In 1996 is in de serie Kleine Reeks van de hand van Henk Nijman een transcriptie uitgegeven van lijsten van weerbare ingezetenen van Eibergen en Beltrum uit 1784. Er zijn echter ook lijsten van weerbare ingezetenen tussen 18 en 50 jaar uit 1784 bewaard gebleven van de stad Borculo en de voogdijen Geesteren en Neede, compleet met indeling in rotten. Dat is de reden om nu de gehele lijst opnieuw te publiceren op deze website. In dat kader is ook de indertijd door mij geschreven inleiding herzien en nu opnieuw gepubliceerd. In die inleiding wordt uitvoerig ingegaan op de achtergronden, maar in het kort komt het hier op neer:
Op de Gelderse Landdag van 20 november 1784 was besloten dat het Hof van Gelderland de schouten en de heren van de heerlijkheden aan moest schrijven en hen op te dragen lijsten samen te stellen van alle weerbare ingezetenen tussen 18 en 50 jaar. De lijsten werden opgesteld tegen de achtergrond van de verloren Vierde Engelse Oorlog (1784) en de opkomst van de Patriotten. Dat leidde tot toenemende politieke spanningen in de Republiek, en ook in Gelderland. Voor de heerlijkheid Borculo werden die lijsten samengesteld door de stadsbesturen van Borculo en Eibergen en voor de voogdijen door de voogden. Drost Gijsbert van Hasselt zond de lijsten op 17 november in, met de aantekening dat in de lijst van de voogdij Geesteren het rot van Schothorst ontbrak (maar later alsnog toegevoegd werd!), terwijl van sommige rotten uit de voogdij Beltrum helemaal geen lijsten waren ingezonden. De Beltrumse voogd F. Geers meldde dat er in sommige rotten van die buurschap en van de gehele buurschap Avest aan de respectievelijke rotmeesters opgegeven was dat er geen weerbare mannen tussen 18 en 50 jaar waren. De gang van zaken geeft wel aan dat ook de heerlijkheid Borculo stevig verdeeld was door de politieke ontwikkelingen van dat moment.
Categoriearchief: Bronnenpublicaties
‘Alles is moar ’n tied lank’: bij de opheffing van de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo
Op 15 augustus 2016, de feestdag van Maria Hemelvaart, werd de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo ten grave gedragen. Niet in de verwachting overigens, dat het ooit tot een wederopstanding komt, want de SSHB is simpelweg door de tijd ingehaald. Als initiatiefnemer en medeoprichter, samen met Alex Koster, toenmalig gemeentearchivaris van Borculo, kijk ik niet met weemoed terug, zoals de in de titel van dit blog opgenomen uitspraak van ‘streekhistoricus’ Hendrik Odink zou kunnen suggereren.
Toen ik in 1986 betrokken raakte bij de oprichting van de Historische Kring Eibergen, bleek al snel dat de meeste oude archieven betreffende Eibergen van vóór 1795, zich buiten die toenmalige gemeente bevonden en wel in de archieven van de Heerlijkheid Borculo. Als medeauteur van Acht eeuwen Heerlijk Eibergen (1988), waren voor het onderzoek veel reizen naar Arnhem (Rijksarchief in Gelderland), Den Haag (Algemeen Rijksarchief) en Münster (Staatsarchiv en Bistumsarchiv) nodig. Dat waren de archiefdiensten waar de ‘Borculose’ archieven in de loop van de tijd terecht waren gekomen. De lotgevallen van de Borculose archieven weerspiegelden in die spreiding de lotgevallen van stad en heerlijkheid zelf en daarmee de geschiedenis van de latere gemeenten Borculo, Neede, Eibergen en Lichtenvoorde. Die gemeenten hebben op enig moment deel uitgemaakt van de heerlijkheid Borculo. Ik vond toen – en nu nog – dat in de lokale historie van die plaatsen geïnteresseerden, ook kennis moeten hebben van de geschiedenis van stad en heerlijkheid. Recent werd dat gemis aan historisch besef pijnlijk duidelijk rond de 400ste verjaardag van de overgang van stad en heerlijkheid Borculo van Münster naar Gelderland/Zutphen 1616. Alleen in Borculo werd het herdacht, de andere plaatsen, heemkundekringen en kerken (die in 2016 konden herdenken dat ze 400 jaar hervormd/protestants waren) lieten verstek gaan.
Dat moest anders vond ik. Als de geïnteresseerden niet naar de archieven gaan, dan moeten de archieven maar naar hen komen, dacht ik. Contact met Alex Koster leidde tot het idee om een Stichting op te gaan richten die zich zou gaan richten op de verfilming (op microfilms) van de buiten het gebied berustende Borculose archivalia. Digitalisering leek toen nog ver weg en bovendien duur.
