Categoriearchief: Achterhoek

Biografie van een weide: bij de ingebruikname van de nieuwe N18 bij Eibergen

De belijning op de nieuwe N18 is gevorderd tot de Bosweide achter de erven Biezebeek (rechts) en Nieuw Biezebeek. Op de achtergrond de ‘Spiral Hill’ bij de Berkel. De foto is genomen vanaf het viduct ‘Leugemors’ in de Needseweg en laat het tracedeel van de N18 zien tussen die weg en de Berkel. Waar de belijning ophoudt, begint de Bosweide. Verder naar boven (het zuiden), bij de houtopstand: de hoge bouwkamp de Heugte. Het daarachter liggende Berkeldal is niet meer te zien. omdat de N18 er hoog door heen gelegd is.

Als er een leven is vóór en na de N18, begint dat op 2 mei 2018, wanneer deze nieuwe autoweg van Enschede naar Groenlo in gebruik genomen wordt. De tweede of nieuwe Twenteroute, zoals de weg door Rijkswaterstaat wordt genoemd, vervangt de oude, die in 1857 werd aangelegd tussen Lichtenvoorde en Enschede.  Maar 20 jaar eerder was in Eibergen al een begin gemaakt met de eerste noord-zuidverbinding tussen Achterhoek en Twente door de bouw van de Nieuwe Brug over de Berkel. Het is natuurlijk toeval, maar juist ook in 2018 is de in 1834 door J.P.B. Bouquié in Eibergen op de noordelijke Berkeloever gebouwde textielfabriek na een lange, maar zeer geslaagde restauratie in gebruik genomen als hotel. Een visitekaartje voor Eibergen, waar dit jaar bovendien herdacht wordt, dat de Eibergse predikant-dichter Willem Sluiter in 350 jaar geleden, in 1668, er zijn wellicht bekendste dichtregels, hier geciteerd naar de authentieke gedrukte versie van 1668, het levenslicht liet zien:

Willem Sluiters bekende ‘achter-hoek’ regels, voor het eerst gepubliceerd in 1668.

 

Cynici zouden kunnen zeggen, dat Eibergen door de ligging achter de nieuwe N18 opnieuw in een achterhoek terecht gekomen is. Dat is zeker het geval als je een benadering hebt dat ‘het’ allemaal gebeurt in de Randstad. Sluiter verzette zich in zijn werk ook al tegen die benadering, al kende hij het woord ‘Randstad’ natuurlijk niet. In die zin biedt de nieuwe N18 Eibergen ook nieuwe kansen. Hotel De Kastanjefabriek is daarvan een eerste vrucht. Het zou natuurlijk een prachtig vervolg zijn als er nog dit jaar in Eibergen op de kop van de Kluiversgang een monument voor dé achterhoek-dichter Willem Sluiter tot stand zou komen.

Hotel De Kastanjefabriek in volle glorie na restauratie in maart 2018. Nieuw visitekaartje voor Eibergen aan de oude en na 2 mei rustige N18.

In de afgelopen jaren, zo ongeveer vanaf 2013, heb ik het tracé van de nieuwe N18 in de (voormalige) gemeenten Eibergen en Groenlo gefotografeerd. Ik wilde vastleggen wat was, wat wordt en wat geworden is. Documenteren, niet om geschiedenis te maken, maar om verandering vast te leggen met kennis van de geografie en de geschiedenis van het gebied steeds in het achterhoofd. Met de middelen van deze tijd heeft dat geresulteerd in vele duizenden foto’s, waarvan ik met enige regelmaat, en voor sommigen misschien tot vervelens toe, vooral via Twitter heb gepubliceerd. De bouw van de nieuwe weg noodzaakte mij zelfs tot de aanschaf van een autocamera, zodat ik alle oude, nu door de N18 ruw onderbroken, wegen onder Eibergen op video heb. Als het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers er belangstelling voor heeft, dan kunnen deze bestanden t.z.t. daarnaartoe gebracht worden. De aanschaf van een drone heb ik wel overwogen, maar ben er niet aan begonnen. Gelukkig hebben anderen dat gedaan, zodat in ieder geval ook de bouw vanuit de lucht vastgelegd is.

Vooraankondiging van grote gebeurtenissen: een gasleiding, die door de Bosweide loopt, moet verdiept aangelegd worden, voordat de N18 uitgegraven kan worden. Op de achtergrond rechts het erve Nieuw Biezebeek en links Biezebeek. De nieuwe kapschuur zou later nog gesloopt worden. Foto van 15 juni 2015.

