gemeentelijke archeologische beleid

Een twitterbericht van Nieuws Uit Berkelland, van vrijdagavond 18 oktober j.l., en een bericht met foto waarnaar het verwijst, was aanleiding om eerst eens wat bureauonderzoek te doen en vanmorgen de plek des onheils in Neede eens te bezoeken.

Aanleg van een nieuw plein door de gemeente Berkelland te Neede, waarbij ook het voormalige kerkhof aangetast werd.
Aanleg van een nieuw plein door de gemeente Berkelland te Neede, waarbij ook het voormalige kerkhof aangetast werd.

Waar gaat het om? In het kader van de aanleg van een nieuw dorpsplein in Neede, heeft de gemeente Berkelland het plein/plantsoen voor de Grote Kerk in Neede overhoop gehaald en zich daarbij niet gerealiseerd (al of niet bewust, daar wil ik op dit moment buiten blijven) dat tegelijkertijd ook een deel van het oude kerkhof, dat ook in Neede rondom de van oorsprong Middeleeuwse kerk lag, rigoureus aangetast werd. In de sleuven en in en op de grote hopen zand zijn zeer veel resten van menselijke skeletten te vinden. Het is een schandalige situatie.
Het kadastrale minuutplan, te vinden op de website WatWasWaar geeft voldoende uitsluitsel. Daarop is te zien dat de oude, omstreeks 1850 op de toren na gesloopte kerk, met perceelnummer 567, omgeven wordt door een perceel met het nummer 566. Volgens de bij het kadastrale minuutplan van ca. 1828 behorende Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel (OAT), eveneens op genoemde website te vinden, is dit perceel het ‘kerkhof’. De ‘Gereformeerde kerk’ staat als eigenaar genoteerd. Aan de rand van het kerkhof zijn op de kaart een aantal huizen te zien, die wellicht ontstaan zijn uit kerkhofspiekers, graanspiekers en woningen voor ouden van dagen.

Detail van het kadastraal minuutplan van het dorp Neede uit 1828. Middenin de kerk en daaromheen het kerkhof met op de randen woningen die waarschijnlijk uit spiekers zijn ontstaan.
Detail van het kadastraal minuutplan van het dorp Neede uit 1828. Middenin de kerk en daaromheen het kerkhof met op de randen woningen die waarschijnlijk uit spiekers zijn ontstaan.

Het kerkhof had een behoorlijke oppervlakte van bijna 3000 vierkante meter. De in de Bataafs-Franse Tijd (1795-1813) in gang gezette regelgeving om het begraven in kerken en op kerkhoven in bebouwde kommen te verbieden, leidde uiteindelijk pas tot de aanleg van nieuwe begraafplaatsen, buiten de bebouwde kommen, omstreeks 1829. Zo ook in Neede. Pas toen verloor het oude kerkhof rondom de kerk zijn functie en raakte die in vergetelheid.
Toen ik vanmorgen rondliep op het terrein aan de voorzijde van de kerk, ben ik toch wel geschrokken. Ik vind het getuigen van ernstige nalatigheid van de gemeente Berkelland om zo met de doden om te gaan.

De gemeente Berkelland zal ongetwijfeld bekend zijn met grafruiming. Maar niet op deze manier. Overal waar je loopt vind je skeletresten van mensen.
De gemeente Berkelland zal ongetwijfeld bekend zijn met grafruiming. Maar niet op deze manier. Overal waar je loopt vind je skeletresten van mensen.

De kerk van Neede, gesticht op een terrein dat waarschijnlijk door een bisschop van Münster aan het Münsterse klooster Überwasser werd geschonken, omstreeks 1040, bestaat dus bijna 1000 jaar. Omdat er van de kerk al niet veel over is, behalve de toren in enkele zeer waardevolle vroeg-zestiende-eeuwse beelden die in de jaren ’20 van de vorige eeuw bij een kerkrestauratie onder de vloer werden aangetroffen, was respect voor de historische Needenaren wel op zijn plaats geweest. Een eenvoudig, niet tijdrovend bureauonderzoek, had deze puinhoop en respectloze omgang met de doden en met de Needse geschiedenis kunnen voorkomen.

