In het archief van de Huizen Nettelhorst en De Heest, in het kerspel Lochem, bevinden zich archivalia afkomstig van de eerste burgemeester van de gemeente Eibergen, mr. P.R.J.W. van Heeckeren. Deze was daarnaast ook secretaris van die gemeente, lid van de Staten van Gelderland en notaris in Eibergen. Waarschijnlijk vanuit die laatste hoedanigheid heeft hij inzage gehad in archivalia die klanten aan hem gegeven hebben ten behoeve van de ene of andere notariële handeling. De originele stukken kwamen uiteindelijk terecht in zijn particuliere archief, dat na zijn dood in 1835 kennelijk werd opgeslagen in bovengenoemd huisarchief.
Een van die stukken betreft het originele huwelijkscontract tussen Jan Hindrick Boomers op Boomers of den Boomert in het schependom Groenlo en Diena Neikamp (Nijkamp), gesloten op het erve Bomers aldaar op 7 januari 1780. Contracten als deze zijn meestal terug te vinden in de archieven van de desbetreffende boerderijen. Minder vaak zal men ze aantreffen in de archieven van de rechtbanken van vóór 1811. Het geschrift verraadt dat er geen schoolmeester of andere netschrijver aan te pas is gekomen. Vooral de moeilijke en vreemde woorden werden opgeschreven zoals men ze toen hoorde. Dat begint al met de aanhef, ‘In noomiine cantissiimaTriiniitas, amen’, waar juister ‘in nomine sanctissima Trinitatis, amen’ had moeten staan[1]. Deze (middeleeuws aandoende) aanhef duidt erop dat we hier te doen hebben met een huwelijkscontract tussen twee katholieke personen. Dat kan ook bijna niet anders want de stad en het platteland van Groenlo (inclusief Beltrum en Lichtenvoorde) was na de Reformatie overwegend katholiek gebleven. De opbouw van het contract wijkt niet af van wat we elders tegenkomen. Het bijzondere zit hem vooral in de inhoud. In de eerste plaats is het niet de oudste zoon die trouwt en opvolgt, maar een jongere zoon. Dat blijkt uit artikel 6, waarin een compensatieregeling getroffen wordt voor doen van afstand van diens eerstgeboorterecht op de erfopvolging, maar ook een regeling voor het geval het samenwonen onder één dak van het jonge paar met de vrijgezelle oudste broer op een mislukking zou uitlopen. Dat was een bepaald niet ondenkbeeldig en is ook vooruitstrevend te noemen.[2] De oudste broer werd nadrukkelijk bevoordeeld met vaste eigen inkomsten gedurende 25 jaar (artikel 7). Bij zijn overlijden vervielen de bezittingen aan de erfopvolger. Veel voorkomend was de volgende bepaling, dat de (ongetrouwde) kinderen verzorgd werden door de gehuwde broer, in geval van ziekte en anderszins. Het huwelijkscontract legt aanzienlijke beperkingen op aan de mogelijkheden van de jongelui om op het erf hun gang te gaan. Indachtig het gezegde ‘Kleedt oew neet oet veurdat i-j naor bedde gaot’, hielden de (schoon)ouders de hand aan de ploeg. Zij bepaalden het moment van overdracht van het bedrijf. De zoon en schoondochter waren ‘slechts’ knecht en meid totdat ze het bedrijf overnamen. Wanneer het zo ver was, moesten de jongelui de andere broers en zuster uitkopen, o.a. met een (bruids-)koe of de geldelijke waarde daarvan (artikel 3). Ook voor de zuster Maria werd een afzonderlijke regeling getroffen, alsmede voor de moeder na het overlijden van de vader. Het contract regelde minstens zoveel over de rechten van ouders en andere kinderen als over de rechten van het bruidspaar.
[1] In nomine Sanctissima Trinitatis: in de naam van de Heilige Drie-eenheid.