Natuurlijk heeft dit alles ook een persoonlijke component. Ik ben geïnteresseerd geraakt door alles wat rond deze weg gebeurde, omdat hij al in mijn jeugd een belangrijke rol had in de ontwikkeling van de boerderij van mijn ouders.

Toen zij midden in de jaren ’70 besloten de melkveehouderij aan de kant te doen en over te gaan op het houden van mestvarkens, had dat te maken met de opkomst van het tankmelken, maar vooral ook met de mogelijke komst van Rijksweg 15. Zij zouden, in het slechtste geval drie grondpercelen kwijtraken aan die autosnelweg, wat de basis onder de melkveehouderij zou wegslaan. In 1973 en 1977 werden twee grote varkensstallen gebouwd, die in 2003 gesloopt werden.

Boerderij- en veldnamen rondom het erve Biezebeek
Detail van een kaart met vele van de in dit blog genoemde boerderij- en veldnamen in het ten noorden van de Berkel gelegen deel van de buurschap Olden Eibergen (E.H. Wesselink e.a., Boerderij- en veldnamen in Eibergen, Doetinchem 2004, kaart 04, blz. 142).

Dat ouderlijk erf, Nieuw Biezebeek, gelegen in het ten noorden van de Berkel gelegen deel van de buurschap Olden Eibergen, was in 1933 gebouwd door mijn grootouders op gronden die grootvader uit de Biezebeek, zijn ouderlijk erf, na het overlijden van zijn oudste broer in 1932, had gekocht. Vier percelen werden gedeeld: de Goorden, gelegen ten oosten van de oude weg naar Neede, waarop Nieuw Biezebeek verrees, de Bosweide, die ten oosten daarvan lag, de bouwkamp de Heugte, aan de huidige Leugemorsweg en de weide de Hardemaat (‘Hattemoat’) een eind ten westen van de boerderij gelegen. Rijksweg 15 zou door de Bosweide en over de Heugte aangelegd worden.

Het Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Eibergen, ca. 1975. Detail van het gebied tussen Berkel en gemeente Neede in Olden Eibergen. De zone waarbinnen Rijksweg 15 aangelegd zou worden is gemarkeerd met de romeinse I. De autoweg zou volgens de toenmalige plannen ten oosten van de Stokkersbrug aangelegd worden. (ECAL, Gemeentearchief Eibergen).
Het ontwerp voor Rijksweg 15, ingepast in het Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Eibergen, 1990. Men ging toen nog uit van een autosnelweg ten westen langs Groenlo, door Voor-Beltrum, Avest en west-Hupsel naar Haaksbergen (ECAL, Gemeentearchief Eibergen)

Dat is ook in de definitieve versie, maar nu onder de naam N18, ook gebeurd. Het nieuwe stuk van de Leugemorsweg loopt overigens ook diagonaal door ‘ons’ gedeelte van de bouwkamp de Heugte. Deze bouwkamp was een van de meest archeologisch interessante terreinen op het 27 kilometer lange N18-tracé. IJzertijdsporen en sporen uit de Karolingische tijd en later zijn er gevonden.

Detail van een luchtfoto uit ca. 1990 van een deel van Olden Eibergen tussen Berkel en Needseweg.

 

 

 

Detail van een luchtfoto van Olden Eibergen rondom de (latere) Stokkersweg, gemaakt in 1934. De Berkelwerken (tweede Berkelverbetering) zijn in volle gang; oude lopen worden gedempt en zijn nog zichtbaar in het landschap. Ter oriëntatie zijn enkel veld- en boerderijnamen opgenomen. Bouw- en weilanden zijn nog goed te onderscheiden.

Maar ik wil het nu juist hebben over de Bosweide, archeologisch misschien minder interessant, maar historisch meer, omdat je de ontwikkeling van de landbouw daarin zo goed kunt terugvinden.
Geomorfologisch  is de Bosweide geclassificeerd als beekoverstromingsvlakte, een vlak terrein waarop overstromende beken hun slib afzetten. De Berkel was nabij en de erfnaam Biezebeek duidt ook al op de aanwezigheid van stromend water. De weidegrond bestond soms uit delen zware leem afgewisseld met grof zand, hetgeen benutting voor andere doelen dan weide lange tijd onmogelijk maakte. Pas in de laatste decennia van de vorige eeuw werd er ook mais verbouwd, maar niet altijd met evenveel succes.

