Deze week kon men in de regionale kranten lezen dat het voor de jeugd nog steeds gemakkelijk is om alcoholhoudende drank te kopen in de supermarkten. In vergelijking met een kleine eeuw geleden is de huidige jeugd nog braaf. Wie zegt dat vroeger alles beter was?
In 1918 voerde de Gezondheidscommissie ‘Lochem’, waartoe o.a. de gemeenten Eibergen, Neede en Borculo behoorden, een onderzoek uit naar de rook- en drinkgewoonten van schoolkinderen. Daaruit bleek dat 32,7% van de 2214 schooljongens op 39 (lagere) scholen rookten: ‘de meesten nu en dan, doch ook vele wekelijks, vooral des Zondags, voornamelijk sigaretten, doch ook sigaren, terwijl eenigen een pijp rookten en een paar zelfs tabak pruimden.’ Het onderzoek naar het alcoholgebruik door schoolkinderen van 5 tot 13 jaar (jongens en meisjes) leverde op dat 30% van hen ‘zo nu en dan gebruik maakten van alcoholische dranken, meestal het zogenaamde ‘rood, (bessen- of frambozenliqueur) op visites, bruiloften en kermissen, enz. Slechts zeer enkele leerlingen geregeld wekelijks.’ Vooral na het verlaten van de (lagere) school werd steeds meer gerookt. Dat hoefde geen verwondering te wekken, aldus de lokale geneesheren die de Gezondheidscommissie vormden, omdat men ‘kinderen van 13 jaar en wat ouder bij dans- en drankaangelegeneheden zoo naar het schijnt maar straffeloos toelaat.’