De SSHB kon zich in het Hof vestigen, de historische plek van het kasteel van Borculo. Veel dank zijn wij de Openbare Bibliotheek en het bestuur van Het Hof verschuldigd voor de huisvesting. De plek was overigens niet alleen om historische redenen belangrijk. Van meet af aan was het de bedoeling dat de Collectie SSHB in een openbaar gebouw toegankelijk moest zijn en blijven.
Een deel was al in het verleden verfilmd door de Mormonen. Via het Rijksarchief in Gelderland konden wij kopieën van die films aankopen. In de tussentijd was de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo opgericht (3 april 1992), met de net uit de Borculose politiek gestapte Truus Spliethof-de Vos als voorzitter, ondergetekende als secretaris, Thomas Lijfering als penningmeester en Margreet van Dijk-Hartgerink en Alex Koster als bestuursleden. Met subsidie van de gemeenten, de provincie (er is zelfs nog een gedeputeerde op bezoek geweest in de Borculose bibliotheek) en sponsoring konden microfilmleesapparaten aangeschaft worden. De verfilming zelf gebeurde door drie vrijwilligers: Truus Spliethof (van de eerste tot de laatste dag), Margreet van Dijk en Diet Lamé-de Wit. Laatstgenoemde heeft ook tot het laatst zitting gehad in de bestuur en was coördinator van het indiceringsproject, waarover straks meer. Zij reisden enkele jaren bijna wekelijks naar Arnhem, waar zij gastvrij werden ontvangen en begeleid door de medewerkers van het Rijksarchief.
Na de oprichting werd een informatiebijeenkomst in zaal Peters te Borculo gehouden. Geïnteresseerden konden zich opgeven als donateur. Uiteindelijk zou de SSHB ruim 100 donateurs krijgen. Dat is misschien niet veel, maar voor een Stichting, die zich niet profileerde als een heemkundeclub en zich niet primair richtte op publicaties, was dat aantal voldoende om de boel draaiende te houden.
Toch gaf de SSHB (onregelmatig) publicaties uit: de Kleine Reeks, met historische ‘verhalen’, en bronnenpublicaties die transcripties bevatten van belangrijk geachte ‘Borculose’ bronnen. Van de Kleine Reeks verschenen in totaal 13 delen, het laatste verscheen in 2007. De uitgave van de markenboeken van Dijcke (Alex Koster) en Beltrum (Nelly Oostrik) behoorden tot de categorie van de bronnenuitgaven. De laatste bronnenpublicatie verscheen in 2008 (Rekening van de Heerlijkheid Borculo over 1580-1581) en staat inmiddels ook op de website. Vooral voor de papieren bronnenuitgaven was de belangstelling gering. Het waren en zijn nu eenmaal geen gemakkelijk leesbare publicaties. Het internet bood daar al snel een uitkomst. Veel bronnenuitgaven, waarvan het ooit de bedoeling was die op papier uit te geven, zijn dan ook als webbestand beschikbaar gesteld en downloadbaar, bijv. de verpondingskohieren van 1646 en het rapport van aankoop van Borculo en Lichtenvoorde uit 1777 behoren tot die categorie digitale bronnenpublicaties. Daar was het werk van de tijd al snel voelbaar, maar ook vruchtbaar. Toen daar later de indexen op het oud-rechterlijk archief aan toegevoegd werden, steeg het websitebezoek met sprongen: in 2015 meer dan 1 miljoen.
In de beginjaren gebeurde nog veel meer: uit Parijs werden kopieën van kaarten gehaald van de nooit gebouwde of te verbouwen keizerlijke stoeterij te Borculo. De kopieën berusten nu in het gemeentearchief.
Na de oprichting werden ook verschillende jaren cursussen paleografie in het Hof gegeven, want het lezen en begrijpen van het oude handschrift is noodzakelijk, als men goed onderzoek wil doen in de archieven en gedrukte bronnen wil controleren. Alex Koster, Henk Nijman en ondergetekende hebben die gegeven. Een van de doelen hierbij was om via die weg vrijwilligers voor het indiceringsproject te werven.
Bij het Hof raakte de SSHB betrokken bij de opgraving van het donjon, de grote (woon)toren van het ca. 1760 gesloopte kasteel van Borculo. Na enkele jaren werd de kuil weer dichtgegooid, omdat de donjon-restanten niet beschermd bleken tegen weersinvloeden en de kuil gebruikt werd om er afval in te gooien.