Detail van de geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50000, Blad 34-35 Enschede-Glanerbrug, van het terrein tussen Neede en Eibergen, rond het erve Biezebeek. Ter oriëntatie zijn weer enkele veld- en boerderijnamen ingevoegd, kaart dan wel uitvergroten. Ook op deze kaart is een tracé van Rijksweg 15 te vinden (Stichting voor Bodemkartering, Wageningen 1979).

De naam Bosweide was een vrij nieuwe naam. In 1820 werd het perceel nog de Morsch genoemd, en ook die naam wijst op een nat gebied. In dat jaar verkocht het Domein van Borculo het erve Biezebeek aan de Zutphense koopman Hendrik Nieuwenhuis. Over de Morsch werd toen gezegd dat die voor verbetering vatbaar was, ‘bij aldien zelve werde gecultiveerd’.

Kadastraal minuutplan van 1828, Sectie F (Olden Eibergen), Blad 2. Dit is het oostelijke deel van het ten noorden van de Berkel gelegen deel van de buurschap Olden Eibergen. Het noorden is rechts op dit plan.

In de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel, behorende bij het kadastrale minuutplan van 1832 (Sectie F, 2de Blad, nr. 382), wordt in de kolom ‘soort der eigendommen’ hakhout vermeld, dus de (latere) naam Bosweide is dan niet zo vreemd meer. Het perceel was toen ruim 4 hectare. Dat cultiveren zou geleidelijk aan gebeuren, zoals de topografische kaarten mooi laten zien. Ergens tussen 1890 en 1930 was het gehele terrein omgezet in weideland. Als in 1934 een luchtfoto (zie boven) wordt gemaakt, is de Bosweide goed herkenbaar. In en aan de randen van de weide staan al de eikenbomen die ik uit mijn jeugd ook nog heb gekend. In 1934 en later werd in Eibergen volop gewerkt aan de tweede Berkelverbetering (de eerste dateert uit de jaren ’90 van de 19de eeuw). Aan de noordzijde kreeg de Berkel een dijk of, zoals wij altijd zeiden ‘den bekkenwal’. Ook oude Berkeltakken, al of niet gedempt zijn nog terug te vinden op de foto (en op de kaarten). Bovendien was het Berkeldal niet zo kaal zoals het vooral na de derde Berkelverbetering in de tweede helft van de jaren ’60 van de vorige eeuw zou worden. De kleinschaligheid van het landschap en vooral de langgerekte percelen door een variëteit aan gewassen op de essen en bouwkampen valt op.

Detail van een topografische kaart van Olden Eibergen ná 1890, na de Eerste Berkelverbetering. De Bosweide in rechthoekig gebied) is voor een groot deel nog bos, maar de ontwikkeling naar weide was wel in volle gang.

 

 

Detail van een topografische kaart van een deel van Olden Eibergen, ca. 1930-1935, waarop binnen het rechthoekige gebied te zien is, dat de Bosweide nu geheel ontwikkeld is tot weide. De Bosweide van Olminkhof is dan nog grotendeels bos.

Vóórdat de nieuwe N18 zijn alles veranderende werk deed, waren de overgebleven boeren ook al bezig verder op te schalen: percelen werden aan elkaar geschoven, steilranden afgeschoven, grasland maakte plaats voor grasfalt en gesubsidieerde mais-monocultuur. De nieuwste verandering in het dal van de Berkel hier werd onlangs aangekondigd: de komst van een zonnepanelenpark aan de Hoondermaatsweg.
Toen de Bosweide eenmaal zijn weidebestemming had gekregen, kon die ook voor andere doeleinden gebruikt worden. Mijn vader, fanatiek voetballiefhebber vanaf zijn jeugd, kreeg het voor elkaar dat in de Bosweide gevoetbald mocht worden. De rooms-katholieke voetbalvereniging S.V. DES (Door Eendracht Sterk) heeft vanaf 1943 een tijdje gebruik gemaakt van die weide. Voor de uitbreiding en verandering van zijn bedrijf werd een deel van de grond gebruikt voor de bouw van twee varkensstallen.
Maar geen ingreep is zo groot geweest als die van de bouw van de nieuwe N18. De autoweg loopt hoog diagonaal door de Bosweide, waardoor de beleving van met name de steilranden van de Scholtenes en (deels) van de Heugte minder krachtig wordt, naar mijn idee. Eigenlijk is het wenselijk dat door de alsmaar voortwoekerende schaalvergroting en de landbouw met de daaraan gekoppelde wens tot grote, efficiënt te bewerken en te beheren percelen, de resterende steilranden een beschermde status krijgen.  En hiermee ook samenhangend: de bescherming van houtwallen en hoog opgaand hout, want ook daarmee is het in de laatste jaren nog hard achteruitgegaan.