[2] In 1959 verscheen van de hand van dr. G.A. Kooy onder de titel De oude samenwoning op het nieuwe platteland, een studie over dit toen nog veelvuldig voorkomen van het (gedwongen) onder één dak samenwonen van meerdere generaties en de problemen die dat voortbracht.
Het is op 20 december 2015 jaar 400 jaar geleden dat de Heerlijkheid Borculo onder Gelderse soevereiniteit kwam. Vanaf 1579 tot eind 1615/begin 1616 stond de Heerlijkheid onder rechtstreeks Münsters bestuur. Hoe zag dat bestuur eruit, wat was de plaats van het ambt Borculo binnen het vorstbisdom Münster en wie waren de bestuurders?
De plaats van de Heerlijkheid Borculo in het vorstbisdom Münster De Heerlijkheid Borculo had tijdens het Munsterse bestuur de status van ‘Ambt’, één van de zeven Münsterse bestuursdistricten, naast Wolbeck, Sassenberg, Stromberg, Werne, Dülmen, Bocholt, Bevergern, Ahaus, Horstmar, Emsland, Cloppenburg en Vechta. Borculo was de hoofdplaats van het gelijknamige Münsterse district. Lichtenvoorde werd een voogdij, net als Geesteren, Neede, Eibergen en Beltrum. Borculo zelf werd meestal aangeduid als ‘wigbold’, een in Westfalen veelgebruikte term voor een kleine, onvolgroeide, stad.[1] De bestuurlijke en ambtelijke organisatie werd op dezelfde leest geschoeid als de andere Münsterse ambten. De hoogste vertegenwoordiger van de landsheer in Borculo was de drost. Deze had onder zich een richter, die zowel voor het wigbold als heerlijkheid dienst deed. Het kasteel Borculo kreeg een commandant die de leiding had over enkele daar gelegerde soldaten. De Heerlijkheid was onderverdeeld in vijf voogdijen: Geesteren, Neede, Eibergen, Beltrum en Lichtenvoorde, alle met een door de landsheer benoemde voogd aan het hoofd. Deze structuur was kenmerkend voor het vorstbisdom Münster, maar niet voor bijvoorbeeld de Graafschap Zutphen, Twente of Salland. Mogelijk is de tot het eind van de achttiende eeuw gehandhaafde voogdijstructuur aan het Münsterse bestuur te danken.
Münsters bestuur bracht de Borculose administratie op orde Besluiten over de inrichting en de personele bezetting van het bestuur over Borculo werden na de incorporatie van de heerlijkheid in 1579 genomen in Münster. Al snel werd de administratie op orde gebracht. Er kwam een reguliere reeks van jaarrekeningen, te beginnen over 1580-1581. Verder werd de leenadministratie op orde gebracht, wat begon met een nauwkeurige registratie van de beleningen, nu door de leenheer Münster zelf, van de Borculose leengoederen. In administratief opzicht was het Münsterse bestuur een zegen, omdat voor het eerst op een min of meer systematische wijze de zaken op orde werden gebracht. In dat opzicht is het tijdvak van het Münsterse bestuur over Borculo wel te vergelijken met 1777 en latere jaren, toen de Nassause Domeinraad na 150 jaar wanordelijke administratie door de Heren van Borculo uit het Huis Van Limburg Stirum, de zaak opnieuw ordenden. In beide gevallen stond er natuurlijk een grote en administratief deskundige en zeer ervaren organisatie achter respectievelijk de vorstbisschop (of een waarnemer) en de stadhouder.
Het wigbold Borculo
In de Münsterse stukken heb ik tot nu toe nog geen burgemeestersbenoemingen gevonden. De benoeming daarvan was een recht van de Heer der Heerlijkheid, maar die liet dat waarschijnlijk in de hier te bespreken periode over aan de drost. De benoeming geschiedde jaarlijks op de zondag na Driekoningen. Kandidaat-burgemeesters (in het stadsrecht (art. 21) worden zij ‘schepenen’ genoemd), die hun benoeming weigerden te aanvaarden of weigerden af te treden, kregen een boete van anderhalve oude schild.
