Categoriearchief: Archieven

Bij de opheffing van de Oudheidkundige Vereniging ‘De Graafschap’

Voorblad Archief, tevens orgaan van de Oudheidkundige Vereniging_De_Graafschap,_Kersmis 1939De Oudheidkundige Vereniging ‘De Graafschap‘, of, zoals zij sinds enkele jaren heette, “Historische Vereniging Achterhoek en Liemers’ (HVAL) is ter ziele, zo lees ik nu pas in een artikel in De Gelderlander van 9 april 2013. Vooral mislukte pogingen een nieuwe secretaris te vinden zouden daaraan debet zijn. Maar de vereniging vergrijsde ook. Zelf heb ik al jaren geleden het lidmaatschap opgezegd, of het zou moeten zijn om het Jaarboek Achterhoek en Liemers. Maar het Jaarboek, opvolger van Archief, met de mooie maar lange ondertitel ’tevens orgaan van de Oudheidkundige Vereniging De Graafschap en van de Meester Hendrik Willem Heuvel Stichting’, is niet echt vernieuwd. Het Jaarboek zou een reden kunnen zijn lid te zijn van de HVAL, maar het was goedkoper om het Jaarboek bij de boekhandel te kopen. De Oudheidkundige Vereniging De Graafschap was in de loop van de jaren een lege huls geworden. Activiteiten werden ondergebracht in stichtingen, waarvan de twee jaar geleden in het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers opgegane Stichting Staring-Instituut wel een van de belangrijkste was. Pogingen met de tijd mee te gaan, onder andere tot uiting komend in de nieuwe naam, zijn eveneens mislukt. Misschien zit hem in de naamswijziging nog wel de belangrijkste reden van de ondergang. Tussen de vele lokale historische verenigingen onderscheidde de HVAL zich niet. Gemiste kans? De Achterhoek is Twente niet. Er bestaat geen ‘Achterhoek-gevoel’. De Achterhoek is historisch gezien een samenraapsel van de Graafschap Zutphen, (delen van) de Liemers en delen van voormalig West-Munsterland (Bredevoort, Borculo). Zutphen, als naamgever van de Graafschap voelt geen historische ‘verantwoordelijkheid’ voor zijn achterland. Doetinchem heeft nooit een rol van betekenis gespeeld in de Graafschap of in de Achterhoek, dus daar ontbreekt het Achterhoek-besef ook. Omgekeerd geldt dat de meeste plaatsen in de Achterhoek ook geen banden voelen met Doetinchem. De Achterhoek mist de eenheid die Twente wel kent, al wordt het beeld in Twente wel vertroebeld door de tegenstelling Enschede – rest van Twente. Een Twente-gevoel, sterk tot uiting komend in het grandioze inhalen van landskampioen FC Twente in 2011, is in de Achterhoek ondenkbaar. Tekenend voor de situatie is dat FC-Twente in de Achterhoek tenminste drie supportersverenigingen telt. En verder heet de belangrijkste weg in de Achterhoek niet voor niets ‘Twente-Route’.
De Oudheidkundige Vereniging ‘De Graafschap’, zoals ik de opgeheven club zal blijven noemen, heeft verzuimd te zoeken naar het gemeenschappelijke en naar het lokaal-overstijgende. Ze wilde een historische vereniging onder historische verenigingen zijn, zich daarvan in niets onderscheidend. En wat meer is: het particulier initiatief is niet meer op regionaal historisch niveau vertegenwoordigd. Terwijl overal in het land de tijdgeest de nadruk legt op een kleine overheid, wordt het behoud van het Achterhoekse cultuur-historische erfgoed door de opheffing nog meer neergelegd bij een overheidsorganisatie, namelijk het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, dat bovendien door zijn uitgeverspoot het particulier initiatief ook nog eens oneigenlijk beconcurreert.