De nieuwe weg ligt er nu. Het is te hopen dat hij aan zijn doel zal beantwoorden. Ik heb de wording willen documenteren, wat niet wil zeggen dat ik over die weg geen mening heb. Ik zie dat de weg soms mooi door het landschap is gelegd, maar op andere plekken vernietigend is geweest, bijvoorbeeld in het dal van de Hupselse Beek, waar het weglichaam van de toekomstige verbinding Borculo-Duitsland een brute verbreking vormt. In het Eibergse Berkeldal is het hooggelegen weglichaam eveneens een brute onderbreking. De ‘spiral hill’ of ‘eiberg’ past er niet. Het is een omkering van het landschap.
Sommige parallelwegen en fietspaden zijn mooi aangelegd, bijvoorbeeld het fietspad tussen Lintveldseweg en de Hupselse Markenweg door het Oldeneibergse Veld. Deze weg heeft nog geen naam. Ik stel voor deze de Oldeneibergse Veldweg te gaan noemen. Wat de naamgeving betreft heb ik enige bemoeienis gehad met de nieuwe of te hernoemen wegen in de gemeente Eibergen. Bij de viaducten heb ik vraagtekens bij dat over de Borculoseweg, dat beter de Oldeneibergse Es genoemd had kunnen worden, want de N18 ligt op die plek in die es. Viaduct het Vinkennest in de Lintveldseweg is (vind ik) een armoedekeus geweest. Hier was de naam Oldeneibergse Veld juister geweest. Zelfs bij heemkundekringen mag je niet altijd voldoende lokaalhistorische kennis verwachten. Vraagtekens heb ik ook de benaming Stokkert (Stokkert[s]brug?] voor de nieuwste N18-Berkelbrug. Ook hier was met een naam als de Markenbrink beter recht gedaan aan de lokale historie. De Markenbrink was een perceel weideland van de mark van Olden Eibergen. Het bleef bij de markenverdeling in de 19e eeuw onverdeeld, omdat van de pachtopbrengsten ervan, de mark de Stokkersbrug, wegen en in de 18de eeuw ook de kerkhofmuur van onderhielden.
Wat ik niet begrijp, is dat op sommige eeuwenoude bouwlanden nieuwe beplanting is aangebracht. Dat getuigt van weinig kennis van het historische landschap. In het geval van het bouwland de Heugte, wordt weggebruikers daardoor op termijn een mooi zicht op het dorp Eibergen ontnomen. Ook op de Oldeneibergse Es is dat op vrij grote schaal gebeurd.

De voormalige Leugemorsweg omgeploegd tot bouwland, met zicht op Eibergen, maar op termijn niet meer voor het verkeer op de N18 die hier oversteekt. Foto genomen op 8 oktober 2017.

Hiermee samenhangend vraag ik mij verder af, waarom op zoveel hooggelegen bouwlanden sloten zijn aangelegd, sloten die nooit functioneel zullen worden en alleen maar veel onderhoud zullen vergen.

Overbodige sloot in hoge en oude bouwkamp langs het nieuwe deel van de Leugemorsweg, mei 2017.

Met betrekking tot de onderbroken oude wegen hoop ik dat die oude wegen zoveel mogelijk herkenbaar zullen blijven. Soms is dat op een mooie wijze gedaan, zoals het stukje van de voormalige Hupselseweg/Kiefteweg tussen Stokkersweg en nieuwe N18.
Een niet te begrijpen keuze is gemaakt ten aanzien van het nieuwe deel van de Leugemorsweg tussen de oude Leugemorsweg en de aansluiting bij de voormalige Stokkersweg bij de Berkel. De bouwkamp, maar ook de oeroude relatie van dit bouwland met het nu aan de overzijde van de nieuwe N18 gelegen erve Biezebeek, was beter in stand en beleefbaar gebleven als de bestaande weg met een haakse bocht aan een nieuwe N18-parallel naar de Stokkersbrug was aangelegd. Zoals bekend staan vele oude boerderijen met hun grote inrijdeuren, de ‘nendeure’ naar de bouwkampen toe gekeerd. Beplanting en verlegging van de Leugemorsweg, maken die beleving van historie nu moeilijk.