Benoemingen (vermeldingen) van functionarissen
Datum
Naam functionaris
In welke functie benoemd?
1 april 1580
Nicolas von Trier
Rentmeester van de Heerlijkheid Borculo
1 mei 1580
Johan Rocholl
Kapitein (Hauptmann), bewaarder van het Huis Borculo
12 augustus 1580
Frantzen von Bodellschwingh
Drost van het ‘ambt’ Borculo
22 juni 1582
Frederico á Marhulss
Voogd van Eibergen. Opvolger van de overleden Goddarten Marckolff
23 november 1582
Steffen Wechelen
Voogd van Geesteren als opvolger van de teruggetreden Jobsten von Brunckhorst (akte van afstand d.d. 22-11-1582)
Drost van het ‘Drostambt’ Borculo. Opvolger van de overleden drost Frantz von Bodellschwing. Hij stamt uit de tak Romberg.[3] Op 13 mei 1600 wordt hij voor het laatst genoemd als drost.[4]
20 februari 1585
Jürgen Storm
Voogd van Neede als opvolger van de overleden Henrick van Brunckhorst. Storm was Münsters ambtenaar (‘Hofdiener’).
2 april 1585
Wilhelm Schottler
Richter over ‘unser wigboldt und gantze Herrschafft Borckeloe’, als opvolger van Georg van Buerse. Schottler was als ‘Kuchenschreiber’, de ambtelijk verantwoordelijke voor de huishouding.
Richter ‘über das Wigbolt unnd gantze Herrschafft Borckelo’, als opvolger van de op 26 maart 1590 overleden richter Wilhelm Schotteler. Von der Recke was ambtenaar in de Münsterse secretarie.
21 juni 1590
1604-1606 (vermelding)
1609-1612 (vermeldingen)
Dietrich Osswaldt gnandt Verheiden
Conradt Schade
Johan von Marhülsen
Plaatsvervanger van de benoemde richter Gerhardt von der Recke. In 1594 werd hij aangeduid als ‘Amptsverwalter des Gerichts Borckelo’, en in 1596 en 1598 komt hij voor als ‘richter der herschafft Borckelo’.In 1604 en 1606 wordt Conradt Schade vermeld als ‘subtituerter richter der herligkeit Borckelo’.
‘substituirter richter’
20 november 1600 (vermelding)[8]. Mogelijk 1603[9]
Goossen van Raesfeltz
Drost. Hij was gehuwd met Ursula van Middachten, vrouwe van Harreveld. In 1604 noemde hij zich dan ook Goswin van Raesfeld tot Roembergh en Herveld. Goossen van Raesfelt overleed vóór 3 oktober 1614, toen zijn dochter Margareta van Raesfelt huwde met Heidenrich Droste. Ursula van Middachten wordt dan als weduwe van Gosen van Raesfeld vermeld.[10] Goossen is te Borculo begraven. Zijn grafzerk is nog in de kerk aanwezig.
29 maart 1604
Johan Storm
Voogd van Neede. Opvolger van zijn wegens hoge leeftijd afgetreden vader Georgh Storm.
Was al drost van Bocholt. Hij kreeg een voorlopige of tijdelijke benoeming voor Borculo: ‘provisionaliter, wegen unkatholischer Religion’.[15] Hij was in het kasteel aanwezig, toen dat op 23 februari 1616 werd belegerd en de volgende dag werd ingenomen door Zutphense troepen. Of deze persoon dezelfde drost Van Lymbeck is als die welke genoemd wordt in het Resolutieboek van de gedeputeerden van Zutphen op 26-2-1616 is minder zeker. Dat zou betekenen dat graaf Joost van Limburg en Bronckhorst hem, na de inname van stad en heerlijkheid Borculo, handhaafde als drost. Volgens andere bronnen stelde de heer nieuwe ambtenaren aan vóór 29 december 1615.[16]
[1] In de stadsrechtspraak was Borculo onvolgroeid. De hoge rechtspraak, de rechtspraak waarbij lijfstraffen gevorderd konden worden, bleef in handen van de Heer van Borculo. De grens van de bevoegdheid van het stadsgericht in strafrechtelijke zaken was die wanneer er bloed gevloeid had. In de Münsterse periode kwam het enkele malen voor dat om recht te kunnen spreken een machtiging vanuit Münster nodig was (en verleend werd).
