Categoriearchief: Gelselaar

Topstukken

Bijgewerkt 9 augustus 2017

Wat moet ik nog zeggen over archiefonderzoek? Laatst zei iemand dat ik me dan wel in een snoepwinkel zou wanen. Soms lijkt het daar wel op, en vandaag leverde onderzoek in het Gelders Archief een paar topvondsten op, althans in mijn opvatting. Nog leuker wordt het, als je nog zelf in de pakken papier mag bladeren. Ik vrees de dag dat je alleen nog onderzoek via het internet kunt doen. De geur van en het gevoel bij archiefstukken laat zich niet vangen in foto’s.

Momenteel concentreert zich mijn onderzoek rond de thema’s geschiedenis van de N18, van de markenverdelingen in de negentiende eeuw in de voormalige heerlijkheid Borculo en Willem Sluiter en de Achterhoek. In 2018 is het 350 jaar geleden dat de Eibergse predikant-dichter zijn beroemd geworden zinsnede publiceerde over de ‘achter-hoek’. De N18 krijgt, zoals de volgers van mijn twitteraccount en website kunnen weten, een opvolger in de vorm een nieuwe autoweg van Groenlo naar Enschede, die onder Eibergen voor een groot deel over voormalige markengrond gaat. Bovendien is het dit jaar precies 180 jaar geleden dat in Eibergen een brug over de Berkel gebouwd werd, die beschouwd moet worden als het begin van de latere Twenteroute, de populaire benaming voor de N18. In december 1837 stortte de nieuwe brug bijna in als gevolg van een ongekende overstroming. Op beide gebeurtenissen kom ik in een afzonderlijk blog terug. Bij elkaar levert dat veel nieuw bronnenmateriaal op, dat de komende tijd nader bestudeerd wordt.

Wat dat onderzoek ook oplevert, zijn veel ‘bijvangsten’, die soms misschien nog niet direct een verhaal opleveren, maar die ik u ook niet wil onthouden. De meest bijzondere gevallen zijn de gesloopte kerk van Gelselaar en de verbouwde kerk van Geesteren.

Constructietekening van Waterstaatsarchitect T. Buerink van de kerk van Gelselaar uit 1840. Hoeveel schilderachtiger zou Gelselaar nu zijn geweest als deze kerk behouden had kunnen worden? (GldA, 0108, RWS, inv.nr. 367)

In de eerste plaats zijn daar een constructietekening en een plattegrond van de oude kerk van Gelselaar uit 1840. Kennelijk is er eerst een poging gedaan de bouwvallige kerk te behouden. Uiteindelijk is dat niet gebeurd en  werd de middeleeuwse kerk gesloopt en vervangen door de huidige.  Net als de moederkerk, die van Neede, had de Gelselaarse kapel (en vanaf 1616 zelfstandige gereformeerde gemeente) een hoger koor en lager schip(je). Volgens onderstaande plattegrond had de kerk een totale lengte van ruim 17 meter.

De plattegrond van de oude kerk van Gelselaar uit 1840, getekend door T. Buerink. (GldA, 0108 RWS, inv.nr. 367).
Op 14 april 1841 werd de eerste steen gelegd voor het huidige kerkje van Gelselaar, dat dus het laatmiddeleeuwse/16de eeuwse kerkje verving.

In 1841 werd de eerste steen gelegd voor het nieuwe kerkgebouw.  Gelukkig is de oude kerk door de bewaard gebleven tekeningen van Buerink goed gedocumenteerd.

Rijkswaterstaat, dat zich tot in het derde kwart van de negentiende eeuw bemoeide met de kerkenbouw (waaruit de zgn. Waterstaatskerken voortkwamen, waarvan een goed voorbeeld nog in Laren Gld. te zien is), heeft ook een plan gemaakt voor herstellingen aan de kerk van Geesteren. Ook daarvan zijn een constructietekening  en een plattegrond bewaard gebleven ,waarop ondermeer de ‘Borculose’ kapel aan de Geesterse moederkerk nog te zien is.