Zicht op de grote inrijdeuren (1848) van het erve Biezebeek. De Leugemorsweg (links) dateert van ca. 1970 en is nu de toegangsweg tot dat erf. De oorspronkelijke Leugemorsweg liep langs de schuur en kwam uit op de brink. De N18 gaat dwars op de kuilvoerplaat op de voorgrond, foto van 27 april 2016.
N18-tracé vanaf viaduct Leugemors in de Needseweg richting Biezebeek door de Bosweide, 20 april 2018.

Maar, zoals met alles, ooit komt er een generatie die niet anders meer weet. ‘De tied mot zien wark doon’, roep ik vaak. Voor mij was het documenteren een mooie manier om enerzijds meer kennis te krijgen van de geografie en de geologie van het landschap van mijn jeugd. Anderzijds hielp dat documenteren bij de ‘verwerking’ van de ingrijpende veranderingen in dat landschap.

Eibergen, Oude Koninginnedag 2018,
Bennie te Vaarwerk

Nieuwer Achterhoeks Boerenleven

Oud-Achterhoeksch Boerenleven
Mijn exemplaar van Oud-Achterhoeksch Boerenleven (derde druk 1946)

Zo aan het eind van het jaar haal ik H.W. Heuvels Oud-Achterhoeksch Boerenleven maar weer eens van de plank. Mijn exemplaar is een geschenk van een dankbare Arnhemse evacuee aan mijn vader in 1947. Het is de derde druk, die in 1946 verscheen  en dus op slecht papier gedrukt is. Nu is Heuvel al meer dan 90 jaar dood, maar zijn gedachtengoed, en zeker genoemd werk, leeft nog in de Achterhoek.

In het voetspoor van Heuvel
Uitgave van de Studiekring Hendrik Willem Heuvel (2017)

Zo is er een studiekring die in 2017 nog een bundel met artikelen over zijn leven en werk uitgaf. Heuvels schets (nou ja) van het boerenleven is gebaseerd op zijn jeugdherinneringen uit de laatste decennia van de 19de eeuw.

Daarmee lijken we te vergeten dat er ook nog een twintigste eeuw is geweest, die diep ingegrepen heeft in het (Achterhoekse)  boerenleven. Het door Heuvel geschetste harmonieuze samenleven van generaties onder één dak, werd in 1959 hard onderuitgehaald door G.A. Kooy in zijn sociologische studie De oude samenwoning op het nieuwe platteland. Een studie over de familiehuishouding in de agrarische Achterhoek.

Titelblad studie G.A. Kooy, 1959
Titelblad van de studie van G.A. Kooy uit 1959.

Maar in tegenstelling tot het boek van Heuvel, heeft Kooy’s boek de weg naar de massa niet gevonden. Toch is het door Kooy geschetste nieuwe(re) Achterhoeks boerenleven veel herkenbaarder, dan het romantische en historiserende boerenleven van Heuvel. Ook nu nog. Zonder het belachelijk te willen maken, zouden passages daaruit een inspiratiebron geweest kunnen zijn voor Dieka en Moo van de Wierdense Revue (weliswaar Twente, maar soms zijn de verschillen niet zo groot).

Boerenwerk. 100 jaar GMvL afdeling Eibergen (1995)
Boerenwerk. Honderd jaar Afdeling Eibergen van de Geldersche Maatschappij van Landbouw, 1895-1995. Dit boek verscheen bij gelegenheid van het eeuwfeest, dat nagenoeg ook het einde betekende van deze afdeling die verder ging met andere lokale ‘standsorganisaties’

Toch hebben die oude en nieuwere Achterhoekse boeren niet alleen generatieconflicten ‘achter de pöste’ uitgevochten, maar hebben wel degelijk de signalen van de nieuwe tijd opgepakt. Na de markenverdelingen in de negentiende eeuw kregen tal van jongere boerenzonen (en soms ook -dochters) een kans om zelf een boerderij te beginnen. Boeren verenigden zich vanaf het einde van de negentiende eeuw  lokaal in coöperatieve aan- en verkoopverenigingen. In Gelderland was daarbij  aanvankelijk een grote rol weggelegd voor een organisatie als de Geldersche Maatschappij van Landbouw. Coöperatieve zuivelfabrieken en aan- en verkoopverenigingen werden alom opgericht en vanaf de Eerste Wereldoorlog vielen vooral de aan- en verkoopverenigingen ten prooi aan de verzuiling. De boerinnen verenigden zich, zij  het in de regel  later, in boerinnenbonden, die eveneens volgens zuilen georganiseerd waren. In de Tweede Wereldoorlog verbood de Duitse bezetter de standsorganisaties. De aan- en verkoopverenigingen mochten blijven bestaan: zij dienden immers een economisch doel.
In de laatste drie decennia van die eeuw vond opschaling plaats, parallel aan het langlopende proces dat op de boerenbedrijven zelf plaats had. Door ontzuiling werden de overgebleven boeren nu verenigd in gemeentelijke afdelingen van LTO-Nederland.