De grootste en meest langdurige klus waarmee de SSHB zich beziggehouden heeft, was het maken van een index op de inhoud van de in de Borculose bibliotheek berustende ‘Collectie SSHB’, de microfilms met enkele honderdduizenden opnamen van Borculose archivalia. Heel veel vrijwilligers hebben hier jarenlang aan gewerkt. De grootste dank zijn wij dan ook wel aan hen verschuldigd. Voorwaar een monsterklus en dat met behulp van een microfilmleesapparaat dat maar al te vaak in een woonkamer eigenlijk in de weg stond. Het maken van indexen op naam was tijdrovend en intensief. Voor degenen die met de computer handig waren, was het programma Excel op een gegeven moment een uitkomst, maar dan nog. Veel handmatig geschreven indexen zijn ingevoerd door Netteke Fiolet, die ook tot het laatst bij het project betrokken was. Dat geldt ook voor Jot en Dick van Zuidam, die op afstand intensief met het SSHB-gebeuren meededen (ook bij het bewerken van de Excelbestanden en de omzetting naar pdf) en meeleefden, Diny Schreuder, Jan Derking en vele anderen die gedurende kortere of langere tijd met het ‘indiceren’ bezig zijn geweest. Het indexproject was een sleutelproject in het bestaan van de SSHB. Hoewel niet alle films geïndiceerd konden worden – het reservoir aan vrijwilligers droogde op – zijn we wel een heel eind gevorderd. In de loop van de jaren zullen er druppelsgewijs nog wel indexen toegevoegd worden. Aanvankelijk konden bezoekers de indexen alleen inzien in de bibliotheek. Pas later werden de bestanden in pdf-formaat ook via de website beschikbaar gesteld, wat plaats- en tijdsonafhankelijk vooronderzoek mogelijk maakte.
Het was in essentie de grote vlucht die de digitalisering en het internet namen en nog steeds nemen, die de SSHB overbodig maakten. Enkele jaren geleden heeft het Gelders Archief, de opvolger van het Rijksarchief in Gelderland, de door onze vrijwilligers gemaakte microfilms van het archief van de Heren van Borculo gedigitaliseerd en op zijn website geplaatst. Het Staatsarchiv Münster heeft hetzelfde gedaan met een deel van de bestanden. Ongetwijfeld zullen er nog meer volgen. Het oud-rechterlijk archief van Borculo is inmiddels door het Gelders Archief overgedragen aan het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Helaas werd het overgedragen in de (vaak) slechte staat waarin het zich al tientallen jaren bevond, gesanctioneerd door een toenmalige algemeen rijksarchivaris. Het ECAL maakt momenteel veel werk van de restauratie van delen uit dit en andere overgedragen archieven. Digitalisering was en is voor de SSHB een brug te ver, vanwege de kosten en het beheer van de gedigitaliseerde films.
In de toekomst zullen alleen nog maar meer bestanden op allerlei platforms digitaal beschikbaar komen. De indexen blijven via de website toegankelijk en downloadbaar. Dat geldt ook voor enkele digitale bronnenpublicaties die nog door de SSHB zijn uitgegeven. De website, die geen platform was van de SSHB, maar wel vóór de SSHB, blijft bestaan en is al omgezet in een breder platform voor de geschiedenis van stad en heerlijkheid Borculo. Dat aandacht voor die geschiedenis nog steeds nodig is en ook zal blijven, blijkt wel uit het gebrek aan belangstelling voor de herdenking van de 400ste verjaardag van de overgang van ‘Borculo’ van Münster naar Gelderland. Voor mij blijft daarbij het uitgangspunt, dat de wereld niet om Borculo draait, maar ‘Borculo’ wel in de wereld meedraait.
Nu de SSHB verleden tijd is, wordt nog overleg gepleegd via de Erfgoedkoepel Berkelland om de Collectie SSHB als één geheel, zoals ook in de statuten verwoord, in eigendom/beheer te geven bij één van de heemkundeverenigingen in het werkgebied. De microfilmleesapparaten zullen ook zoveel mogelijk verdeeld worden. In het najaar zal daartoe nog een boedeldag georganiseerd worden. Tot vereffenaar is Ben van Dijk benoemd. Hij was de laatste penningmeester van de Stichting.
De Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo heeft zijn tijd gehad. Ik ben dankbaar dat ik daaraan heb mogen bijdragen, maar vooral ook blij dat het nu eindelijk afgerond wordt.
Bennie te Vaarwerk
De wacht op Huis Borculo
Inwoners van Stad en Heerlijkheid Borculo hadden talloze verplichtingen ten opzicht van hun heer. Eén daarvan was de wacht op het Huis Borculo. Een onderdeel daarvan was de bewaking van gevangenen op het Huis. Met het regelen van de wacht was de voogd van Geesteren belast. Het voogdijschap van Geesteren was van oudsher gecombineerd met de functie van Huisvoogd. In die hoedanigheid regelde hij de diensten op het Huis Borculo en was hij een belangrijk functionaris bij de tenuitvoerlegging van vonnissen van het Hooggericht, dat over criminele zaken oordeelde.
