Oude jaarrekeningen, ik schreef het al eerder, zijn een rijke bron van informatie. In Nordrhein-Westfalen is men zelfs zo ver, dat er dit jaar een studiedag gewijd wordt aan het belang van die rekeningen voor de stads- en dorpsgeschiedenis. In Gelderland mis ik zo’n aanjaagfunctie bij het Gelders Erfgoed. Maar dat terzijde.
De vandaag gepubliceerde bewerking van de rekening van de Heerlijkheid Borculo over 1674 is daarop geen uitzondering. Deze rekening is aanzienlijk korter is dan de rekening van 1580-1581, die in 2008 door de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo als Bronnenpublicatie 6 werd uitgegeven. De rekening over 1674 omvat in de transcriptie slechts 8 tegenover destijds 119 bladzijden. De rekening is naar tegenwoordige maatstaven verre van compleet. Zo worden niet alle inkomsten en uitgaven vermeld. We weten dat de graven van Limburg Stirum voortdurend in geldnood zaten. Dat blijkt ook uit deze rekening, hoewel de schulden niet vermeld worden. We zien wel dat een hele reeks aan pachtgoederen verpand is. De ‘pandheren’ krijgen daarom ook de pacht. Die verpanding betreft de goederen Lubberdinck, Ruller, Holtvooght, Vorckinck, Huijninck, Lerinck, de Hoff te Lintvelde, Velthuijs, Welinck, Aamschot, Weninkmole, Werninck, Hunnelinck, Bleecken, Negberink, Wunnekink, de Hoff te Haerlo, Geerdinck, Bruijninck, Biezebeek, Butz, Poppink, de havezate Borg in Rekken, Meerbeek, Odink en Horst. Ook de Nieuwe Molen op de Berkel in Olden Eibergen is in pand uitgedaan. Dat alles heeft tot gevolg dat Otto van Limburg Stirum, de heer van Borculo ten tijde van de rekening, veel inkomsten moet missen. Het is dan ook geen wonder dat de rentmeester de rekening met een flink tekort moet sluiten. De watermolen van Borculo wordt, zo blijkt, ’ten dienste van de hofholdinge geholden’. Bovendien trekken de Armen van Borculo er elk kwartaal acht molder rogge uit. Honger hoefden die in Borculo niet te lijden. De Needse windmolen was ook in pand uitgegeven. De pacht werd betaald aan de Deventer burgemeester Boekholt, die ook veel andere Borculose goederen in pand had. Hij was een belangrijke crediteur van de heer van Borculo. Overigens, het dure onderhoud van de molen bleef wel voor rekening van de heer.
De inkomsten komen vooral uit de verpachting van landerijen in de omgeving van kasteel en stad: de Hagen, Hambroek, Deugenweerd. Voorts uit belastingheffing (kannenaccijns), tienden, garfpachten en pachtvarkens. Tenslotte uit de Borculose koren- en oliemolens. Opvallend is dat de beide dochters van de heer, Amalia Louise Wilhelmina en Maria Ursula, als ‘zakcent’ de pachten uit het Borculose percelen de Appelhof, de Wildbaan en uit de Hof te Vaarwerck (250 gulden) trokken. Dus ook die inkomsten liep de heer mis. Waar de zoons van leefden, wordt nergens vermeld.
Aan de uitgavenkant vallen vooral de kosten voor (onderhoud van) de molens van Borculo en Neede op, de hofhouding, salarissen (rentmeester: 200 gulden), drank (bij bijna alle gelegenheden), reparaties van bruggen en Avinksluis. Een bijzondere vermelding is de nieuwbouw van een boerderij van vijf gebond (gebinten) op ‘Groote Cormelinck’ (Groot Kormelink) in Olden Eibergen. Het oude huis was afgebrand. De kosten daarvan bedroegen maar liefst 524 gulden en was daarmee de grootste (genoteerde) uitgavenpost dat jaar.