Vorige week heb ik op verzoek van de beheerders van de rooms-katholieke begraafplaats aan de Borculoseweg in Eibergen een begin gemaakt met de inventarisatie van cultuur-historisch waardevolle graven en grafmonumenten.
De begraafplaats of ‘karkhof’, zoals de Eibergenaren het terrein gelukkig nog steeds noemen, is nog volop in gebruik en lijkt zelfs populairder te zijn dan het nieuwe r.-k. deel op de Algemene Begraafplaats aan de Haaksbergseweg in Eibergen. Dat zal zeker gelden voor de autochtonen onder ons – de echte Eibargsen – onder wie ondergetekende, die er zelf eens hoopt op te gaan in eeuwigheid in het graf van zijn grootvader. De zesde generatie gerekend vanaf de ingebruikname van het kerkhof in 1829, die daar rust in de schaduw van de ca. 1877 geplante en nu monumentale treurbeuken bij de ingang. De populariteit van het kerkhof is tegelijk een bedreiging van graven en grafmonumenten die niet meer onderhouden worden. De geschiedenis van de Oude Algemene Begraafplaats en het katholieke kerkhof in het bijzonder heb ik beschreven in mijn vorig jaar verschenen boek over de St.-Mattheusparochie van Eibergen. In dat kader heb ik toen ook al een rondgang gemaakt over het kerkhof. Bij de huidige rondgang zag ik dat er alweer enkele monumentale graftekens waren verdwenen, o.a. het gietijzeren kruis op het (inmiddels hergebruikte) graf van J.H. Schurink op Eimers, overleden in 1887. De foto van dat graf staat gelukkig nog afgebeeld in het bovengenoemde boek.
Enkele andere gietijzeren kruisen waren gebroken. Nu staat er nog slechts één volledig overeind, nl. dat van de schenker van de grond voor de uitbreiding van het kerkhof in 1877, G.J. te Vaarwerk op ‘Vaarwark’ (géén voorouder). Want dat zie je ook bij de oude monumenten: de boerderijnamen worden vermeld: Baak op Hiddink, Olminkhof op Jonge Scholte (in één geval afgekort tot ‘J.S.’), Te Vaarwerk op Biesenbeek, enz.. Wie kent die tegenwoordig nog, nu alle huizen een adres hebben? ‘Ik heete Beezebekke, maor laot mi-j Te Vaarwerk schrieven’. Zo ging dat vroeger, toen men wel de boerderijnamen kende, maar niet (of minder) de familienaam.
Op het kerkhof zijn drie oorlogsgraven te vinden en enkele pastoorsgraven op een speciaal voor hen ingericht deel. Maar het oudste pastoorsgraf ligt helemaal in de noordwestelijke hoek. Het is het graf van de tweede pastoor van de na-reformatorische parochie Eibergen, J.A. Abbing, overleden in 1835. De kerkhofkapel is een ontwerp van architect Alfred Tepe en is omstreeks 1877 op het nieuw verworven deel van het kerkhof gebouwd. In mijn jeugd had het kapelletje of Calvariegroep nog een leien dak. Nu is het voorzien van een gemetseld spitsje. Vóór de kapel lag tot 2003 de grafsteen van wat wel Eibergs belangrijkste pastoor was: Petrus van den Hurk (1866-1903), bouwer van kerken in Rekken (1872) en Eibergen (1876), weldoener van het St.-Antoniusgesticht voor kleuteronderwijs, naaischool en later ook gezondheids- en ouderenzorg (1901). Slechts één, vervallen, graf herinnert aan de aanwezigheid in Eibergen van de Zusters van Boxmeer. Tenslotte maakte hij katholiek lager onderwijs mogelijk in Eibergen met de bouw van de St.-Jozefschool. Zijn grafsteen is in 2003 verplaatst naar de pastoorsgraven om plaats te maken voor een monument voor ongedoopt overleden kinderen. Hoewel er zeer terecht aandacht gekomen is voor hun nagedachtenis, is de verplaatsing van Van den Hurks grafsteen vanuit cultuurhistorisch oogpunt een verkeerde beslissing geweest.
Op het kerkhof ligt ook I.B.P Bouquié begraven, die in 1834 op de noordoever van de Berkel in Mallem een weverij oprichtte voor 150 wevers. Zijn sterk vervallen fabriek staat er nog steeds en is vooral uitwendig en in de kapconstructie een monument. Het is zeker de oudste nog bestaande textielfabriek in de huidige gemeente Berkelland en mogelijk zelfs in de Achterhoek. Bouquié overleed in 1855.
Het eenvoudige graf van de weduwe Ch.B. Karnebeek-Backs, is het eveneens waard om in stand te worden gehouden. Zij werd bekend onder de naam ‘Chrissemeuje’. Zij overleed op 110-jarige leeftijd in 1959 en was daarmee lange tijd de oudste inwoner van Nederland. Een verbleekt fotootje prijkt op de grafsteen. Nationaal was de belangstelling voor haar verjaardagen na de 100 groot. Zelfs het indertijd beroemde koor ‘Mastreechter Staar’ maakt voor een van haar verjaardagen een omweg via de Holterhoek waar zij woonde. Op de internet zijn foto’s te vinden van verwijzingsbordjes met daarop alleen de naam ‘Chrissemeuje’.
Het kerkhof wordt goed onderhouden door de vrijwilligers van de inmiddels voormalige St.-Mattheusparochie. Een zeer aandachtige rondgang over het kerkhof zal ongetwijfeld nog veel meer verhalen aan het licht brengen over de mensen die er begraven zijn en bijzonderheden over de grafstenen. Grootste zorgpunt: wie neemt de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de niet meer onderhouden monumentale graven en graftekens?
Bennie te Vaarwerk