Het markenboek van Gelselaar, dat begint in 1674, bevat enkele verrassingen die dat eigenlijk ook niet hoeven te zijn. Want de laatste jaren treden de ‘Gelstersen’ her en der in de regio en niet te vergeten in Gelselaar zelf, op met het hoeden of drijven van ganzen. Hoewel ik het fenomeen van het ganzen hoeden in de Borculose markenboeken nog niet eerder zag, hoeft het voorkomen in de waterrijke omgeving niet te verbazen. Groenlo heeft zijn Ganzenmarkt. Maar Gelselaar spant tot nu toe de kroon. In 1680 bepalen de geërfden van de buurschap Gelselaar, dat elk vol erf (grote boerderij) 30, elk half erf 20 en elke ‘kaeter’ (keuterboer) (toch nog) 15 ganzen mag houden in het Gelselaarse Broek, mits Geesteren hetzelfde zou doen. Om te voorkomen dat het aantal uit de hand zou lopen werd ondervoogd Jan Böemer tot opzichter benoemd. Jaarlijks op of na St.-Jacob (25 juli) moesten de ganzen worden geteld. Overtreders werden behoorlijk gestraft: elke gans teveel werd verbeurd verklaard en de overtreder moest bovendien een halve goldgulden betalen. Bepaald geen gering bedrag! In 1751 werd besloten dat niet-gerechtigden in de mark voor het houden van 10 ganzen jaarlijks15 stuivers moesten betalen. Wanneer zij niet betaalden, mochten de schutters (die belast waren met de inname van het geld) de ganzen schutten (in beslag nemen) of ze zelfs ‘doodtslaan’, zoals de geërfden op 26 augustus van dat jaar besloten. Een bewerking van het markenboek is binnenkort te downloaden vanaf www.heerlijkheidborculo.nl