Bennie te Vaarwerk

Het Huis Nettelhorst en burgemeester P.R.J.W. van Heeckeren van Eibergen

Op 29 maart 2013 publiceerde het Gelders Archief een nieuwe archiefinventaris of toegang op de archieven van de Huizen Nettelhorst en De Heest in het kerspel Lochem. Het Huis Nettelhorst werd in de late negentiende eeuw grotendeels gesloopt. Een klein gedeelte is vandaag de dag nog te zien als ruïne in de weilanden aan de Nettelhorsterweg onder Lochem. Zo’n adellijk huis op de grenzen van de Heerlijkheid Borculo doet vermoeden dat er ook verbindingen waren met dat gebied. De archiefinventaris stelt daarin niet teleur.
Het Huis Nettelhorst werd eeuwenlang bewoond door een tak van de familie Van Heeckeren, die zich dan ook ter onderscheiding van de andere takken naar dat huis noemde.
De familie Van Heeckeren van Nettelhorst had bezittingen in Geesteren, Beltrum en Neede. Zij was ook eigenaar van de in het schependom Groenlo gelegen ‘Borculose’ havezate Marhulzen. Behalve wat pachtboeken zijn over Marhulzen in deze inventaris echter weinig stukken te vinden. Vermeldenswaard zijn de leenregisters van het Huis, die lopen over de jaren 1548-1794. Tot de lenen behoorden o.a. de goederen Willerinc, Helmerdinck en Grote Horstwijk in Beltrum. Laatstgenoemd goed werd in de zeventiende eeuw adellijk bewoond en werd gedurende enige tijd betiteld als havezate, echter zonder dat de bezitter van het goed het recht had verschreven te worden op de zittingen van de ridderschap van de Graafschap Zutphen.
De archiefinventaris bevat veel stukken die betrekking hebben op het privéleven en het openbare leven van mr. Pieter Reinhard Johan Wilt baron van Heeckeren, burgemeester van Eibergen (1813-1835), die in 1785 op de Nettelhorst was geboren. Hoewel Hendrik Odink in een in 1963 verschenen artikel onder de titel ‘Een oud-burgervader’ (herdrukt in zijn bundel Land en Volk van de Achterhoek, 1971) het leven en de betekenis van deze burgemeester voor Eibergen geschetst heeft, is het in dit herdenkingsjaar (verjaging Fransen in oktober/november en 200 jaar Koninkrijk) nuttig om even stil te staan bij die beginjaren van de gemeente Eibergen, want er zijn nog wel een paar onduidelijkheden die uit de weg geruimd moeten worden. Zo blijkt dat Van Heeckeren in korte tijd de vierde maire van de gemeente Eibergen was. Na de inwerkingtreding van de Franse wetgeving en het bestuurlijke stelsel op 1 april 1811 werd de uit Lochem afkomstige Derk van Eps Reerink de eerste maire van Eibergen. Hij bleef maar kort in functie, want hij was ook vrederechter van het nieuwe kanton Eibergen, dat samengesteld was uit Eibergen, Rekken en Beltrum en bijbehorende buurschappen. Het vredegerecht was de voorloper van het kantongerecht en was dus de laagste rechtbank. In 1811 vielen de buurschappen Beltrum, Zwolle, Avest en Lintvelde onder de gemeente Eibergen. Dat blijkt uit de inschrijvingen van talloze Beltrumse ingezetenen in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Eibergen. Pas in 1812 was Beltrum zo ver dat men zelf die registers kon bijhouden. Die zelfstandigheid zou overigens maar kort duren. In 1819 werd de gemeente Beltrum opgeheven en toegevoegd aan de nieuwe gemeente Eibergen.
Begin november 1811 trad W.J. Roelvink aan als maire. Hij bleef tot 1 januari 1812 toen G. Smits in diezelfde functie aantrad. Smits was een telg uit de aloude stad-Eibergse familie van die naam. In april 1813 trad tenslotte mr. P.R.J.W. van Heeckeren aan als vierde maire van Eibergen. Toen in november de Fransen verjaagd werden, bleef hij zitten. In december noemde hij zichzelf weer ‘burgemeester’. Dat bleef hij tot zijn dood in 1835. Van Heeckeren was in 1811 begonnen als keizerlijk notaris in Eibergen. Hij was tevens griffier van het Vredegerecht. Bijgaande afbeelding van zijn in 1812 gebruikt notaris- en griffiezegel getuigt daarvan.

Nieuwe index oud-rechterlijk archief Borculo

Op de website www.heerlijkheidborculo.nl is een nieuwe index beschikbaar op het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo. Het betreft een deel van inv.nr. 274 en daarom voorzien van het romeinse cijfer I: dossiers van civiele proceduren voor het landgericht en fragmenten daarvan uit het jaar 1684-I.

Specificatie (van het gehele inv.nr. 274, jaar 1684-I):
274.1 Henrick van Trier als momoir van de kinderen van Georg Wilh. Stöver, contra Willem Frederik Verwit, 1684;
274.2 B.J. van Proth en Sibille Huinga contra H. van der Feltz, 1684;
274.3 Tonnis Bollert contra Frederick Teckelenborgh alias Bollert, 1684;
274.4 Gäle Dieperinck, bouwman op Wolberinck contra Henrick Elshoff, 1684.

Nieuwe indexen oud-rechterlijk archief Borculo

Er zijn weer enkele nieuwe indexen op het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo beschikbaar gekomen op www.heerlijkheidborculo.nl. Het betreft indexen op navolgende inventarisnummers:

90. ‘Ordinaris prothocol (“signaat”) van stadsgerichte’. Stadgerichtsignaat, 1684-1686.
91. ‘Ordinaris prothocol (“signaat”) van stadsgerichte’. Stadgerichtsignaat, 1686-1692