Het is hier natuurlijk niet de plaats om in te gaan op specifieke ontwikkelingen, maar ik zie in die lokale coöperaties en standsorganisaties een typisch twintigste eeuws fenomeen, waarvoor tot nu toe te weinig systematisch aandacht is geweest. Zo ook in de Achterhoek, waar het Lochemse bedrijf For Farmers voortgekomen is uit een fusiegolf van aan- en verkoopcoöperaties in Oost-Nederland. Waar zijn al die lokale archieven gebleven? De archieven van de vroegere Achterhoekse zuivelcoöperatie Coberco, eveneens uit fusies van lokale coöperaties voortgekomen en inmiddels alweer verder opgeschaald, berusten in het Regionaal Archief Zutphen, maar ik vermoed dat maar weinig mensen dat weten. De coöperatie was stevig geworteld in de Achterhoek, ook wetenschappelijk en politiek. De Achterhoek, beter gezegd Borculo, heeft  de eerste bijzonder hoogleraar Coöperatieleer voortgebracht, G. J. ter Woorst (1984), die eerder voor de Katholieke Volkspartij deel uitmaakte van het toen zo genoemde ‘groene front’.

De tijd staat niet stil. De opschaling gaat door, de ontbinding van de ‘agrarische Achterhoek’ ook. Dat heeft gevolgen voor de (lokale)geschiedschrijving die zich steeds meer richt op recente, dus door lezers nog (mee)beleefde geschiedenis, die bovendien kort en beeldend moet zijn. Maar wij bouwen verder op de fundamenten die onze ouders en grootouders hebben gelegd, de nieuwere Achterhoekers. Het is ook een taak van de lokale geschiedschrijving die onzichtbare fundamenten zichtbaar te maken en een taak voor archiefdiensten om archieven van die organisaties te verwerven, omdat ze een uniek beeld vormen van de landbouwgeschiedenis van de vorige eeuw.

In de wetenschap dat wij nog enkele uren verwijderd zijn van het Achterhoekjaar 2018, wens ik u allen het beste voor het nieuwe jaar.

Bennie te Vaarwerk

Kerkelijk Borculo bij de aanvang van de tweede Münsterse bezetting in 1672

Arend Heideman geeft op maandag 24 april 2017 uitleg bij de gedenksteen in de muur van de Protestantse kerk van Eibergen, in 1953 geplaatst ter gelegenheid van de 300ste verjaardag van de intrede van Willem Sluiter.

Afgelopen maandag, 24 april, vond een bijzonder geslaagde bijeenkomst over de Eibergse predikant-dichter Willem Sluiter (1627-1673) plaats in Museum De Scheper. Inspirator daarvan is oud-journalist en Sluiterkenner Arend Heideman uit Gelselaar. Deze bijeenkomst en een al eerder door mij genomen initiatief om te komen tot een meer zichtbare plek voor Willem Sluiter in het centrum van Eibergen, was aanleiding om nog eens te kijken wat er aan artikelen klaarligt over de periode waarin Willem Sluiter werkzaam was in Eibergen. In 2018 willen we in Eibergen herdenken dat Willem Sluiter 350 jaar geleden, nl. in 1668, zijn bekend(st) geworden dichtregel publiceerde:

‘Waer yemand duysend vreugden soek,
Mijn vreugd is in dees achter-hoek’

Ik heb al eerder geschreven over de achterhoek die Achterhoek werd. Daar zal in het komende jaar nog veel meer aandacht voor komen.