[2] LANRWAW, Manuskripte I A 10, Bd. 37. Kopiar der Bestallungen des Bistums Münster, 1554-1589, fol. 172r-175v
[3] W. Kohl, Germania Sacra, NF 37.4, Das Bistum Münster, 7.4, pag. 220, heeft als benoemingsdatum van Renhard von Raesfeld tot drost 21-2-1584. Volgens een vermelding in het Archief Middachten, II, no. 994, (GldA, blok 522) wordt Reinier von Raesfeldt zum Rhonnbergh echter al op 4 februari 1584 als drost te Borckeloe vermeld. W. Kohl noemt daarnaast nog een andere drost in deze periode: Dietrich von Raesfelt, drost van Bocholt en van Borculo. Hij stierf vlak voor 31-8-1590. (Kohl, GS, NF 37,4, BM 7,4, pag. 220, waar hij verwijst naar het protocol van het domkapittel van Munster, 2 Bl. 197v).
[4] GldA, Archief Huis Middachten II, nr. 1009, 1600, mei 13, Reinhart von Raisfelt, drost .
[5] LANRWAW, Manuskripte I, Nr. 34. Kopiar der Provisionen des Bistums Münster unter Bischof Ernst von Bayern, fol. 27v.
[7] Idem, fol. 33v,. GldA, Archief heren van Borculo (blok 0378), inv.nr. 287. Akte van aanstelling.
[8] Betreft de eerste vermelding. Een benoemingsbrief heb ik nog niet kunnen vinden.
[9] StAM, FMLA, Band VII, A 57, blz. 270 (131) – 325 (159), v.a. [blz. 270] heeft echter: ‘… orginel Revers des Goswin von Raesfeld über erhaltenes Drosten-Amt, de 1603.
[10] GldA, Archief Middachten, (bloknr. 0522), inv.nr. 253. In 1615 en 1617 vermaakte zij nog e.e.a. aan de armen te Borculo.
[11] GldA, Archief Heren van Borculo, inv.nr. 288 heeft echter 1602: ‘brief, waarbij de bisschop van Münster goedkeurt, dat Gerhardt von Cölle, voogd te Lichtenvoorde, zijn ambt overdraagt aan zijn oudste zoon Ludolph von Cölle, 1602. 1 stuk.’
[12] Ook op 30 juli 1609 wordt hij vermeld: Melchior von Plettenberch, “vogten zu Eibergen” (J.G. Smit, Vikarieën…, in: Archief 1971., blz. 25, reg. 10).
[13] LANRWAW, Manuskripte I, Band 1, A10, Nr. 35, Kopiar der Provisionen und Kommissionen während der Statthalterschaft des Bistums Münster unter Bischof Ernst von Bayern, 1595-1611, fol. 70r.
[14] D’Ablaing, Ridderschap Zutphen, blz. 90 noemt nog als drost van Borculo: Reiner van Raesfeld, zoon van Gooszen. Hij is echter geen drost geweest, maar ‘slechts’ heer van Harreveld na de dood van zijn vader.
[15] W. Kohl, GS, NF 37,4, BM 7,4, pag. 220, waar hij verwijst naar MLA 52a. StAM, FMLA, Akten, Fb. A51, Nr. 15. Renversaal van Matthias von Westerholt zu Lembeck, ‘das ihm verliehene Drostamt zu Borculo aufzugeben, wenn er nicht in der vorgeschrievenen Zeit zur…’, z.j.
[16] Al op 5 maart 1616 stelde graaf Joost van Limburg en Bronckhorst, als heer van Borculo, Johan de Rode to Tongerlo aan tot richter over de heerlijkheid Borculo (Archief Wisch, inv.nr.199)