273. Dossiers van civiele proceduren voor het landgericht en fragmenten daarvan, 1683-IV. Specificatie:
273.1 Arent Holckenborg contra Henricus Meiling, 1683;
273.2 Elisabeth van den Bongaert, weduwe van ambtman G. Hunteler, contra Bernhardt Hunteler en daarna diens weduwe Sibilla van Basten, 1683;
273.3 Berent Langesall en Jan Berentsen, voor wie later Mathias en Reint Langesall, contra de provisoren der armen te Rekken, 1683;
273.4 Jan Lubberdinck contra Joost Remer, 1683;
273.5 Henrick Meiling contra Fred. Teekelenborg, 1683;
273.6 Joan opten Noorth contra Hendrick Florijn c.s., 1683;
273.7 Sibilla Nesselraeth, weduwe van Bernard van Buiren, contra Warner Avinck, 1683;
273.8 Jan Schulte Rutgering contra Harmen Otto Gansneb gent. Tengnagel, 1683;
273.9 Jan de Vugt (Vucht) contra Marten ter Luucke (Loucke), 1683;
273.10 Derrick Vos contra Gosen Cames, 1683;
273.11 Willem Frederick Verwit contra Harmen Hagens, 1683;
273.12 Willem Weninck contra jhr. Wolter Splinter van Duijth gent. Buth, 1683;
273.13 Weduwe Van Winssen contra jhr. Harmen van der Felst, 1683.

Archieven rooms-katholieke parochies bij opheffing

De terugloop van het kerkbezoek is een proces dat al jaren aan de gang is. De recente schandalen waarmee de rooms-katholieke kerk in Nederland en elders te maken kreeg, hebben de trend alleen maar versterkt. Intussen is door nieuw beleid van de Nederlandse bisschoppen een proces op gang gebracht waardoor parochies moeten fuseren of opschalen naar parochies die soms een hele regio bestrijken. Tegelijkertijd neemt het maatschappelijk belang of de betekenis van de kerken helaas af. In een samenleving waarin iedereen weer verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn eigen lot, kan niet meer zoals voorheen een beroep worden gedaan op kerken, wier tweede natuur het was om naasten in problemen met raad en daad bij te staan. Dat sociale aspect van de kerken is door de sociale wetgeving vanaf de jaren ’50 van de twintigste eeuw snel uitgehold. In deze tijd ondersteunen de meeste kerken de voedselbanken die nodig zijn geworden door crisis en de momenteel aan de gang zijnde geleidelijke afschaffing van de verzorgingsstaat.
In de afgelopen jaren heb ik een onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de St.-Mattheusparochie van Eibergen. Het archief van die parochie was, naar ik meende, ondergebracht bij het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Maar tijdens het onderzoek bleek dat veel archieven nog achtergebleven waren in de parochie zelf en bepaald ook niet de minst belangrijke. Voorbeelden daarvan zijn de afleesboeken van de achtereenvolgende pastoors vanaf de jaren ’20. Deze lezen als een parochiekroniek. Ook het parochieblad is vanaf 1965 nagenoeg geheel bewaard gebleven. Verder fragmenten van het archief van het Armbestuur, het St.-Antoniusgesticht en de St.-Jozefschool. De lokale kerk was tot eind jaren ’60 belangrijk voor de geestelijke, sociale en zelfs culturele vorming van de parochianen. Toen zette de ontzuiling in, ook in Eibergen. Dat hele proces is waar te nemen uit het nog in de kerk zelf aanwezige archief. Voor de geschiedenis van de meestal rijk aan religieuze gebruiksvoorwerpen, liturgische kleding en de bouw, inrichting en restauraties van het kerkgebouw waren de nagenoeg volledig (vanaf de bouw in 1935) bewaard gebleven kerkenrekeningen en – vooral – de bijlagen, zoals nota’s van de aanschaf van liturgische voorwerpen en soms ook beschrijvingen daarvan van grote betekenis. Ook deze bevonden zich nog in het parochiearchief. Juist in een parochie als de Eibergse, waarin de series notulen van het kerkbestuur tot eind jaren ’50 nagenoeg ontbreken, moest aanvullende informatie gehaald worden uit andere archieven van de parochie.
De opschaling naar een grotere parochie en vooral de onvermijdelijke sluiting van kerkgebouwen betekent een groot risico voor de kerkarchieven uit een tijd dat de kerken er nog wel toe deden. Het toepassen van bij overheidsarchieven toegepaste selectiecriteria voor het vernietigen van archieven van katholieke parochies is al helemaal uit den boze, want dat zou betekenen dat bijvoorbeeld de zo belangrijke rekeningbijlagen en documentatie zoals het kerkblad verloren gaan. Het ware wenselijk dat zowel door de kerkbesturen en door de archiefdiensten tijdig voor de sluiting van de kerkgebouwen overleg gevoerd wordt over de overname en het beheer van de archieven van de voormalige parochies. Bemoeienis van archiefdiensten is wenselijk, omdat daar ook kennis en kunde zit over de omgang met de in de kerkelijke archieven aanwezige privacygevoelige informatie. Het is dus beter dat deze archieven of fragmenten daarvan niet belanden in lokale oudheidkamers.

Bennie te Vaarwerk