De zuidzijde van de kerk van Geesteren, 1836. De Waterstaatsarchitect adviseerde om kerk en koor onder één kap onder te brengen, zodat het plafond (!) in de kerk ook op gelijke hoogte kon blijven. Hij adviseerde om een van de ‘kapellen of vleugelgebouwen’, die beide bijna geheel vervallen waren, te herbouwen als consistoriekamer, en de ander te slopen en het afbraakmateriaal te hergebruiken voor het dichtmetselen van de muur tussen koor en te slopen kapel. (GldA, 0108, RWS, inv.nr. 246)

De ‘kapellen of vleugelgebouwen’ zijn op de deze tekeningen flink hoger dan de latere herbouwen, zoals men nu nog kan zien:

De kerk van Geesteren, gezien vanaf de zuidzijde. Met de latere en lagere aanbouw op de plek van de voormalige kapel.
De plattegrond van de kerk van Geesteren, met de beide oude kapellen of ‘vleugelgebouwen’. Opvallend zijn de houten pilaren aan een zijde in de kerk (GldA, 0108, RWS, inv.nr. 246)

Tot nu tot hebben we bemoeienissen gezien van Waterstaat met toen bestaande kerken. Maar Rijkswaterstaat heeft ook nieuwe kerken ontworpen, zoals die van Rietmolen in 1834. Ter vergelijking het veel luxere ontwerp voor de hervormde kerk van Hummelo:

Ontwerp van de voorgevel voor de kerk van Rietmolen door Watertstaatsarchitect G.J. Dibbets, 1834. (NA, 4WID, inv.nr. 202).
Ontwerp-voorgevel voor de te vervangen kerk van Hummelo van Waterstaatsarchitect G.J. Dibbets. (NA, 4WID, inv.nr. 200) N.B. Volgens een mededeling die ik op 9 augustus via Twitter ontving, is de (huidige) kerk van Hummelo géén Waterstaatskerk.

In de volgende galerij nog wat meer details uit de Waterstaats-ontwerpen van de tekeningen voor de rooms-katholieke kerk van Rietmolen en de Nederlandse Hervormde kerk van Hummelo. De bankenplannen (interieurs) geven in essentie de verschillen weer tussen de hervormde kerk (banken gegroepeerd in een halve cirkel rond de preekstoel, van waaraf het Woord wordt verkondigd) en de katholieke kerk, waar het bankenplan gericht is op het altaar, waar het misoffer door de priester wordt gecelebreerd, met de gelovigen als toeschouwer.

De jaren ’20 en ’30 van de negentiende eeuw zijn ook jaren waarin veel plannen voor nieuwe wegen worden gemaakt. De weg Zutphen-Winterswijk via Groenlo, waarvoor in 1827 door Dibbets een plan werd gemaakt, is er daar één van. Op deze kaart van de gemeente Groenlo,  is de nieuwe rijksweg met een dikke rode streep weergegeven.

Detail van een kaart van de gemeente Groenlo, ongedateerd [2de kwart 19de eeuw], geen kaartenmaker vermeld of bekend. Vermoedelijk gemaakt ten behoeve van werken aan de Slinge. (NA, 4Aanw, inv.nr. 439-12)
In 1829 maakte Waterstaatsarchitect G.J. Dibbets een tekening voor een hek voor de Beltrummer- en Lievelderpoorten in Groenlo, compleet met slot. Of ze ooit zo uitgevoerd zijn, zal een ter plaatse deskundige wel weten.

Ontwerp voor een hekwerk voor de Beltrummer- en Lievelderpoorten te Groenlo van G.J. Dibbets, 1829 (GldA, 0108, RWS, inv.nr. 411)

Dibbets heeft zich ook intensief bemoeid met de wegaanleg Eibergen-Neede en de bouw van de eerste Berkelbrug in Eibergen, in 1837. Daarop kom ik in een afzonderlijk blog nog terug, maar hier alvast zijn ontwerp voor de weg op Needs grondgebied, dus vanaf de Voort, zo ongeveer tegenover de Needse kerk op de hoek Oudestraat-Stationsweg,  tot het erve Schurink in Hoonte. Opvallend is dat de beoogde weg liep door de Voort, waarvan de architect  in de weg opmerkt: ‘de voort, een lage, meest altijd onder water staande weg, tevens voor waterleiding dienende, niet als buurtweg bekend’. Nog steeds ligt de weg in het oudere deel van het dorp lager dan de omgeving aan weerszijden, dus een waterafvoerende functie was er wel. De plannen voor de weg maakten ook dat de architect opmerkte dat het ‘Voortvonder in de togtgraven zal kunnen vervallen’.

Ontwerp van een weg Neede- Eibergse grens, 1836, door G.J. Dibbets. (GldA, 0108, RWS, inv.nr. 363)

Huize ‘De Voort’ op de hoek Oudestraat-Stationsweg. Daarachter ligt de wijk de Hofmaat. Toen die wijk werd gebouwd, is de Stationsweg doorgetrokken.

Huize de Voort in Neede. Goed dat die historische naam op deze plek bewaard is gebleven.