In 1748 ontstonden er enige problemen, toen zes personen uit de voogdij Eibergen bij gedeputeerde staten van het Kwartier van Zutphen een klacht indienden over de in hun ogen forse verzwaring van de wacht op Huis Borculo. Volgens de klagers was het tot dan toe gebruikelijk dat bij een gevangenneming vier personen werden opgeroepen (‘gebadet’) om de wacht te komen doen. Maar de gevolmachtigde van de Heer van Borculo, G.A. von Schleussing, die woonde op de Hoeve bij Borculo, had besloten 12 man op te roepen, hetgeen de taak driemaal verzwaarde. Omdat veruit de meeste ingezetenen er een boerenbedrijf op na hielden, ging deze stap te ver, zeker in het hoogseizoen. De klagers gaven ook aan ervoor beducht te zijn dat dit ook het begin zou kunnen zijn van verzwaring van andere dienstverplichtingen. Natuurlijk werd ook toen al een nader onderzoek ingesteld. Alleen de voogd van Eibergen antwoordde. Het bleek dat van de 222 huizen in de voogdij Eibergen er slechts 64 waren op welke de plicht tot het doen van de wacht op het Huis Borculo (nog) rustte. Dat zullen er oorspronkelijk meer geweest zijn, maar die hebben zich mogelijk vrijkocht in de loop van de tijd. In de buurschap Rekken, met 92 huizen, was geen enkel huis verplicht tot de wacht. Het maakte de last voor de overgebleven erven natuurlijk wel zwaarder. Maar of het protest wat uitgehaald heeft, valt niet te zeggen bij ontbreken van vervolgstukken. Wel daalde het aantal tot de wacht verplichte huizen niet of nauwelijks. In 1787 waren er dat in de voogdij Eibergen nog 67, In Neede 64, in Beltrum 119 en in Geesteren 172. De inwoners van de dichtbij gelegen voogdijen konden het snelst aanwezig zijn. In 1787 werd de lijst opnieuw vastgesteld door de Nassause Domeinraad, naar aanleiding van een geschil tussen de huisvoogd Veldink en de voogd van Beltrum. Die lijst uit 1787 heb ik al eens eerder gepubliceerd, maar wordt vervangen door de onderhavige.
In het dossier in het archief van de Nassause Domeinraad zijn meer stukken geplaatst, die daarin eigenlijk niet thuishoren. Het zijn stukken die betrekking hebben op militaire zaken en inkwartiering in de heerlijkheid Borculo. Voor de volledigheid zijn de stukken toch in de bijlagen opgenomen.
Bijlagen:
1. ‘Register voor den wachtmeister, 1676, Nede’;
2. Rekest van IJan te Leugemorsz, Garrit ten Holshof, Coenrad Reijmelinck, Roeloef Temmynck, Derck Temmynk, Jan te Bals, 3 oktober 1748
3. Antwoord van de plaatsvervangende rentmeester van Borculo op genoemd rekest, 4 november 1748.
4. Stukken betreffende de inkwartiering in Eibergen van een regiment Hessische soldaten, en van een compagnie Huzaren in Rekken, 1788;
5. Stukken betreffende een uitbetaling van een vergoeding aan de voogden ten behoeve van degenen die ‘geduirende de veertien eerste nagten vuer en ligt aen de stille wagten gefourneert hebben’, 13 juni 1763;
6. Besluit van de Nassause Domeinraad, houdende de vaststelling van de wachtlijst van de vier voogdijen van de Heerlijkheid Borculo, 4 maart 1787. Met bijlage:
7. ‘Lijste van de wachten of van degeene soo op ’t Hoff te Borculo moeten waken’[1787]
De lijsten en verdere stukken zijn hier te vinden.
bennie te vaarwerk
Ottensteins leenregister
Door het huwelijk van Otto van Bronckhorst, heer van Borculo, in 1418 met Agnes van Solms, erfdochter van Henrick van Solms, heer van Ottenstein, verkreeg hij 238 lenen. Deze kwamen in de leenadministratie van Bronkhorst en Borculo terecht als “Solmse” lenen. Een in de eerste decennia van de zeventiende eeuw vervaardigd afschrift kwam terecht bij de processtukken over Borculo in het geschil van graaf Joost van Limburg en Bronkhorst met de vorstbisschop van Muenster. Het bevat gegevens over talloze leengoederen in Geesteren, Neede, Eibergen, Groenlo, Aalten, Winterswijk en vele andere plaatsen aan deze en gene zijde van de huidige rijksgrens. De publicatie op www.heerlijkheidborculo.nl (Borculose sprokkels) is een transcriptie van dit zeventiende eeuwse afschrift.