Wij zijn er nog niet aan gewend, maar in het buitenland (Engeland, Frankrijk) is het al heel lang gewoon: monumentale gebouwen (bewust) laten vervallen en als ruïne laten voort bestaan. Onlangs las ik in de liberale krant NRC een artikel over monumentale ruïnes. Dat wordt ook in Nederland actueel in een tijdsgewricht waarin de overheid zijn handen aftrekt van de monumentenzorg en deze verbindt aan economisch rendement. Ook de economische crisis speelt daarin een rol. Vertaald in Berkellandse termen betekent dit dat de gemeente in de toekomst waarschijnlijk alleen (Europees/Gelders) geld in monumenten in Borculo en directe omgeving investeert. In de verdere omgeving van Borculo – de hoofdkern van ‘Rutteland’ – zijn al lang signalen zichtbaar van het bewust laten vervallen van monumenten. In de gemeente, die neoliberaler dan Rutte wil zijn, kunnen we daar al voorbeelden van zien: het sterke verval van het rijksmonument erve Niënhuis in Beltrum, het verdwijnen van de laatste restanten van havezate Mensink in Geesteren – overigens al begonnen ten tijde van de oude gemeente Borculo -, het passieve optreden van de gemeente na de brand bij het voormalige café de Krekel in het historische centrum van Eibergen, de voormalige fabriek aan de Haaksbergseweg in Eibergen en recent de vergeefse oproep tot behoud van (een deel van) de voormalige Beltrumse zuivelfabriek. De gemeente denkt pas mee als er ook een particulier/bedrijf is dat bereid is te investeren. Dat is nu het probleem van Berkelland: weinig grote bedrijven en/of particulieren zijn daartoe bereid of in staat daarin te investeren. Gevolg: steeds meer verval. Cultuurhistorie blijft ook onder neoliberale verhoudingen meer dan alleen economisch rendement, anders verarmd de gemeente en krijgen we Amerikaanse toestanden met veel leegstand, vandalisme en verval. Kortom, een gemeente waar het bepaald niet goed toeven is.
Wel vindt de gemeente het behoud van niet-zichtbare resten van de zgn. circumvallatielinie van het beleg van Groenlo uit 1627 van belang. Daarvoor bleek het zelfs mogelijk het tracé van de nieuwe N18 aan te passen. En dat terwijl de meeste inwoners niets aan het behoud hebben. Het is zelfs de vraag of de Grollenaren er zelf wat aan hebben. Kortom Berkelland moet het schaarse geld niet in onzichtbare Grolse monumenten en verder verbording investeren, maar in het behoud en onderhoud van de eigen monumenten.
In geen van de heringedeelde Achterhoekse gemeenten is het bestuurlijk centralisme zo sterk ontwikkeld als in Berkelland. De oude Sovjet-Unie zou er jaloers op geweest kunnen zijn. Waar in de andere gemeenten de (grote) kernen nog min of meer gelijkwaardig zijn, is dat in Berkelland vanaf het begin niet de bedoeling geweest. Ruurlo en – in mindere mate – Borculo zijn er voor de rijke mensen, Neede en Eibergen voor de sociaal minder bedeelden. Het toerisme draait om Borculo, hoe lelijk die plaats ook is als je er langs rijdt of erin rijdt. De zuivelfabriek domineert de skyline. Het stadje zelf, inclusief de kerk, dateert grotendeels van na 1925, toen de stormramp ertoe leidde dat juist in de kern de rooilijnen werden verlegd en dus niet meer het eeuwenoude stratenpatroon volgden. En nu worden de verschillen tussen de ‘hoofdstad’ e.o. en de rest van de gemeente ook zichtbaar in de monumentenzorg. De gemeente laat dat vastleggen in een nieuwe cultuurhistorische gebiedsbeschrijving. Tegen het concept heeft de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo, na verschillende malen tevergeefs aangedrongen te hebben op verbeteringen, ernstige bedenkingen en heeft daarom verdere medewerking beëindigd.