Tenslotte nog een detail van een kaart van de grens bij Eibergen-Zwillbrock. Ook, omdat op 1 september a.s. het lang verwachte boek over de Eibergse buurschap Holterhoek verschijnt. De kaart is in 1827 gemaakt en hoort bij een overeenkomst tussen Nederland en Pruissen over het recht van klauwengang of ius compascuum, het recht op het gebruik van de gemene weidegronden. Het weidende vee trok zich immers niets aan van staatsgrenzen, die ook markengrenzen waren. Omdat ook de markenverdelingen aan beide zijden van de grens voortschreden, moesten ook nadere afspraken worden gemaakt over die oude weiderechten, die maar al te vaak aanleiding waren geweest voor conflicten tussen marken/kerspelen en daardoor ook een risicootje vormden voor de goede verhouding tussen staten. Een van de aardige dingen van het kaartje is dat het klooster Zwillbrock er nog in zijn oude U-vorm op vermeld wordt, hoewel het klooster al enkele jaren eerder voor afbraak was verkocht. Alleen de kerk en het aangrenzende kloosterdeel bleven behouden.

Detail van een kaart van de grens tussen Winterswijk/Ratum en Zwillbrock uit 1827. De kaart hoort bij een grensverdrag tussen Nederland en Duitsland van 11 april 1827 over het recht van klauwengang. (GldA, 0108, RWS, inv.nr. 411)

Het verdrag voorzag ook een kleine grensaanpassingen, o.a. bij de Paalhaar in de Holterhoek. Daardoor werd Nederland (en dus ook de gemeente Eibergen is groter. Deze en andere grensaanpassingen waren meestal het gevolg van compensatiemaatregelen voor het verlies van weiderechten.

Aanpassing van de grens tussen Nederland en Pruissen in de Holterhoek in de omgeving van het erve Paalhaar. In artikel 3 van het verdrag werd de grensaanpassing als volgt omschreven: ‘Dewijl echter bevonden is, dat de Nederlandsche ingezetenen daar de opheffing van hun weideregt in het tot het vorstendom Munster behorende zoogenoemde Swilbroekerbosch, hetwelk volgens de vroeger vermelde overeenkomsten van 1765 en 1766 steeds open en onopgegraven moet blijven liggen, meer nadeel zouden lijden dan zij door opheffing van het weideregt der Munstersche ingezetenen op het Nederlandsche grondgebied aan die zijde bevoordeeld kunnen worden, zoo is men overeengekomen, dat de steenen no. 35 en 39 onveranderlijk blijven, doch de linie van no. 35 tot 36 zoo ver wordt verlengd, dat de steen no. 36 waar hij nu staat, weggenomen en op den hoek van Paalhaarskamp in het midden de sloot geplaatst wordt en voorts de steen no. 37 aan de zuidwestelijken hoek van genoemde kamp komt te staan, terwijl dan de steen no. 38 zoo ver voorbij den zuidwestelijke hoek van de kamp geplaatst wordt, dat tusschen de palen no. 36 en no. 39 de zeven en eenzevende bunder (5000 vierk. roeden Rhijnl. maat) gronds vallen, welke aan die van Eibergen en Rekken tot vergoeding voor het gemis van het weideregt in het Swilbroek toegewezen zijn, waarbij het groenland roede voor roede en het heideveld twee roede voor eene genomen zullen worden, zoo als dit op de hierneven gevoegde nieuwe kaart volgens geometrische bepaling aangewezen wordt. Hierbij zal dus aan die van Eibergen en Rekken overgaan een hoek, thans nog Pruissische grond, groot 7 1/7 bunder (vijfduizend vierkante Rhijnlandsche roeden), welke aan het grondgebied der Nederlanden, gemeente Eibergen, wordt ingelijfd, tegen opheffingen der bepalingen in het verdrag van den 22 october 1766 voorkomende, volgens welke het Swilbroeker gemeene bosch onopgegraven en open zoude blijven liggen, wordende dit broek of bosch na en tegen dezen afstand van alle servituten, welke daarop door boven omschreven verdrag gelegd waren, waren voor het vervolg ontheven. In welke bepaling door wederzijds belanghebbende zoo ver nodig en dienstig, is toegestemd.’ (GldA, 0108, RWS, inv.nr. 411, Verdrag van 11 april 1827 tussen Nederland en Pruisen ter opheffing van de wederzijdse weiderechten, afschrift)

Het was weer een waar genoegen. Dank aan de bezochte archiefdiensten, Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, Nationaal Archief en Gelders Archief voor de prima dienstverlening. Ik kan voorlopig weer verder, ook al zijn niet al mijn vragen opgelost (o.a. de vraag waar Willem Sluiter woonde in Eibergen, toen hij zijn bekende achter-hoek-regel dichtte). Dus ik kom nog wel een keer terug.