In april 2015 heb ik aan de ’taskforce’ centrumplan Eibergen een plan gepresenteerd om Willem Sluiter nadrukkelijk zichtbaar te maken in Eibergen. Het nieuwe pleintje aan de Kluiversgang, tegenover villa Smits en in de nabijheid van de kerk waar Sluiter preekte, bood een prachtige gelegenheid daartoe. Sluiter moet er met grote regelmaat langs gekomen zijn, op weg van zijn huis aan de toenmalige Nieuwstraat (nu Hagemanstraat) naar de kerk. Het pleintje ligt op een mooie plek voor binnenkomende toeristen en voor hen die een wandeling willen maken vanuit het dorp naar villa Smits/Openluchttheater/Maat en de Berkel. De foto is een compilatie van de voorstellen met Sluiters dichtregels over de ‘achter-hoek’, Eibergen en de Berkel. Een kunstenaar zal er een geschikte vorm aan geven. Namen voor het nieuwe pleintje werden ook al gesuggereerd: Willem Sluiterplein (niet haalbaar, want er is al een Willem Sluiterstraat), Achterhoekplein en het achterhoekje (met kleine letter). (Foto en compilatie: Bennie te Vaarwerk).

Sluiter werd tot tweemaal toe uit Eibergen verdreven: in 1665-1666 en in 1672. In 1666 keerde hij terug, trof er verwoestingen aan in de kerk (preekstoel en orgel), maar zijn huis was gespaard. In 1672 vluchtte hij naar Zwolle, waar hij in 1673 overleed en in de Grote of Michielskerk aldaar werd begraven.
Het was de vorstbisschop van Münster die de predikant-dichter uit Eibergen deed vluchten. Christoph Bernhard von Galen was in 1650 vorstbisschop van Münster geworden. Van meet af aan liet hij duidelijk weten dat hij de heerlijkheid Borculo weer onder Münsters gezag wilde brengen. De impulsieve kerkvorst zag in 1665 zijn kans schoon, maar had zijn medestanders verkeerd ingeschat, zodat het ‘landoorlogje’,  zoals de Nijmeegse hoogleraar Poelhekke deze bezetting enigszins geringschattend noemde, in april 1666 eindigde met de Vrede van Kleef en Von Galen af moest zien van al zijn oude aanspraken. In 1672 was hij bondgenoot van Keulen, Frankrijk en Engeland. Hij vestigde zich een tijdje op kasteel Borculo, waar enkele pastoorsbenoemingen werden gedaan. Hij liet bovendien een visitatie doen van de kerken in de heerlijkheid Borculo. Dat verslag is de basis voor een artikel over kerkelijk Borculo bij de aanvang van de tweede Münsterse bezetting in 1672, dat in een pdf-bestand geplaatst is op de pagina Kerkgeschiedenis.

Willem Sluiter, Eibergen en de Berkel

Nu de aanpassingen rondom het gemeentehuis en  de bouw van de nieuwe Berkelvonders hun voltooiing naderen, is het tijd om eens na te denken over enkele details.

Beeld Carnaval der Burgers, bij het Gemeentehuis van Eibergen, 2013
Beeld Carnaval der Burgers, bij het Gemeentehuis van Eibergen, 2013

Bij het gemeentehuis staat al het beeld ‘Carnaval der Burgers’,  een verwijzing naar een titel van een geschrift van Menno ter Braak, de in Eibergen immer onbegrepen intellectueel.

Detail van een portret van Willem Sluiter, 1627 (1653)-1673.
Detail van een portret van Willem Sluiter, 1627 (1653)-1673.

 

 

 

 

 

 

Van een andere Eibergse grootheid vinden we in Eibergen nog maar weinig in het straatbeeld terug. Ik doel op Willem Sluiter, de Eibergse predikant-dichter uit het derde kwart van de zeventiende eeuw. Weliswaar herinnert aan hem een uit 1953 daterende gedenksteen in de westmuur van de Protestantse kerk in Eibergen, geplaatst ter gelegenheid van de 300ste verjaardag van Sluiters beroeping naar Eibergen. Maar aan zijn omvangrijke werk herinnert niets in de openbare ruimte. De vele geschriften, die eeuwenlang herdrukt werden, kan men (van een afstandje) bekijken in een boekenkast in het Museum de Scheper, maar er wordt verder niets mee gedaan. Daarom stel ik voor om op de nieuwe blinde ramen in het gesloopte deel van de Kluiversgang enkele dichtregels te schilderen met in het middelste raam een plaquette of buste van de  Eibergse predikant-dichter. De dichtregels zijn zowel een lofzang op Eibergen als op de Berkel. Sluiter kijkt dan langs het oude gemeentehuis naar de Maat in het oude Berkeldal. Over twee jaar, 2018, is het 350 jaar geleden dat Willem Sluiter zijn Eenzaam Huis- en Winterleven het licht deed zien. Daarin de dichtregel:

Dichtregel Achterhoek Willem Sluiter
De beroemde dichtregel van Willem Sluiter, zoals afgedrukt in zijn verzameld werk uit 1838.