Aanvulling 20.30 uur. De archeologische waardenkaart van de gemeente Berkelland vermeldt niet dat er een begraafplaats rondom de Needse kerk aanwezig is. De kerk zelf (toren?) is een Rijksmonument (gele symbool), de Oudestraat en Nieuwstraat behoren tot de historische dorpskern (paars gekleurd) en een gebied ten westen van de Oudestraat ligt in een ‘attentiezone’ van 50 meter (rode punt met zwarte stippen). Het terrein  van kerkhof blijft ook hier buiten beschouwing. De kaart is dus onvolledig.

Centrum Neede. Detail van de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Berkelland.
Centrum Neede. Detail van de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Berkelland.

Ik heb niet bekeken hoe dat met de andere historische kerkhofterreinen in Berkelland gesteld is. Het betreft de kerkhoven van Eibergen (waar in 2012 nogal rigoureuze werkzaamheden op het terrein hebben plaatsgevonden i.v.m. de uitbreiding van ‘De Huve’), Geesteren, Gelselaar en Rekken. Haarlo had wel een eigen kapel, maar de doden werden in Eibergen begraven.

Update 5 november 2013. Op 26 oktober j.l. heb ik een e-mail aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland gezonden met de volgende vragen:

Naar aanleiding van berichtgeving op de website van Nieuws uit Berkelland heb ik wat bureauonderzoek verricht naar het kerkhof rondom de Grote kerk in Neede en daarover een blog geschreven. In één week tijd leverde dat enkele honderden hits op, vooral nadat de berichtgeving ook werd opgepakt door Tubantia. Vanochtend was in die krant te lezen, dat de grond gezeefd wordt door bedrijf Groot Zevert. In verband met de afwikkeling en ook voor de volledigheid van mijn blog, verzoek ik u mij een antwoord te geven op de volgende vragen:

  1. De grond wordt gezeefd. Wat gebeurt er met de aangetroffen menselijke resten?
  2. Wordt nader onderzoek gedaan naar aanwezigheid van menselijke resten in het gedeelte dat onder het nieuwe plein komt te liggen?
  3. Krijgt het terrein de waardebepaling historisch kerkhof met de bijbehorende bescherming om te voorkomen dat de gemeente of particulieren in de toekomst in dezelfde fout vervallen?
  4. Wordt de archeologische waardenkaart voor het kerkhof te Neede en andere vóórreformatorische en rondom de kerk/kapel gelegen begraafplaatsen in Eibergen, Rekken, Geesteren, Borculo en Gelselaar aangepast met bijbehorende bescherming?

In afwachting van uw antwoord,

Vriendelijke groet,
Bennie te Vaarwerk

Vanmiddag (5 november) heb ik een informatief gesprek gehad met een medewerker van de gemeente Berkelland naar aanleiding deze e-mail. De situatie was ernstiger dan verwacht. De aangetroffen menselijke resten zijn keurig herbegraven op de Needse algemene begraafplaats. Volgens de medewerker was het gedeelte van het voormalige kerkhof onder het aan te leggen plein nagenoeg geheel geruimd. Ik twijfel daaraan omdat er geen formele grafruiming heeft plaatsgevonden (als dat al kan als je nog niet de exacte ligging van het historische kerkhof hebt bepaald). Nu is het te hopen dat de hele commotie leidt tot vaststelling van gemeentelijk (archeologisch) beleid met betrekking tot de begraafplaatsen van vóór 1829. Dat geldt met name voor de kerkhoven rondom de middeleeuwse parochiekerken in Eibergen, Neede en Geesteren en de kapellen te Borculo, Rekken en Gelselaar (en mogelijk ook Ruurlo, maar daar weet ik niets van). Omdat er over de kerkstichtingen te Eibergen, Neede en Geesteren weinig ‘harde’ gegevens bekend zijn, kunnen aanwijzingen voor de ouderdom mogelijk nog ontleend worden aan (restanten van) begravingen op de rondom deze kerken gelegen begraafplaatsen. Daarom is bescherming van de omliggende kerkhoven een vereiste. Een parochiestichting vond niet plaats als er geen kerkhof was. Voorts vind ik het noodzakelijk dat er protocollen komen voor zowel de gemeente als de eigenaren van de voormalige begraafplaatsen en de uitvoerders van de werkzaamheden. Als het nog kan zou de bescherming zich in ieder geval moeten uitstrekken tot het gehele (ondergrondse) terrein van de begraafplaats. Daarbij kunnen de kadastrale minuutplans van 1832 als basis dienen. Ik blijf e.e.a. volgen.

Bennie te Vaarwerk