Bennie te Vaarwerk

‘Grovenbier’ en belastingheffing: leuk was het al niet en het werd nog erger

Op 7 januari 1762 benoemde de heer van Borculo, graaf Georg Detloff, rijksgraaf van het Heilige Roomse Rijk Von Fleming, Jan Lodewig Harting tot inzamelaar (‘collecteur’) van de belastingen op het gebrouwen bier in de dorpen Geesteren en Gelselaar. In het bijzonder werd zijn taak:

‘Hij zal vlijtig en sorgvuldig daerop letten, dat geene tapper binnen voorschreven dorpen in haere huysen eenige bieren mogen inbrengen en vertappen voor en aleer zij desen accij[n]s, namentlijk voor ieder vat bier drie stuyvers en vier duyten aen hem betaelt hebben’.

Maar kennelijk kwam het ook voor, dat er caféhouders waren die bier hadden ingekocht, zonder daar van tevoren belasting over betaald te hebben. ‘Sonder oogluykinge’ of een akkoord met de overtreder te sluiten, moest de belastinginner zich dan vervolgens ‘exactelijk informeren hoeveel tonnen of vaten het geweest’ waren, en daarvan onmiddellijk aangifte te doen bij de advocaat-fiscaal (officier van justitie, aanklager) en bij de rentmeester van de heerlijkheid, zodat er naar behoren opgetreden kon worden.

Maar al op 17 januari 1762 leverde Harting, die in Geesteren woonde,  zijn aanstellingsakte in onder de mededeling af te zien van zijn taak, ‘om reden dat hij daardoor alle de Geestersen inwoonders sigh tot vijanden maakte’. Waarom dat zo gekomen was, blijkt uit de aanstelling van zijn opvolger, Alexander Hartgerink, die al op 18 januari benoemd werd. Hartgerink pakte het slimmer aan en liet dat ook vastleggen. Hij wenste niet bij een ’te doene visitatie’ aanwezig te zijn en beloofde in plaats daarvan elk kwartaal een lijst van overledenen en begrafenissen  door te geven, om op basis daarvan een lijst van het geconsumeerde bier op begrafenissen (‘groevenbieren’) te kunnen maken en vervolgens de belasting te innen. Het ongemak van een belastinginner aanwezig tijdens begrafenissen werd hiermee omzeild. Dat er flink gedronken en gegeten werd bij begrafenissen, was een oud, wijd en zijd verbreid en moeilijk uitroeibaar gegeven. Een mooie gelegenheid dus om de kas te spekken, maar wel met tact.

Open Monumentendag 2015: Gelselaar en Eibergen

De Open Monumentendag biedt elk jaar wel de gelegenheid bekende en minder bekende monumenten te bekijken. Meestal bezoek ik monumenten in de eigen gemeente, ook omdat er ook steeds weer nieuwe monumenten opengesteld worden. Helaas waren andere monumenten dit jaar gesloten, zoals Huize de Kamp en de kerktoren in Neede. In Gelselaar stond boerderij Winkels centraal. Met de boeiende verhalen erbij van Arend Heideman, op de deel van de schuur, was dat een goed besteedde middag. Het beschermde dorpsgezicht is zeer beslist ook de moeite waard. Ergens doet Gelselaar mij (in het klein) denken aan een andere Gelderse plaats die ik dit jaar zeer heb leren waarderen, nl. Oosterbeek. Intiem en rustiek als je van de grote weg af bent (van dat laatste heb je in Gelselaar trouwens geen last). Ik heb van het bezoek aan Gelselaar ook maar weer eens gebruik gemaakt om het vlakbij liggende terrein van de havezate Bevervoorde of Jonkeren te bezoeken. Ik moet zeggen dat ik enigszins geschrokken ben van het tamelijk verwaarloosde terrein. De reconstructie behoeft dringend groot onderhoud. (Naschrift 14-09-2015: Herman Wannink berichtte mij dat het onderhoud van het terrein wordt opgepakt)

Het tweede monument dat ik bezocht heb was de Oude Mattheuskerk in Eibergen. Elke keer is daar wel wat nieuws te ontdekken. Nu heb ik vooral de kraagstenen in het torengewelf bekeken. Het betreft vooral (eenvoudige) vrouwenfiguren, wat bij mij het idee deed ontstaan dat het portaal onder de kerktoren kennelijk gebruikt werd om plaatselijke nieuwtjes uit te wisselen. Het is nog steeds moeilijk om aan goede en bruikbare literatuur over bouwsculptuur in een middeleeuwse en bovendien Münsterse kerk als die van Eibergen te komen. In het recent uitgekomen Tijdschrift van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is er een artikel aan gewijd (‘Sprekende stenen. Bouwsculptuur in middeleeuwse kerken’).