Waarschijnlijk is deze dichtregel wel het begin van de geografische Achterhoek, die in de negentiende eeuw de oude (bestuurlijk getinte) aanduiding ‘Graafschap [Zutphen]’ verdrong. Maar mij lijkt het zeker dat Sluiter zich hiervan niet bewust was. Zijn ‘achter-hoek’ was een eenzaam hoekje bij de haard, waar hij kon studeren en zijn gedichten en brieven kon schrijven. Uit zijn werk blijkt dat hij zich met zijn eenvoudige, eenzame, leven in het al eveneens eenvoudige stadje Eibergen afzette tegen decadente steden als ’s Gravenhage, Utrecht en Amsterdam. Zie ook mijn eerdere blog over de Achterhoek.

Blinde ramen in het gesloopte deel van de Kluiversgang, een prima plek voor Sluiter en enkele dichtregels.
Blinde ramen in het gesloopte deel van de Kluiversgang, een prima plek voor Sluiter en enkele dichtregels.

Er zijn ook wel andere dichtregels te vinden die prima zouden passen op die plek, bijvoorbeeld uit de Vreugd- en Liefdesangen:

‘Zoud ik Eybergs nadeel zoeken?
Neen veel liever en veel eer
Wil ik Eybergs roem en eer
Met mijn dichten, met mijn boeken
soo verbreiden overal,
datter elk van weten zal.
Daer men noyt van Eyberg droomde
Noch eens wist: of hier of daer
Eyberg in de wereld waer
En of daer de Berkel stroomde,
Word nu alles voor en naer
Door mijn boekjes openbaer
Soo blijft noch na honderd jaren,
Alsoo wel als nu ter tijd,
Eybergs name wijd en zijd,
Als wij lang zijn heen gevaren,
Daer men haest vergeten is,
Heuglijk in gedachtenis’

Over de Berkel (uit: Buyten-Leven):

‘Ik kies de beemden en ’t geboomt,
Daer ’t versche water lieflijk stroomt.
Daer zit ik neer om wat te rusten,
Of ga al wand’lend mij verlusten.’

Blad uit Sluiters Buitenleven, 1717. De voorstelling is niet realistisch, maar geeft wel een beeld van de eenzaamheid waar Sluiter zo vaak over schreef.
Blad uit Sluiters Buitenleven, 1717. De voorstelling is niet realistisch, maar geeft wel een beeld van de eenzaamheid waar Sluiter zo vaak over schreef.

Uit een antwoordgedicht van Willem Sluiter op een gedicht van de Zwolse predikant Vollenhove (1661):

De lust mijns levens op het land,
Omtrent des Berkels groene kant,
Daer met haer vloed haer dichten vloeijen
Daer ik in eensaemheyd mijn tijt
Met vrucht en vreugd soo vlijtig slijt’,
begint door uw gedicht te groeijen’

Bennie te Vaarwerk

 

Een onbekend(?) gedicht van ‘Achterhoek’-dominee-dichter Willem Sluiter uit 1670

Handtekening van Willem Sluiter onder het gedicht van 14 juni 1670 aan dominee N. Versteeg. (Gelders Archief, Huis Enghuizen, 0389, 281)
Handtekening van Willem Sluiter onder het gedicht van 14 juni 1670 aan dominee N. Versteeg. (Gelders Archief, Huis Enghuizen, 0389, 281)

In het archief van het Huis Enghuizen bij Hummelo bevindt zich in een archief betreffende de familie Verstege een gedicht van de Eibergse dominee-dichter Willem Sluiter (1627-1673) van 14 juni 1670. Het gedicht is wellicht beter te omschrijven als een beantwoording op rijm van het bezoek dat dominee N. Versteeg van Drempt en Keppel in gezelschap van enige anderen, op 13 juni 1670 aan Sluiter had gebracht.  Zonder wijn werd het toch nog gezellig in Eibergen en werd er gezongen en muziek gemaakt, ’hier achter in ons eensaam hoekje’, nabij de ‘Berckelstroom’. Dat ‘eensaam hoekje’ is een synoniem voor zijn elders gebruikte ‘achter-hoek’. Een ‘werelds’ gedicht, maar met een moraal. Zie deze pagina, onder bronnen, voor de afbeeldingen en een transcriptie van het document.